Bezwaar tegen alcoholslotprogramma na onderzoek naar de rijgeschiktheid

Wanneer u door het onderzoek naar de rijgeschiktheid heen komt, en dus geschikt wordt bevonden door de psychiater, zal het CBR daarna in bepaalde gevallen nog een alcoholslotprogramma aan u opleggen. Dit volgt uit de wet. Het indienen van een bezwaarschrift tegen dat besluit zal enkel zinvol zijn wanneer er sprake is van een van de in de wet genoemde uitzonderingen, maar ook wanneer u meent dat ten onrechte door het CBR eerder het onderzoek naar de rijgeschiktheid is opgelegd. Dit volgt uit een uitspraak van de Raad van State van 30 oktober 2013, ECLI:NL:RVS:2013:1770.

De Raad van State overweegt in de uitspraak het volgende:

“De rechtbank heeft overwogen dat aan [wederpartij], bij wie twijfel bestaat over de vraag of zij als bestuurder van een motorrijtuig is opgetreden, welke twijfel het CBR niet door het verrichten van nader feitenonderzoek en/of het horen van getuigen uit de wereld heeft willen helpen, achteraf gezien geen onderzoek naar de geschiktheid had mogen worden opgelegd. [wederpartij] kwam daarmee in een systeem terecht waarin sowieso een maatregel zou volgen, hetgeen naar het oordeel van de rechtbank in haar geval niet gerechtvaardigd was nu zij niet is betrapt op rijden onder invloed en zij volgens de keurend psychiater geen alcoholprobleem heeft. Nu niet is vastgesteld dat [wederpartij] als bestuurder van een motorrijtuig is opgetreden, is het bepaalde bij en krachtens artikel 130 en verder van de Wvw 1994 ten onrechte op haar toegepast, aldus de rechtbank.

4. Het CBR betoogt in de eerste plaats dat de rechtbank ten onrechte heeft beoordeeld of de feiten waarop het onderzoek naar de geschiktheid is gebaseerd het vermoeden van ongeschiktheid als bedoeld in artikel 130, eerste lid, van de Wvw 1994 rechtvaardigen. Aan de orde is een besluit tot het opleggen van een asp na een onderzoek. Het CBR voert aan dat indien de uitslag van het onderzoek geen aanleiding geeft tot ongeldigverklaring van het rijbewijs, dit, op grond van artikel 134, zevende lid, van de Wvw 1994 en artikel 17, eerste lid, aanhef en onder g, van de Regeling, dwingend leidt tot het opleggen van een asp. Het asp is aldus niet opgelegd wegens het vermoeden van ongeschiktheid, maar wegens de uitslag van het op 25 april 2012 door [wederpartij] ondergane onderzoek. De rechtbank mocht de aannemelijkheid van de feiten waarop het onderzoek naar de geschiktheid is gebaseerd derhalve niet opnieuw beoordelen.

Voorts betoogt het CBR dat de rechtbank ten onrechte deze feiten onvoldoende aannemelijk heeft geacht. Het CBR stelt zich op het standpunt dat aannemelijk is dat [wederpartij] onder invloed van alcohol een auto heeft bestuurd.

4.1. De Afdeling is van oordeel dat de feiten waarop het besluit tot het opleggen van het onderzoek naar de geschiktheid is gebaseerd ook aan het besluit tot het opleggen van het asp ten grondslag liggen. In overeenstemming met het systeem van de Wvw 1994 en de Regeling is aan dat besluit ten grondslag gelegd dat [wederpartij] op 16 december 2011 onder invloed van alcohol als bestuurder van een auto is opgetreden en dat de uitslag van het op grond daarvan ingevolge artikel 23, eerste lid, van de Regeling opgelegde onderzoek geen aanleiding geeft tot ongeldigverklaring van het rijbewijs. Daarvan uitgaande ziet de Afdeling geen grond voor het oordeel dat de rechtbank de aannemelijkheid van deze feiten niet opnieuw mocht beoordelen. Daarbij neemt de Afdeling in aanmerking dat het besluit tot het opleggen van het asp een nieuw besluit is dat op zichzelf ook op deugdelijk vastgestelde feiten moet berusten.

< Terug naar Meer informatie alcoholslotprogramma
< Terug naar Meer informatie onderzoek naar de rijgeschiktheid (bij alcohol)
Direct contact met een advocaat?
Meld gratis en vrijblijvend uw zaak aan.
Zaak aanmelden