Ernstige persoonlijkheidsstoornis maakt nog niet ongeschikt voor het rijbewijs
bij voorlopige voorziening
Het CBR heeft het rijbewijs van betrokkene ongeldig verklaard omdat betrokkene een ernstige persoonlijkheidsstoornis heeft waarbij nog geen sprake is van de vereiste stabiele periode van een jaar.
Personen met een ernstige persoonlijkheidsstoornis zijn op grond van de regelgeving niet per definitie ongeschikt voor het rijbewijs. In dit geval heeft het CBR niet gesteld of onderbouwd dat de andere voorwaarden voor ongeschiktheid zijn vervuld, en heeft de rechtbank daarvoor ook geen aanwijzing gevonden in de dossierstukken. Overigens vermeldt de toepasselijke regelgeving niet een verplichte recidiefvrije periode van een jaar. De rechtbank heeft het CBR opgedragen een nieuw besluit te nemen op het bezwaarschrift. Het CBR zal de conclusies van het onderzoek en de wettelijke eisen concreet moeten vertalen naar de geschiktheid of ongeschiktheid van betrokkene voor het rijbewijs.
Bij het psychiatrisch onderzoek van betrokkene zijn geen bijzonderheden geconstateerd, afgezien van de enigszins bagatelliserende en externaliserende indruk die betrokkene op de keurend psychiater maakte. Sindsdien is ruim een jaar verstreken. Ter zitting heeft betrokkene verklaard dat het onverkort beter met haar gaat en daarvoor is steun te vinden in verklaringen van een psychiater en van de huisarts. Gelet op deze stand van zaken in samenhang met de gegrondverklaring van het beroep heeft de rechtbank aanleiding gezien een voorlopige voorziening te treffen. De rechtbank heeft het CBR opdracht gegeven het rijbewijs binnen acht dagen aan betrokkene terug te geven in afwachting van het nieuwe besluit (Rb Breda, 15 februari 2010, ECLI:NL:RBBRE:2010:BL9508).
Overwegingen rechtbank
Op 6 september 2008 is namens de korpschef van de regiopolitie Midden en West Brabant aan verweerder mededeling gedaan van het vermoeden dat eiseres niet langer beschikt over de rijvaardigheid dan wel over de lichamelijke of geestelijke geschiktheid die is vereist voor het besturen van categorieën B van motorrijtuigen.
Naar aanleiding van deze mededeling heeft verweerder eiseres verplicht mee te werken aan een onderzoek naar haar geschiktheid voor het besturen van motorrijtuigen en is de geldigheid van het rijbewijs geschorst. Verweerder heeft het bezwaar van eiseres (gericht tegen de schorsing van de geldigheid van het rijbewijs) ongegrond verklaard.
Het onderzoek heeft plaatsgevonden op 20 december 2008 en is uitgevoerd door keurend arts [naam keurend arts] en psychiater [naam psychiater]. De bevindingen zijn vastgelegd in een verslag van bevindingen.
Verweerder heeft eiseres schriftelijk meegedeeld dat op grond van de uitslag van het onderzoek het voornemen bestaat om het rijbewijs van eiseres ongeldig te verklaren.
Eiseres heeft geen gebruik gemaakt van de geboden gelegenheid voor een tweede onderzoek.
Bij besluit van 7 mei 2009 (het primaire besluit) heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat eiseres niet voldoet aan de eisen van geschiktheid omdat zij een ernstige persoonlijkheidsstoornis heeft waarbij nog geen sprake is van de vereiste stabiele periode van een jaar. Verweerder heeft het rijbewijs ongeldig verklaard voor alle categorieën met ingang van de zevende dag na de dagtekening van het bestreden besluit.
Tegen dit besluit heeft eiseres bezwaar gemaakt. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de bezwaren van eiseres ongegrond verklaard.
2.2 Eiseres heeft in beroep, samengevat, het volgende aangevoerd.
Anders dan verweerder aangeeft, is eiseres op de bewuste dag niet als bestuurder in haar auto aangetroffen. Eiseres zat in haar auto met de motor uit op een bospad, niet zijnde de openbare weg. Eiseres heeft er zelf voor gekozen haar suïcidale neigingen aan de politie te melden. Dat heeft grote gevolgen voor haar gehad. Eiseres weerspreekt dat zij een ernstige persoonlijkheidsstoornis heeft. Weliswaar heeft zij sinds haar achttiende jaar een borderline persoonlijkheidsstoornis, maar sinds de bewuste dag weet zij dat het beter met haar gaat naarmate zij meer regelmaat in haar leven heeft. Het onderzoek was een momentopname en er hebben inmiddels veel positieve veranderingen plaatsgevonden. Anders dan verweerder stelt is eiseres niet aangemeld voor een intensievere therapie, hoewel zij daar in het verleden wel om heeft verzocht. Sinds zij de relatie met haar voormalige partner heeft verbroken gaat het beter met haar. Zij heeft haar medicatie afgebouwd en is gestopt met middelenmisbruik. Eiseres kan veilig aan het verkeer deelnemen en heeft een no-claimkorting van 75% op haar autoverzekering. Eiseres woont afgelegen en heeft haar rijbewijs nodig vanwege de zorg voor haar demente vader en om de apotheek, dokter, tandarts, ziekenhuis en supermarkt te bereiken.
