Termijnen in de CBR-procedure
In de CBR-procedure gelden niet veel (fatale) termijnen. Toch is het van belang dat u weet welke termijnen er kunnen spelen zonder hierop in bezwaar en beroep verweer kan worden gevoerd.
Termijn mededeling artikel 130 WVW
De termijn waarbinnen de mededeling ex artikel 130 WVW aan het CBR moet worden gedaan bedraagt 6 maanden. Dit is af te leiden uit artikel 3 lid 3 van de Regeling maatregelen rijvaardigheid en rijgeschiktheid 2011:
“Het meest recente feit, bedoeld in artikel 2, is ten tijde van de mededeling niet langer dan zes maanden geleden geconstateerd. Indien het een mededeling betreft van de officier van justitie inzake bijlage 1, onder IV, dient de mededeling uiterlijk binnen zes maanden nadat de laatste afdoening onherroepelijk is geworden, te worden gedaan. Een uitzondering is slechts mogelijk, indien in de aard van de zaak gelegen omstandigheden dit rechtvaardigen.”
Termijn opleggen maatregel CBR
Het CBR dient binnen 4 weken na ontvangst van de mededeling ex. artikel 130 WVW een beslissing op te nemen inzake de op te leggen maatregel.
Bezwaartermijn
Wanneer bezwaar is ingesteld tegen een beslissing van het CBR, dient het CBR binnen 6 weken te beslissen. Deze termijn van 6 weken vangt aan vanaf de dag nadat de bezwaartermijn is verstreken. Het CBR mag de eenmalig de termijn voor de afhandeling van het bezwaar verlengen met 6 weken. Om een voorbeeld te geven: Besluit CBR d.d. 1 april 2014. Bezwaar mogelijk tot 14 juni. Stel bezwaar ingediend op 30 mei, dan gaat de beslistermijn van het CBR toch pas op 15 juni lopen, tot 28 juli, en kan deze eenmalig met 6 weken worden verlengd tot 8 september.
Overzicht termijnen per maatregel
Het CBR heeft zelf een handig overzicht gemaakt van de verschillende termijnen per maatregel: Termijnen Vorderingsprocedure.
Termijnen CBR-onderzoek
De procedure van het CBR-onderzoek door een psychiater kan wel tot 26 weken in beslag nemen. Dit is mede afhankelijk van hoe snel u de kosten van het onderzoek betaalt en wanneer u terecht kunt bij de psychiater. Toch is het niet altijd verstandig om direct de kosten van het onderzoek te betalen (zie: www.onderzoeknaarderijgeschiktheid.nl)
Na het onderzoek gelden de volgende termijnen:
Termijnen | |
Psychiater voor het opmaken en insturen van het rapport | 8 weken |
CBR voor het nemen van een beslissing | 4 weken |
Het gaat hier niet om fatale termijnen, maar termijnen van orde. Dit betekent dat aan een overschrijding van deze termijnen geen rechtsgevolgen verbonden kunnen worden. In feite zijn deze termijnen voor het CBR dus niet meer dan een algemene beleidsregel, die men probeert na te streven..
> Meer informatie termijn uitslag onderzoek psychiater CBR
Geen fatale termijnen
Deze termijnen zijn geen fatale termijnen. Het is dus niet zo dat, wanneer deze termijnen worden overschreden, het CBR geen beslissing meer kan nemen. Dit volgt uit een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 3 april 2000, ECLI:NL:RVS:2000:AA5586:
“2.1. In artikel 134, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW 1994) is, voor zover hier van belang, bepaald dat appellant zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen vier weken na ontvangst van de bevindingen van de deskundige of de deskundigen, de uitslag van het onderzoek vaststelt en van deze uitslag mededeling doet aan betrokkene.”Ingevolge artikel 12, aanhef en onder b, van de Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid besluit appellant tot ongeldigverklaring van het rijbewijs als bedoeld in artikel 134, derde lid, van de WVW 1994 indien de uitslag van het onderzoek, respectievelijk het tweede onderzoek, inhoudt dat betrokkene niet voldoet aan de bij ministeriële regeling vastgestelde eisen met betrekking tot de lichamelijke en geestelijke geschiktheid voor het besturen van een of meer categorieën van motorrijtuigen.
2.2. Niet in geschil is, en ook de Afdeling gaat daarvan uit, dat in dit geval de in artikel 134, eerste lid, van de WVW 1994 genoemde termijn is overschreden. Anders dan de president heeft overwogen, brengt overschrijding van die termijn niet met zich dat appellant niet meer bevoegd is om de uitslag van het onderzoek vast te stellen. De bewoordingen van artikel 134, eerste lid, leiden niet tot de conclusie dat sprake is van een fatale termijn. In die bepaling worden aan termijnoverschrijding geen gevolgen verbonden. De systematiek van de vorderingsprocedure in de artikelen 130 tot en met 134 van de WVW 1994 noch de geschiedenis van de totstandkoming van die artikelen, bieden steun voor het oordeel van de president. Uit de parlementaire stukken kan worden afgeleid dat de beslistermijnen voor appellant in die bepalingen zijn opgenomen met het oog op een in het belang van de verkeersveiligheid slagvaardiger optreden tegen verkeersgevaarlijke overtredingen in het algemeen en een verscherpte aanpak van alcoholovertredingen in het bijzonder (Tweede Kamer, vergaderjaar 1990-1991, 22030, nr. 3, p. 43 en volgende). Uit het voorgaande volgt dat de president ten onrechte heeft geoordeeld dat het bestreden besluit wegens overschrijding van de termijn in artikel 134, eerste lid, van de WVW 1994 is genomen in strijd met artikel 12, aanhef en onder b, van de Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid en reeds daarom dient te worden vernietigd.”
Evenwel heeft de Voorzieningenrechter in Breda recent nog een gunstige uitspraak gedaan bij het opleggen van een maatregel na meer dan 6 maanden.
“De voorzieningenrechter ziet op dit moment onvoldoende aanleiding om mee te gaan met het standpunt van het CBR over de zes maanden-termijn. De voorzieningenrechter heeft daarbij gekeken naar de tekst van artikel 3, derde lid, van de Regeling én de toelichting op dit artikel (Staatscourant 23 mei 2000, nr. 99). Het feit dat in de Regeling is opgenomen dat alleen bij uitzondering kan worden afgeweken van de zes maanden-termijn, lijkt er op te duiden dat er wel degelijk sprake is van een fatale termijn. Bovendien is het voor de voorzieningenrechter de vraag of verzoeker er ná zes maanden op had hoeven rekenen dat het CBR nóg een keer een besluit zou nemen naar aanleiding van de alcoholcontrole van 8 april 2018.” (rb Zeeland West-Brabant, 5 februari 2019, ECLI:NL:RBZWB:2019:414).
Er zit dus nog wel muziek in een verweer terzake termijnoverschrijding. Gewoon proberen dus!
Wilt u hulp bij het maken van bezwaar omdat het CBR over de termijnen gaat? Neem dan contact met ons op of meld meteen uw zaak aan via de website.
< Terug naar Algemene verweren