Grenswaarden rijden onder invloed bij drugs

Niet bij ieder gebruik van bepaalde drugs, is daarmee de rijvaardigheid in gevaar. Dat is een belangrijke vaststelling omdat het er vaak wel op lijkt dat psychiaters in het kader van het CBR onderzoek naar drugs daarvan uitgaan. In een wetsvoorstel “Wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 in verband met het verbeteren van de aanpak van het rijden onder invloed van drugs (Kamerstukken II, nr. 30324, Voorstel van Wet), kwam ik de volgende relevante teksten tegen.

De meest gebruikte drugs in Nederland zijn cannabis (marihuana en hasj), opiaten (heroïne, morfine), cocaïne, amfetaminen, middelen die chemisch verwant zijn aan amfetaminen (zoals MDEA en MDMA) en GHB. Uit de hierboven genoemde onderzoeken is de negatieve invloed van deze stoffen op de rijvaardigheid gebleken.

Een van de argumenten vóór het stellen van gedragsgerelateerde grenswaarden ligt in het verlengde van het voorgaande. Met het stellen van die grenswaarden wordt voorkomen dat iemand bestraft kan worden voor het rijden onder invloed van drugs, terwijl hij wetenschappelijk gezien geen gevaar voor de verkeersveiligheid vormt. Gebleken is dat mensen bijvoorbeeld ook na vele uren sporen van afbraakproducten van THC in hun bloed kunnen hebben indien zij eerder cannabis hebben gebruikt, of van benzoylecgonine indien zij eerder cocaïne tot zich hebben genomen, en toch niet onder een zodanige invloed van die stoffen zijn dat dit een nadelig effect heeft op hun gedrag in het verkeer. Het zou tot onverkwikkelijke situaties kunnen leiden indien er wel van zou worden uitgegaan dat iedere bestuurder die drugs heeft gebruikt, strafbaar is, ongeacht of hij wel of niet door het innemen van die drugs een gevaar voor de verkeersveiligheid vormt.

De adviescommissie stelt voor dat:

  • in geval van de drugs ‘amfetamine, methamfetamine, cocaïne, MDMA, MDEA en MDA’ de meetbare stof ‘amfetamine, metamfetamine, cocaïne, MDMA, MDEA respectievelijk MDA’ in het bloed van de bestuurder niet hoger mag zijn dan 50 microgram per liter bloed.
  • Indien amfetamineachtige middelen in combinatie zijn gebruikt, mag het totale gehalte in het bloed van de bestuurder van de bij de middelen vermelde meetbare stoffen, niet hoger zijn dan 50 microgram per liter bloed.
  • in geval van cannabis de meetbare stof tetrahydrocannabinol niet hoger mag zijn hoger dan 3,0 microgram per liter bloed
  • in geval van heroïne en morfine de meetbare stof morfine niet hoger mag zijn dan 20 microgram per liter bloed en dat in geval van GHB, gamma butyrolacton, 1,4-butaandiol de meetbare stof GHB niet hoger mag zijn dan 10 microgram per liter bloed.

Het gelijktijdig gebruik van een drug en alcohol of een geneesmiddel of van een combinatie van drugs leidt tot een sterkere negatieve beïnvloeding van de rijvaardigheid dan het enkelvoudig gebruik van een drug, alcohol of een geneesmiddel. Experimenteel onderzoek en epidemiologisch onderzoek tonen dit aan.

(zie https://zoek.officielebekendmakingen.nl/dossier/30324/stcrt-2011-16916?resultIndex=0&sorttype=1&sortorder=4)

< Terug naar Meer informatie onderzoek naar de rijgeschiktheid (drugs)
Direct contact met een advocaat?
Meld gratis en vrijblijvend uw zaak aan.
Zaak aanmelden