Machinale of handmatige oogtest bij verklaring geschiktheid CBR?

In deze zaak ging het om een verklaring van geschiktheid met betrekking tot de sterkte van de ogen (visus). Betrokkene (eiser in de zaak) mist zijn linkeroog en lijdt aan pseudofakie en diabetische retinopathie van het rechteroog. Met het oog op verlenging van zijn rijbewijs heeft hij op 24 juli 2012 een verklaring van geschiktheid aangevraagd. Naar aanleiding daarvan heeft het CBR (verweerder) eiser onderworpen aan een gezichtsveldonderzoek, uitgevoerd door de door verweerder aangewezen oogarts R.P.C. Rademakers. Op het keuringsformulier van 24 juli 2012 heeft oogarts Rademakers ingevuld dat uit een oogtest volgens de confrontatiemethode is gebleken dat het gezichtsveld ongestoord is en heeft hij geadviseerd dat eiser voor rijbewijscategoriëen A/B/BE vijf jaar geschikt is. Voorts heeft de oogarts op dit formulier opgemerkt: “Gezichtsveld volgens Goldmann (confrontatie): volledig ongestoord. Met behulp van perimetrie wat afwijkend ten gevolge van de lasercoagulatie (idem 2007) ”.

Het CBR had echter, ondanks dat oogarts Rademakers had geadviseerd eiser geschikt te verklaren, niettemin geen Verklaring voor geschiktheid afgegeven. Het CBR was namelijk van mening dat de resultaten van een eerder afgenomen oogtest uit 2007, uitgevoerd volgens de zogenaamde Estermanmethode, dienen te prevaleren boven de resultaten van de door oogarts Rademakers in 2012 afgenomen test. Uit die Estermantest is naar voren gekomen dat eisers gezichtsveld zodanig slecht is, dat hij niet voldoet aan de voor hem geldende eisen uit de Regeling eisen geschiktheid 2000 (de Regeling). Verweerder vindt dat de Estermantest uit 2007 dient te prevaleren omdat deze, in tegenstelling tot de test die de oogarts in 2012 heeft afgenomen, machinaal is en dus nauwkeuriger. De test die oogarts Rademakers in 2012 heeft afgenomen, is een test volgens de zogenaamde ‘confrontatiemethode’ en wordt volledig handmatig uitgevoerd.

Estermantest

De Estermantest is een binoculaire (twee-ogige) statische techniek en wordt uitgevoerd met behulp van een apparaat (perimeter) dat het gezichtsveld door het aanbieden van stimuli (oplichtende LED-lampjes) meet.

De test volgens de confrontatiemethode wordt ook wel de Donderstest genoemd en wordt volledig handmatig, zonder behulp van apparatuur, uitgevoerd. Het is een kinetische test. De testpersoon en de examinator nemen plaats tegenover elkaar, bedekken respectievelijk het linker- en het rechteroog en de examinator houdt vervolgens de handen perifeer in het vlak exact tussen beiden. Hij beweegt de handen in dat vlak en zo wordt – kort gezegd – diens zicht met het zicht van de testpersoon vergeleken.

Eerste uitspraak rechtbank

De rechtbank heeft in haar uitspraak van 6 augustus 2013 als volgt geoordeeld:

“Eiser heeft aangevoerd dat de Esterman test niet toereikend en niet geschikt is om in zijn geval het gezichtsveld te bepalen, omdat het een binoculaire test is, terwijl eiser maar één oog heeft. Daarnaast heeft eiser gesteld dat ook een monoculaire Esterman-test in zijn geval niet geschikt zou zijn, omdat zijn retina ten gevolge van een laserbehandeling minder gevoelig is voor een test middels oplichtende LED-lampjes. Verder heeft eiser erop gewezen dat uit de Regeling niet blijkt welke test gebruikt moet worden en Rademakers hem wel geschikt heeft geacht op basis van de confrontatietest.

