Vrijspraak in strafzaak; hoe zit het nu met de CBR cursus of het onderzoek?

Regelmatig krijgen wij zaken van clienten die zelf geen bezwaar hebben aangetekend tegen een besluit van het CBR waarbij een cursus of een onderzoek werd opgelegd, of dat ze wel bezwaar hebben gemaakt, maar niet door hebben gezet naar beroep of hoger beroep. Later worden ze dan vrijgesproken door de politierechter of wordt de strafzaak geseponeerd. Ze willen dan ook de kosten van de cursus of het onderzoek terug krijgen of nog hier onderuit komen als ze het nog niet gedaan hebben en daardoor bijvoorbeeld het rijbewijs ongeldig is geworden. Hoe werkt dat?

Herzieningsverzoek na vrijspraak of sepot

Het antwoord op die vraag is niet eenvoudig. Het probleem is vaak dat het besluit van het CBR eigenlijk onaantastbaar is geworden omdat de bezwaar- en beroepstermijnen zijn verstreken. U kunt de cursus of het onderzoek of de ongeldigverklaring van het rijbewijs dan eigenlijk niet meer aanvechten. Dat had eerder gemoeten.
Er is echter een escape; als er een novum is, kunt u een herzieningsverzoek indienen bij het CBR en bij een afwijzing daarvan kunt u in bezwaar- en in beroep gaan.
Dit zijn echter lastige procedures.

Hoe werkt dat herzieningsverzoek

Een herzieningsverzoek is een verzoek aan het CBR om de zaak opnieuw te beoordelen. Kijkend naar de jurisprudentie inzake herzieningsverzoeken wil dat af en toe nog wel slagen. Dit lukt echter niet bij alle vrijspraken of sepots. Duidelijk moet worden vastgesteld dat de vrijspraak of het sepot het gevolg is van fouten die zijn gemaakt tijdens het politieonderzoek en dat daardoor zodanige twijfel is gereden dat – achteraf bezien – kan worden gezegd dat het onderzoek of de cursus ten onrechte aan de betrokkene is opgelegd.

Een voorbeeld zien we in de uitspraak van de Afdeling (ECL:NL:RVS:2021:961). In deze zaak overweegt de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State het volgende:

“3.4.    De Afdeling is van oordeel dat [appellant] door in beroep de processen-verbaal van de zittingen bij de politierechter over te leggen, aanvullend bewijs heeft geleverd van zijn stelling dat hij niet de bestuurder is geweest. Daarmee is sprake van nieuwe feiten en omstandigheden die aanleiding moeten geven tot heroverweging van het besluit van 12 september 2018. Vaste rechtspraak is dat de bestuursrechter in de regel niet is gebonden aan het oordeel van de strafrechter. Hier is echter niet alleen een aantekening mondeling vonnis overgelegd, maar ook aanvullend bewijs waarop de strafrechter zijn vrijspraak heeft gebaseerd. Er is verder sprake van een nauw verband tussen de feiten die in de strafprocedure zijn beoordeeld en die in deze bestuursrechtelijke procedure moeten worden beoordeeld. De vrijspraak gaat immers over dezelfde rechtsvraag, namelijk of [appellant] de bestuurder was, en het standpunt van het CBR steunt op dezelfde bewijsmiddelen als waarover de politierechter beschikte. De Afdeling ziet daarom geen ruimte voor het CBR om zonder een nadere motivering af te wijken van het oordeel van de politierechter.”

In deze zaak blijkt dus duidelijk dat iemand ten onrechte als bestuurder is aangemerkt. In zo’n geval wil de rechter instemmen met een herzieningsverzoek.

 

< Terug naar Algemene verweren
Direct contact met een advocaat?
Meld gratis en vrijblijvend uw zaak aan.
Zaak aanmelden