CBR moet rijbewijs teruggeven bij alcoholslot

Eindelijk is het zover. Het alcoholslotprogramma is definitief van de baan, ook voor personen die al voor langere tijd aan het alcoholslot vastzitten. Via een kort geding kunt u van het alcoholslot afkomen. Dit volgt uit een uitspraak van het gerechtshof Den Haag, van 3 november 2015, ECLI:NL:GHDHA:2015:2975. Pas wel op: het gaat om een individuele beoordeling van personen die niet deelnamen aan het alcoholslotprogramma en daardoor hun rijbewijs voor 5 jaar ongeldig zou zijn. Dit is een belangrijke overwinning op het CBR.

Rijbewijs terug bij alcoholslot via eigen verklaringsprocedure

Een betere optie is om een eigen verklaring aan te vragen via het CBR. U krijgt dan een onderzoek bij een psychiater opgelegd. Wanneer u goed door dit onderzoek komt, krijgt u het rijbewijs direct terug:

> Zie ook: stappenplan om rijbewijs snel terug te krijgen na alcoholslotprogramma

Het hof overwoog het volgende:

“3.4
Over de duur van de ongeldigheid van de rijbewijzen heeft het CBR in aparte brieven (niet in de ASP-besluiten zelf) geschreven dat wanneer niet aan het ASP wordt deelgenomen, het CBR de Eigen verklaring niet in behandeling kan nemen en geen Verklaring van geschiktheid afgeeft “tot vijf jaar na het opgelegde ASP-besluit”. Alleen die termijn van vijf jaar uit die brieven is bij de beoordeling van de onderhavige vorderingen aan de orde. Dat de rijbewijzen op 17 juli 2012 ([appellant 2]) respectievelijk 1 juli 2014 ([appellant 1]) ongeldig zijn verklaard en dat een ASP werd opgelegd, blijft met de vordering feitelijk ongemoeid voor de situatie tot op heden.

3.5
Een (vaste) termijn van vijf jaren is niet bij of krachtens de wet geregeld. Artikel 132c en artikel 132d WVW bepalen dat de duur van het ASP twee jaar is, met verlengingsmogelijkheden van telkens zes maanden. Artikel 132 WVW regelt dat het CBR bij gebreke van de medewerking aan een ASP tot ongeldigverklaring van het rijbewijs van de houder besluit, maar noemt geen termijn voor de duur van de ongeldigheid. In het artikel 97 lid 5 van het Reglement rijbewijzen is opgenomen dat vervolgens gedurende een periode van ten hoogste vijf jaren na die ongeldigverklaring geen verklaring van geschiktheid wordt geregistreerd.

3.6
Bij [appellanten] houdt het CBR de volle termijn van vijf jaren aan. Naar het voorlopig oordeel van het hof is dat in het geval van zowel [appellant 2] als van [appellant 1] gelet op hun huidige situatie onrechtmatig, vanwege de hierna onder 3.7 en 3.8 ([appellant 2]) respectievelijk 3.7 en 3.10 ([appellant 1]) genoemde omstandigheden tezamen en in onderling verband.

3.7
Het was kennelijk de bedoeling van de wetgever dat degene aan wie een ASP wordt opgelegd (anders dan diegenen bij wie het rijbewijs zonder meer ongeldig wordt verklaard) in de gelegenheid blijft een motorrijtuig te besturen. De Afdeling verwijst ook naar deze bedoeling. De mogelijkheid een voertuig te blijven besturen en de in de ogen van de wetgever aanvaardbare kosten – die overigens later aanzienlijk hoger dan geprognostiseerd bleken – van het ASP zijn van wezenlijk belang geweest voor de wijze waarop het ASP werd geregeld, aldus de Afdeling.