(…)

De rechtbank is van oordeel dat verweerder het bestreden besluit onvoldoende heeft gemotiveerd. Zij overweegt daartoe als volgt.

Vaststaat dat noch in het Reglement noch in de Regeling en de daarbij behorende bijlage is neergelegd welke test moet worden gebruikt om het gezichtsveld te meten. Ook is daarin niet bepaald welke test de meest geschikte is. Wel vloeit uit het Reglement voort dat keuring van de aanvrager plaatsvindt door een door het CBR aangewezen arts of andere deskundige. Dat betekent dat het in beginsel aan de arts of deskundige is om – vanuit zijn expertise of deskundigheid – te bepalen welke test in voorkomend geval de meest geschikte is. De stelling van verweerder dat het advies van oogarts Rademakers strijdig is met de ter zake van belang zijnde dwingendrechtelijke regelgeving gaat reeds hierom niet op.

In het onderhavige geval heeft de door verweerder aangewezen arts, oogarts Rademakers, op 24 juli 2012 gekozen voor keuring door middel van een confrontatiemethode. Gelet op de ter zitting door partijen gegeven toelichting begrijpt de rechtbank dat de oogarts in het keuringsformulier weliswaar van de Goldmann-test spreekt, maar daarmee feitelijk op de test volgens Donders doelt. In beide gevallen gaat het om manueel uitgevoerde testen. Voorts staat vast dat oogarts Rademakers naar aanleiding van de door hem uitgevoerde test heeft geconcludeerd dat het gezichtsveld van eiser ongestoord is en heeft geadviseerd eiser voor categorie A/B/BE voor vijf jaar geschikt te achten.

Verweerder heeft zijn besluit gemotiveerd met de stelling dat – kort gezegd – de Esterman-test, zijnde een machinale test, veel nauwkeuriger resultaten oplevert dan de manueel uitgevoerde test volgens Donders. Verweerder is daarom van mening dat hij gehouden is de uitslag van de in 2007 uitgevoerde binoculaire Esterman-test te laten prevaleren boven de uitslag van de in 2012 uitgevoerde Donders-test. (…) De rechtbank constateert verder dat verweerder in het bestreden besluit in het geheel niet is ingegaan op het feit dat eiser slechts over gezichtsvermogen in één oog beschikt en in het verlengde daarvan niet heeft gemotiveerd waarom een binoculaire test voor eiser desalniettemin geschikt zou zijn dan wel waarom in eisers geval de uitslag van een binoculaire test dient te prevaleren. Voorts is verweerder niet ingegaan op de gemotiveerde stelling van eiser dat ook een monoculaire Esterman-test – ervan uitgaande dat deze überhaupt beschikbaar is – in zijn geval ontoereikend is.

Zoals de rechtbank reeds heeft overwogen vloeit uit de toepasselijke wet- en regelgeving, anders dan verweerder kennelijk veronderstelt, geen algemene regel voort, die inhoudt dat de uitslag van een machinaal uitgevoerde test altijd dient te prevaleren boven de uitslag van een manueel uitgevoerde test. Zulks dient per geval te worden beoordeeld en die beoordeling is in eerste instantie aan de door verweerder aangewezen arts of deskundige. Hoewel denkbaar is dat er situaties zijn, waarin de uitslag van een machinaal uitgevoerde test betrouwbaarder moet worden geacht dan de uitslag van een manueel uitgevoerde test, is evengoed denkbaar dat er gevallen zijn, waarin zulks niet opgaat. De rechtbank is van oordeel dat eiser met de door hem in dit verband aangevoerde argumenten terecht de vraag heeft opgeworpen waarom in zijn geval – eiser heeft slechts in één oog gezichtsvermogen – de uitslag van een binoculair uitgevoerde machinale test zou moeten prevaleren. Verweerder heeft de gemotiveerde stellingen van eiser in onvoldoende mate weersproken.”

