Eisen onderzoek CDT
Geplaatst op: 11 juni 2019Voor de beoordeling van de geschiktheid bij de keuringen voor een vermoeden op alcoholmisbruik wordt er bloedonderzoek verricht door diverse laboratoria in het land. Vanaf 01-01- 2019 vindt een verandering plaats voor een van de belangrijkste waarden voor deze keuringen. Voor de CDT methode bestaan er diverse onderzoeken met elke hun eigen normaalwaarden. Vanuit de klinisch chemici is er gestreefd naar een standaardisatie van het resultaat van deze testen. Deze standaardisatie heeft plaatsgevonden en dit is vastgelegd in een beleidswijziging:
Lees meer >
Beslissing CBR te laat heeft helaas geen gevolgen
Geplaatst op: 28 mei 2019Lees meer >
Termijnbeperking geschiktheid CBR bij alcohol
Geplaatst op: 04 juni 2018In navolging van de keuringsartsen hanteert het CBR een vuistregel als uitgangspunt bij de beoordeling of redelijke grond bestaat voor de verwachting dat de aanvrager slechts aan de bij ministeriele regeling vastgestelde eisen met betrekking tot lichamelijke en geestelijke geschiktheid voldoet voor een daarbij te bepalen termijn. Deze vuistregel houdt in dat personen na een recidiefvrije periode van een jaar geschikt worden geacht voor een termijn van een jaar. Daarna zullen deze personen bij het voortdurend uitblijven van (het vermoeden van) alcoholmisbruik voor een termijn van drie jaar geschikt worden geacht, vervolgens voor vijf jaar en uiteindelijk voor onbepaalde tijd. Het is vaste jurisprudentie van de Afdeling (onder meer de uitspraak van 3 december 2008 in zaak nr. 200802335/1) dat die vuistregel in het algemeen niet onredelijk is, vlg o.a. ECLI:NL:RVS:2014:42.
Lees meer >
Betrokkene moet alternatieve oorzaak verhoogd CDT aantonen
Geplaatst op: 05 mei 2018Het is aan een betrokkene zelf om aannemelijk te maken dat hij tot een kleine minderheid van personen behoort bij wie een verhoogde CDT-waarde een andere oorzaak heeft dan alcoholmisbruik (vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 29 augustus 2007, ECLI:NL:RVS:2007:BB2523). De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat [appellant] niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij het CDG-syndroom heeft. Uit de in bezwaar door [appellant] overgelegde brief van internist-infectioloog Ellebroek volgt dat Ellebroek geen alternatieve verklaring voor de verhoogde CDT-waarde heeft kunnen vinden. [appellant] heeft met die brief niet aannemelijk gemaakt dat de verhoogde CDT-waarde een andere oorzaak heeft dan alcoholmisbruik en hij heeft dat ook anderszins niet aannemlijk gemaakt. Gelet op het voorgaande bestaat geen grond voor het oordeel dat het CBR [appellant] een alternatief onderzoek had moeten aanbieden (RvS, 21 maart 2018, ECLI:NL:RVS:2018:982)
Ernstige persoonlijkheidsstoornis maakt nog niet ongeschikt voor het rijbewijs
Geplaatst op: 02 april 2018bij voorlopige voorziening
Het CBR heeft het rijbewijs van betrokkene ongeldig verklaard omdat betrokkene een ernstige persoonlijkheidsstoornis heeft waarbij nog geen sprake is van de vereiste stabiele periode van een jaar.
Personen met een ernstige persoonlijkheidsstoornis zijn op grond van de regelgeving niet per definitie ongeschikt voor het rijbewijs. In dit geval heeft het CBR niet gesteld of onderbouwd dat de andere voorwaarden voor ongeschiktheid zijn vervuld, en heeft de rechtbank daarvoor ook geen aanwijzing gevonden in de dossierstukken. Overigens vermeldt de toepasselijke regelgeving niet een verplichte recidiefvrije periode van een jaar. De rechtbank heeft het CBR opgedragen een nieuw besluit te nemen op het bezwaarschrift. Het CBR zal de conclusies van het onderzoek en de wettelijke eisen concreet moeten vertalen naar de geschiktheid of ongeschiktheid van betrokkene voor het rijbewijs.
Bij het psychiatrisch onderzoek van betrokkene zijn geen bijzonderheden geconstateerd, afgezien van de enigszins bagatelliserende en externaliserende indruk die betrokkene op de keurend psychiater maakte. Sindsdien is ruim een jaar verstreken. Ter zitting heeft betrokkene verklaard dat het onverkort beter met haar gaat en daarvoor is steun te vinden in verklaringen van een psychiater en van de huisarts. Gelet op deze stand van zaken in samenhang met de gegrondverklaring van het beroep heeft de rechtbank aanleiding gezien een voorlopige voorziening te treffen. De rechtbank heeft het CBR opdracht gegeven het rijbewijs binnen acht dagen aan betrokkene terug te geven in afwachting van het nieuwe besluit (Rb Breda, 15 februari 2010, ECLI:NL:RBBRE:2010:BL9508).