Ontkenning bestuurderschap

Als er bij een snelheidsovertreding geen staandehouding heeft plaatsgevonden, kan er twijfel ontstaat over het bestuurderschap. Dat kan onder omstandigheden reden zijn dat het CBR onder die omstandigheden geen maatregel mocht opleggen.

Uit de uitspraak van de Afdeling van 14 november 2018, ECLI:NL:RVS:2018:3712, volgt dat met voldoende zekerheid moet zijn komen vast te staan dat de betrokkene als bestuurder is opgetreden. Daarvoor is echter niet noodzakelijk dat de betrokken bestuurder staande wordt gehouden. Ook op andere wijze kan de identiteit van de bestuurder met voldoende zekerheid komen vast te staan. In het geval de vaststelling van het CBR is gebaseerd op de constatering van een verbalisant, opgenomen in een op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakt proces-verbaal waarin gemotiveerd is beschreven dat de verbalisant de bestuurder positief heeft herkend, mag het CBR daar in beginsel op afgaan. Dat is anders wanneer er aanleiding bestaat voor redelijke twijfel aan de in het proces-verbaal opgenomen waarneming van de verbalisant.

Het ligt dus steeds aan de feiten en omstandigheden van het geval, zoals verwoord in het proces-verbaal.

  • In ECLI:NL:RVS:2019:4402 ging het om een motorrijder die wegreed en een helm droeg. Hij ontkende dat hij gereden had, maar de verbalisanten omschreven dat ze client herkende en hij ook bij het later aantreffen glimlachte toen hij werd aangesproken. Dat vond de Afdeling voldoende.
< Terug naar Algemene verweren
< Terug naar Meer informatie EMG
< Terug naar Meer informatie LEMG
Direct contact met een advocaat?
Meld gratis en vrijblijvend uw zaak aan.
Zaak aanmelden