Melding Marechaussee mag gebruikt worden door het CBR

Geplaatst op: 14 maart 2024

Ook meldingen die afkomstig zijn van de Marechaussee mogen door het CBR worden gebruikt om een maatregel op te leggen. Dat zien we in de uitspraak van de Voorzieningenrechter Limburg 12 februari 2021, ECLI:NL:RBLIM:2021:1189:

De voorzieningenrechter overweegt dat uit artikel 159, aanhef en onder a, van de Wvw 1994 in samenhang bekeken met artikel 141, aanhef en onder c, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) blijkt dat de door de minister van Veiligheid en Justitie in overeenstemming met de minister van Defensie aangewezen militairen van de Koninklijke Marechaussee belast zijn met de opsporing van de feiten, strafbaar gesteld in de Wvw 1994. Artikel 4, eerste lid, van de Politiewet somt de politietaken op die aan de Koninklijke Marechaussee zijn opgedragen. Het vierde lid van artikel 4 van de Politiewet bepaalt dat, hoewel bevoegd tot de opsporing van alle strafbare feiten, de militair van de Koninklijke Marechaussee die is aangewezen krachtens artikel 141 Sv zich onthoudt van optreden anders dan in het kader van de uitvoering van zijn politietaken, bedoeld in het eerste lid. Uit de memorie van toelichting op de Politiewet 2012 (Kamerstukken II, 2006/07, 30 880, nr. 3, p. 46) volgt dat is beoogd om de Koninklijke Marechaussee wat betreft haar opsporingsbevoegdheid in dezelfde positie te brengen als de politie. Het tweede deel van het vierde lid van artikel 4 houdt dan ook niet meer in dan een instructienorm. De rechtmatigheid van het optreden van een militair van de Koninklijke Marechaussee kan niet met een beroep op deze bepaling worden aangevochten.

Gelet op het voorgaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat de verbalisant van de Koninklijke Marechaussee bevoegd was tot de opsporing van feiten die strafbaar zijn gesteld in de Wvw 1994 en dus ook tot de staandehouding van verzoeker in de onderhavige zaak.

Lees meer >


Vrijspraak in strafzaak; hoe zit het nu met de CBR cursus of het onderzoek?

Geplaatst op: 20 juni 2023

Regelmatig krijgen wij zaken van clienten die zelf geen bezwaar hebben aangetekend tegen een besluit van het CBR waarbij een cursus of een onderzoek werd opgelegd, of dat ze wel bezwaar hebben gemaakt, maar niet door hebben gezet naar beroep of hoger beroep. Later worden ze dan vrijgesproken door de politierechter of wordt de strafzaak geseponeerd. Ze willen dan ook de kosten van de cursus of het onderzoek terug krijgen of nog hier onderuit komen als ze het nog niet gedaan hebben en daardoor bijvoorbeeld het rijbewijs ongeldig is geworden. Hoe werkt dat?

Lees meer >


CBR moet binnen 6 maande een beslissing nemen

Geplaatst op: 29 november 2021

Het CBR is wel verplicht om binnen 6 maanden na de datum van de overtreding een beslissing te nemen.

Overschrijding van de termijn van vier weken als bedoeld in artikel 131, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 is geen fatale termijn volgens vaste rechtspraak van de Afdeling. De termijnoverschrijding van zes maanden van artikel 3, derde lid, van de Regeling is wel fataal, maar in het onderhavige geval is er sprake van een uitzondering, omdat in de aard van de zaak gelegen omstandigheden de termijnoverschrijding rechtvaardigen nu de melding pas later uit Duitsland kwam.  (tECLI:NL:RBLIM:2021:4371).

Lees meer >


Identiteit bestuurder moet met voldoende zekerheid komen vast te staan

Geplaatst op: 21 juni 2021

Het is naar vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling), waaronder de uitspraak van 26 juli 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1991, zo  dat het opleggen van een bestuursrechtelijke maatregel  door het CBR los staat van een (eventuele) strafrechtelijke procedure. In een bestuursrechtelijke procedure behoeft de aan de betrokkene verweten gedraging, anders dan in het strafrecht, niet wettig en overtuigend te worden bewezen. Voor het opleggen van een maatregel is het voor het CBR voldoende dat op basis van de geconstateerde feiten met voldoende mate van zekerheid komt vast te staan dat betrokkene onder invloed van alcohol als bestuurder van een motorvoertuig is opgetreden. Daarvoor is niet noodzakelijk, zo volgt uit eveneens vaste rechtspraak, waaronder de uitspraak van de Afdeling van 24 december 2019, ECLI:NL:RVS:2019:4402, dat de betrokkene als bestuurder staande wordt gehouden. Ook op andere wijze kan de identiteit van de bestuurder met voldoende zekerheid komen vast te staan.

  • Zie ook 7 maart 2018, ECLI:NL:RVS:2018:756:  het opleggen van een rijgeschiktheidsonderzoek is een bestuursrechtelijke maatregel ter bevordering van de verkeersveiligheid, die los staat van een (eventuele) strafrechtelijke procedure. In de bestuursrechtelijke CBR-procedure, is het anders dan in het strafrecht, niet noodzakelijk dat de gedraging die de betrokkene wordt verweten wettig en overtuigend wordt bewezen. Voor het opleggen van een rijgeschiktheidsonderzoek is het voor het CBR voldoende dat op basis van de geconstateerde feiten met voldoende mate van zekerheid komt vast te staan dat verzoeker onder invloed van alcohol (en/of drogerende middelen) als bestuurder van een motorvoertuig is opgetreden.

    Lees meer >


CBR te laat met nemen beslissing gezondheidsverklaring

Geplaatst op: 21 juni 2019

Het is een chaos bij het CBR en daardoor zijn ze structureel te laat met het nemen van een beslissing op een gezondheidsverklaring. De gevolgen voor de betrokkene zijn hoog. Vaak wordt het rijbewijs tussentijds weer ongeldig verklaard, waardoor men in de problemen komt met het werk en allerlei financiële problemen dreigen. Het CBR trekt zich daar echter niets van aan. 

Lees meer >


Direct contact met een advocaat?
Meld gratis en vrijblijvend uw zaak aan.
Zaak aanmelden