Ten aanzien van alleen [appellant 2] overweegt het hof voorts:
3.8.1
[appellant 2] heeft sinds 2013 geen werk meer. Hij bezit geen auto. Hij heeft een bijstandsuitkering. Het is aannemelijk dat hij vanuit de bijstand ook de komende twee jaren geen eigen auto en ASP kan betalen. De verplichting aan het ASP deel te nemen komt dus in het geval van [appellant 2] neer op ongeldigverklaring van het rijbewijs voor vijf jaar omdat het alternatief van het alcoholslot voor hem feitelijk niet (meer) bereikbaar is. Daarom zal het educatieve doel van het ASP bij [appellant 2] niet met het ASP-besluit worden bereikt, terwijl het effect van de maatregel zich uitstrekt over een langere periode dan de twee jaar waarvoor het ASP hem in beginsel werd opgelegd. Hij behoort dus tot de gevallen waarover de Afdeling heeft geoordeeld dat de gevolgen van het ASP onevenredig zijn (zie overweging 5.2, hiervoor geciteerd onder 1.9).
3.8.2
Op grond van het strafrecht is aan [appellant 2] een strafrechtelijke sanctie opgelegd en geëxecuteerd voor hetzelfde feit. Het rijbewijs van [appellant 2] is sinds zeven dagen na 17 juli 2012 ongeldig (zonder dat hij een ander rijbewijs heeft gekregen), dus thans reeds langer dan drie jaren. Gelet op deze duur waarvoor hem iedere rijbevoegdheid voor personenauto’s is afgenomen, is dit een ‘criminal sanction’ (EHRM 13 december 2005, nr. 73661/01, Nilsson vs Zweden). [appellant 2] ondergaat dus momenteel voor de tweede maal een straf voor het begaan van hetzelfde feit.
3.8.3
[appellant 2] heeft zich inmiddels (na het delict en met hulp van de gemeente) laten omscholen tot E-Commerce medewerker. De heer […] (met wie de omscholingsovereenkomst was gesloten) heeft laten weten dat er voldoende kansen liggen voor een baan mits [appellant 2] een rijbewijs heeft. Dit laatste heeft [appellant 2] onderbouwd met een sollicitatie-afwijzing per e-mail d.d. 22 januari 2015 waarin is geschreven dat de voorkeur naar een ander uitgaat omdat het voor de functie van belang is dat de medewerker in het bezit is van een geldig rijbewijs. Het is daarom voor hem van groot belang dat hij nu zijn rijbewijs terug krijgt. Met rijbewijs heeft hij momenteel een reële kans uit de bijstand te komen en weer zelf in zijn eigen levensonderhoud te voorzien, zonder rijbewijs heeft hij die kans nauwelijks.
3.8.4
Het CBR heeft niet aangevoerd waarom het rijbewijs nu níet, maar over twee jaren (aan het einde van de vijf jaarstermijn) wél aan [appellant 2] kan worden teruggegeven (anders dan dit zou volgen uit het ASP-besluit van 17 juli 2012). Om het rijbewijs gedurende de ten hoogste toegestane termijn van vijf jaren niet terug te geven, lijkt ingegeven door een vermoeden van ongeschiktheid dat alleen is gebaseerd op het, voor [appellant 2] onomkeerbare, gegeven dat hij in juni 2012 als beschonken autobestuurder niet meewerkte aan een ademanalyse onderzoek.
3.8.5
De minister heeft bij de vervallen verklaring van artikel 17 van de Regeling overwogen dat geen nieuwe maatregel wordt opgelegd aan diegenen bij wie de ASP-beslissing nog niet onherroepelijk was geworden omdat die mensen al wel ten minste zes maanden te maken hebben gehad met de gevolgen van het ASP. Ook [appellant 2] heeft ten minste zes maanden te maken gehad met de gevolgen van het ASP.

3.9
Door vorenstaande feiten en omstandigheden tezamen worden de bezwaren tegen het vasthouden aan het ongeldig blijven van het rijbewijs gedurende de volle termijn van vijf jaren zo klemmend dat dit, naar voorlopig oordeel van dit hof, onrechtmatig is. Het hof zal daarom bij wijze van voorlopige voorziening gebieden dat thans aan [appellant 2] zijn rijbewijs zonder oplegging van het ASP wordt teruggegeven.