De rechtbank heeft vervolgens verweerder de opdracht gegeven een nieuw besluit te nemen met inachtneming van de uitspraak.

Het nieuwe besluit op bezwaar van het CBR

In het nieuwe besluit op bezwaar heeft het CBR eisers bezwaar opnieuw ongegrond verklaard. Volgens verweerder is niet van belang dat de Estermantest binoculair is, omdat de test het totale gezichtsveld meet en het niet uitmaakt of dat gezichtsveld wordt bereikt met één of twee ogen. Verder stelt verweerder in het bestreden besluit dat hoewel eiser aangeeft dat zijn retina (netvlies) minder gevoelig is voor een test met oplichtende LED-lampjes, eiser geen gelijkwaardig tegenonderzoek heeft ingediend op grond waarvan kan worden getwijfeld aan de uitslag van de Estermantest. De Donderstest kan niet als gelijkwaardig aan een echte gezichtsveldmeting worden aangemerkt omdat deze minder precies is. Verweerder verwijst ter onderbouwing hiervan naar een niet nader geduide bron geheten “Nederlands Oogheelkundig Gezelschap, werkgroep ergoftalmologie, “Keuringseisen gezichtsvermogen”. Het is de rechtbank ambtshalve gebleken dat die gebruikte bron een pagina van genoemde werkgroep op het internet betreft.

Tweede uitspraak rechtbank

De rechtbank is van oordeel dat verweerder met het nieuwe besluit op bezwaar niet heeft voldaan aan de opdracht die zij verweerder in de uitspraak van 6 augustus 2013 heeft gegeven. Daartoe heeft de rechtbank als volgt overwogen:

“Nog steeds is niet voldoende gemotiveerd waarom in het geval van eiser de uitslag van de Estermantest dient te prevaleren boven de – voor eiser positieve – uitslag van de Donderstest. Verweerder heeft zich, ook ter zitting, op het standpunt gesteld dat het voor hem onmogelijk is om de Verklaring van geschiktheid af te geven, aangezien er niet aan voorbij kan worden gegaan dat eiser volgens de resultaten van de Estermantest uit 2007 niet voldoet aan de wettelijke eisen uit de Regeling. Verweerder miskent daarbij echter dat eiser gemotiveerd heeft gesteld dat de resultaten van die test in zijn specifieke geval onbruikbaar zijn, nu hij slechts over één oog beschikt en dat ene oog bovendien de LED-lampjes waar de test gebruik van maakt, minder goed kan waarnemen door de laserbehandeling die hij eraan heeft ondergaan.

Oogarts Rademakers heeft uitdrukkelijk verklaard (brief van 19 maart 2013) dat de verlaagde gevoeligheid van eisers retina als gevolg van de laserbehandeling, die de afwijkingen in de machinale test heeft veroorzaakt, geen enkele betekenis heeft voor de praktijk. In een brief die oogarts Rademakers in het onderhavige beroep (gedateerd 25 oktober 2013) heeft ingediend, bevestigt hij dat eerdere oordeel: “Inderdaad kan (…) na lasercoagulatie een beperkte daling van de lichtgevoeligheid ontstaan. Het niet waarnemen van zeer beperkte lichtintensiteit hoeft niet per definitie een teken te zijn van een onvoldoende perifeer blikveld.” In beide brieven stelt hij voorts dat een binoculaire test bij eiser niet kan worden uitgevoerd omdat hij maar één oog heeft.

Aldus heeft eiser (deskundig) onderbouwd gesteld dat de Estermantest voor hem niet geschikt is. Verweerder heeft daartegenover enkel een eigen interpretatie tot het tegendeel gesteld en heeft daaraan geen oordeel van een deskundige ten grondslag gelegd. Dat levert onvoldoende betwisting op van eisers stelling dat de Estermantest niet geschikt is om zijn gezichtsveld te testen. Verweerders betoog dat het vaker voorkomt dat oogartsen zaken verklaren die niet in overeenstemming zijn met de regelgeving en dat hij volgens vaste jurisprudentie in zo’n geval gehouden is om de Verklaring van geschiktheid te weigeren, miskent derhalve dat in dit geval op geen enkele wijze is komen vast te staan dat de conclusies van oogarts Rademakers strijdig zijn met de regelgeving.

