Alcoholslot buiten toepassing gelaten wegens een onbillijkheid van overwegende aard
In deze zaak was door het CBR een alcoholslotprogramma opgelegd aan een vrouw die in een auto was gestapt en de sleutel in het contact had gedaan, maar de motor nog niet had gestart. Zij kon niet wegrijden wegens een lekke band, maar had bij de politie wel verklaard dat zij voornemens was om weg te rijden. Bij alcoholonderzoek werd een alcoholgehalte van 455μg/l = 1,047 promille vastgesteld. Omdat zij nog beginnend bestuurder was, legde het CBR aan haar een alcoholslotprogramma op. De rechter vond dit echter een te zware maatregel gelet op alle omstandigheden van het geval en besloot de beslissing van het CBR zolang op te schorten wegens een onbillijkheid van overwegende aard (Rb Noord-Nederland, 10 oktober 2013, ECLI:NL:RBNNE:2013:6160)
Onbillijkheid van overwegende aard
Nu het bepaalde in artikel 17, eerste lid, aanhef en onder b van de Regeling, aan de orde is, hetgeen een dwingendrechtelijk geformuleerd algemeen verbindend voorschrift is, is het CBR in beginsel gehouden tot het opleggen van het alcoholslotprogramma. Dat kan alleen anders zijn als sprake is van strijd met een hoger wettelijk voorschrift of een algemeen rechtsbeginsel, als een onbillijkheid van overwegende aard.
Het artikel kan buiten toepassing worden gelaten wegens een onbillijkheid van overwegende aard. Een dergelijke toetsing van regelgeving aan ongeschreven rechtsbeginselen is mogelijk, maar zal volgens vaste jurisprudentie zeer terughoudend moeten zijn en zal er slechts in uitzonderlijke gevallen toe kunnen leiden dat verweerder gehouden is tot het buiten toepassing laten van de betreffende bepaling.
Overwegingen rechtbank
De rechtbank bepaalt uiteindelijk dat het artikel wel buiten toepassing moet worden gelaten:.
“De voorzieningenrechter is van oordeel dat sprake is van een dergelijk uitzonderlijk geval. Daartoe is het volgende redengevend.
De bestuurdershandelingen van verzoekster zijn, naar moet worden aangenomen, beperkt gebleven tot het plaatsnemen achter het stuur en het omdraaien van het contact teneinde de auto van het stuurslot te krijgen. Daartoe werd besloten, zo heeft verzoekster ter zitting verklaard omdat de auto, in de straat waar slechts eenrichtingverkeer was toegestaan, ander verkeer blokkeerde. Verzoekster en [naam mede verdachte] waren op dat moment al op de hoogte van het feit dat de auto een lekke band had. Verzoekster mag dan weliswaar de intentie hebben gehad om de auto, aangeduwd door alleen [naam mede verdachte], vijf meter te verrijden de stoep op, deze intentie was echter, gelet op de lekke band van het voertuig, vrijwel onmogelijk tot uitvoering te brengen.
Niet betwist is dat het voertuig in het geheel niet van zijn plaats is geweest.
De verkeersveiligheid is naar het oordeel van de voorzieningenrechter door vorenomschreven bestuurdershandelingen van verzoekster niet in geding geweest.
Verder is van belang dat verzoekster geen relevante justitiële documentatie heeft en zij het rijbewijs nodig heeft voor werk en het zoeken naar werk, waarvoor een rijbewijs is vereist.
5.8
Op grond van al deze genoemde omstandigheden is de voorzieningenrechter van oordeel dat het bezwaar van verzoekster een goede kans van slagen heeft. Verweerder zal zich, zo wordt ingeschat, gehouden zien om de bepalingen over het alcoholslotprogramma buiten toepassing te laten, omdat toepassing in dit concrete en uitzonderlijke geval achterwege dient te worden gelaten wegens een onbillijkheid van overwegende aard.”
In sommige zaken loont het derhalve de moeite om de beslissing van het CBR zeker aan te vechten wanneer er sprake is van zodanige uitzonderlijke omstandigheden dat het onbillijk zou zijn wanneer het CBR toch zou blijven vasthouden aan de oplegging van de maatregel.
< Terug naar Algemene verweren< Terug naar Meer informatie alcoholslotprogramma