Ten aanzien van alleen [appellant 1] overweegt het hof voorts:
3.10.1
Voor zijn werk als kassenbouwer moet [appellant 1] veel spullen kunnen vervoeren zoals lange beglaasplanken, isolatiemateriaal en verschillende soorten gereedschap. Dit is niet mogelijk met het openbaar vervoer. Zijn situatie viel daarom mogelijk onder “gevallen waarin het ASP onevenredige gevolgen heeft” genoemd door de Afdeling in de tweede alinea van haar overweging 5.2 (hiervoor geciteerd onder 1.9). In de kennisgeving bij het ASP-besluit had het CBR aan [appellant 1] geschreven, achteraf gezien onjuist, dat het indienen van een bezwaarschrift omdat het rijbewijs nodig is voor werk, geen zin had.
3.10.2
[appellant 1] heeft thans geen auto meer. Hij heeft niet de financiële middelen voor deelname aan het ASP. Momenteel heeft hij voor zijn gezin (bijna) geen inkomsten. Het ziet er niet naar uit dat hij, zonder rijbewijs, voldoende inkomen kan verwerven om de kosten van een auto met een ASP te dragen. De verplichting aan het ASP deel te nemen komt dus in het geval van [appellant 1] neer op ongeldigverklaring van het rijbewijs voor vijf jaar omdat het alternatief van het alcoholslot voor hem feitelijk niet (meer) bereikbaar is. Daarom zal het educatieve doel van het ASP bij [appellant 1] niet met het ASP-besluit worden bereikt, terwijl het effect van de maatregel zich gaat uitstrekken over een langere periode dan de twee jaar waarvoor het ASP hem in beginsel werd opgelegd. In zijn huidige situatie behoort hij dus tot de “gevallen” waarover de Afdeling heeft geoordeeld dat de gevolgen van het ASP onevenredig zijn (zie overweging 5.2).
3.10.3
Op grond van het strafrecht is aan [appellant 1] een strafrechtelijke sanctie opgelegd en geëxecuteerd voor het onderhavige feit. Daarbij was hem de rijbevoegdheid ontzegd voor (niet meer dan) drie maanden. Het ASP-besluit ziet op hetzelfde feit. Het rijbewijs van [appellant 1] is sinds zeven dagen na 1 juli 2014 ongeldig (zonder dat hij een ander rijbewijs heeft gekregen), dus thans reeds langer dan een jaar en drie maanden. Gelet op de duur waarop hem iedere rijbevoegdheid voor personenauto’s is afgenomen, is dit naar het oordeel van het hof een ‘criminal sanction’ (vgl. EHRM 13 december 2005, nr. 73661/01, Nilsson vs Zweden). [appellant 1] ondergaat dus momenteel voor de tweede maal een straf voor het begaan van hetzelfde feit.
3.10.4
Aanvankelijk hebben zijn vriendin en schoonmoeder Hooglander naar werkopdrachten gereden, maar dit bleek ondoenlijk. Opdrachtgevers van Hoogelanden hebben hem inmiddels laten weten dat zij enkel bereid zijn hem nieuwe opdrachten te geven indien hij wederom in het bezit komt van een rijbewijs zodat hij materialen kan vervoeren met hun bedrijfswagens. [appellant 1] heeft dus op dit moment een zeer groot belang bij teruggave van zijn rijbewijs. Wanneer hij dit nu terug krijgt kan hij zijn werk, waarvan hij afhankelijk is om te kunnen voorzien in het levensonderhoud van hem en zijn gezin, behouden en anders niet.
3.10.5
Het CBR heeft niet aangevoerd waarom het rijbewijs nu níet, maar aan het einde van de periode van vijf jaren wél aan [appellant 1] kan worden teruggegeven (anders dan dat dit zou volgen uit het ASP-besluit van 1 juli 2014). Het niet teruggeven van het rijbewijs gedurende de ten hoogste toegestane termijn van vijf jaren, lijkt ingegeven door het vermoeden van ongeschiktheid dat alleen is gebaseerd op het, voor [appellant 1] onomkeerbare, gegeven dat hij op 5 juni 2014 met 610 µg/l reed onder invloed van alcohol.
3.10.6.
De minister heeft bij de vervallen verklaring van artikel 17 van de Regeling overwogen dat geen nieuwe maatregel wordt opgelegd aan diegenen bij wie de ASP-beslissing nog niet onherroepelijk was geworden omdat die al wel ten minste zes maanden te maken hebben gehad met de gevolgen van het ASP. Ook [appellant 1] heeft ten minste zes maanden te maken gehad met de gevolgen van het ASP.

3.11
Door vorenstaande feiten en omstandigheden tezamen worden de bezwaren tegen het vasthouden aan het ongeldig blijven van het rijbewijs gedurende de volle termijn van vijf jaren zo klemmend dat dit, gezien de bijzonderheden van het geval, naar voorlopig oordeel van dit hof, onrechtmatig is. Het hof zal daarom bij wijze van voorlopige voorziening gebieden dat thans aan [appellant 1] zijn rijbewijs zonder oplegging van het ASP wordt teruggegeven.

Ten aanzien van [appellanten] overweegt het hof voorts:
3.12
Het CBR heeft als verweer aangevoerd dat de voorziening waar [appellanten] om verzoeken geen voorlopig karakter heeft, nu zij vorderen dat hun rijbewijs aan hen wordt teruggegeven zonder oplegging van het ASP. Het hof passeert dit verweer. Teruggave van een geldig rijbewijs zonder oplegging van het ASP (dus zonder de beperking van een 103-rijbewijs), is niet onomkeerbaar. Indien in een bodemprocedure wordt uitgemaakt dat de langere inhouding van het rijbewijs in een of beide onderhavige gevallen wel rechtmatig is, kunnen de rijbewijzen weer door het CBR worden ingenomen en de ongeldigheden weer worden geregistreerd.

3.13
Het bestreden vonnis zal worden vernietigd. Het CBR zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het geding in eerste aanleg en in hoger beroep. Onder de proceskosten zijn begrepen de nog te maken nakosten (waarvoor onderstaande veroordeling een executoriale titel geeft). Ingevolge artikel 237, derde lid Rv blijft de vaststelling van de proceskosten in dit arrest beperkt tot de vóór dit arrest gemaakte kosten. Voor zover [appellanten] de proceskosten in eerste aanleg reeds hebben voldaan aan het CBR, wordt het CBR veroordeeld tot terugbetaling ervan, nu Hooglander c.s. dit (onbestreden) hebben gevorderd.”

Rijbewijs terug na alcoholslot?

< Terug naar Meer informatie alcoholslotprogramma
Direct contact met een advocaat?
Meld gratis en vrijblijvend uw zaak aan.
Zaak aanmelden