Verweerder heeft gesteld dat indien oogarts Rademakers op het keuringsformulier niet de aanvullende opmerking “Met behulp van perimetrie wat afwijkend ten gevolge van de lasercoagulatie (idem 2007)” had geplaatst, er geen reden was geweest om de Estermantest uit 2007 erop na te slaan en deze ten grondslag te leggen aan het bestreden besluit. Verweerder heeft (ook in het verweerschrift) gesuggereerd dat oogarts Rademakers een bepaalde reden moet hebben gehad om nog terzijde op te merken dat de resultaten van de machinale (Esterman)test wel afwijkingen vertoonden. Voor zover verweerder hiermee bedoeld heeft te stellen dat oogarts Rademakers kennelijk niet achter zijn eigen conclusie tot geschiktverklaring van eiser stond, is de rechtbank van oordeel dat verweerder daarin niet kan worden gevolgd. Zoals uit het voorgaande blijkt, heeft oogarts Rademakers immers meermalen uitdrukkelijk verklaard dat de testafwijkingen als gevolg van de laserbehandeling geen betekenis voor de praktijk hebben.

Verweerder heeft verder nog gesteld dat uit de Regeling impliciet volgt dat bij afwijkingen machinaal dient te worden gemeten en niet handmatig, omdat in de Regeling waarden (verweerder noemt een voorbeeld van 90 graden) worden genoemd die met een handmatige test nimmer te meten zijn. Dat moge zo zijn, maar kan niet afdoen aan de hiervoor vastgestelde omstandigheid dat bij eiser nu eenmaal geen afwijkingen zijn vastgesteld tijdens de handmatige test. Zoals verweerder heeft bevestigd, wordt vanwege de hoge kosten die een machinale test met zich brengt, standaard eerst handmatig getest. Pas bij daaruit naar voren komende afwijkingen wordt een machinale test additioneel uitgevoerd. In dit geval waren er bij de handmatige test geen afwijkingen; eisers gezichtsveld was ongestoord. Al zou dus uit de Regeling, zoals verweerder betoogt, dwingend voortvloeien dat bij afwijkingen machinaal (verder) moet worden getest, dan nog raakt dit eisers geval, waar handmatig geen afwijkingen bestonden, niet, en kan één en ander evenmin afdoen aan zijn gemotiveerde stelling dat de machinale test niet voor hem geschikt is.

Uit het voorgaande volgt dat het bestreden besluit geen stand kan houden en dat eisers beroep opnieuw gegrond dient te worden verklaard. Het bestreden besluit zal worden vernietigd. De rechtbank zal verweerder niet opdragen een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eiser nu verweerder – na daartoe uitdrukkelijk in de gelegenheid te zijn gesteld – er andermaal blijk van heeft gegeven niet in staat te zijn om een deugdelijke motivering te geven. Gelet hierop dient er thans van te worden uitgegaan dat er voor verweerder geen ruimte meer bestaat anders te besluiten dan door honorering van de aanvraag van eiser om de Verklaring van geschiktheid. De rechtbank zal dan ook het primaire besluit van 2 november 2012 herroepen en bepalen dat verweerder aan eiser de Verklaring van geschiktheid verstrekt.”

Volledige uitspraak rechtbank Oost-Brabant, 29 januari 2014, ECLI:NL:RBOBR:2014:334

 

< Terug naar Meer informatie onderzoek naar de rijgeschiktheid (medische redenen)
Direct contact met een advocaat?
Meld gratis en vrijblijvend uw zaak aan.
Zaak aanmelden