2.3 Ingevolge artikel 134, vierde lid, van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW) wordt, indien het CBR besluit dat het rijbewijs van de houder ongeldig wordt verklaard, daarbij bepaald op welk deel van de geldigheidsduur alsmede op welke categorie(ën) van motorrijtuigen waarvoor het rijbewijs is afgegeven, de ongeldigverklaring betrekking heeft.
Ingevolge artikel 134, negende lid, van de WVW worden bij ministeriële regeling nadere regels vastgesteld ter uitvoering van het vierde lid. Die nadere regels zijn vervat in de Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid.
Ingevolge artikel 12, aanhef en onder b, van de Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid besluit het CBR tot ongeldigverklaring van het rijbewijs indien de uitslag van het onderzoek inhoudt dat betrokkene niet voldoet aan de bij ministeriële regeling vastgestelde eisen met betrekking tot de lichamelijke en geestelijke geschiktheid voor het besturen van één of meer categorieën van motorrijtuigen.
De bedoelde eisen zijn neergelegd in de bijlage bij (artikel 2 van) de Regeling eisen geschiktheid 2000 (Regeling). Hoofdstuk 8 van die bijlage heeft betrekking op psychiatrische stoornissen.
Op grond van de algemene paragraaf 8.1 van hoofdstuk 8 is bij de beoordeling van een voorgeschiedenis van psychiatrische problematiek van belang: het ziektebeloop (de betrokkene zal bij voorkeur minstens een tot twee jaar vrij moeten zijn van recidieven, afhankelijk van de ernst van de aandoening), de (on)voorspelbaarheid van uitingen van de aandoening, het ziekte-inzicht en de therapietrouw van de betrokkene. Als de aandoening een reversibele organische stoornis tot grondslag had (heeft), dan kan de keurling na herstel in de regel goedgekeurd worden. Is of was een reversibele organische stoornis niet in het geding, dan doet zich de vraag voor of er restverschijnselen zijn, of dat er kans is op een recidief dat de verkeersveiligheid in gevaar kan brengen. Beantwoording van die vraag vergt een specialistisch rapport.
Paragraaf 8.7. ‘Persoonlijkheidsstoornissen’ van de bijlage bij de Regeling luidt als volgt.
“Personen die op grond van stoornissen in hun persoonlijkheid grote aanpassingsmoeilijkheden hebben met betrekking tot de eisen van de maatschappij, zullen in de regel ook in het verkeer onaangepaste gedragingen vertonen, waardoor zij ongeschikt kunnen zijn voor deelname aan het gemotoriseerde verkeer. Mensen met ernstige persoonlijkheidsstoornissen (zoals bijvoorbeeld antisociale persoonlijkheidsstoornis, borderline persoonlijkheidsstoornis en paranoïde persoonlijkheidsstoornis) zijn ongeschikt voor elk rijbewijs, wanneer zij duidelijk blijk hebben gegeven (bijvoorbeeld in de vorm van grove verkeersovertredingen of -delicten) van:
– gebrek aan sociale verantwoordelijkheid of gebrekkig geweten;
– miskenning van de risico’s van rijden onder invloed van alcohol of andere gedragsbeïnvloedende middelen (zie ook paragraaf 8.8).
Voor elke beslissing op dit gebied is een specialistisch rapport geboden.”
2.4 Beoordeeld moet worden of verweerder terecht heeft besloten dat eiseres niet voldoet aan de eisen van geschiktheid voor het besturen van motorvoertuigen en op grond daarvan tot ongeldigverklaring van haar rijbewijs.
Verweerder heeft het bestreden besluit als volgt gemotiveerd. Het rapport van de keurend arts is zorgvuldig en concludent en de keurend arts kon de diagnose borderline persoonlijkheidsstoornis stellen. Uit informatie van de behandelend sector blijkt ook dat er diagnostisch sprake is van borderline persoonlijkheidsstoornis en comorbide problematiek, zoals depressieve episodes, bipolaire stoornis en middelenmisbruik. Daarnaast blijkt dat er forse psychosociale problematiek bestaat. Het beloop is wisselend geweest, maar de laatste twee jaar was de toestand van betrokkene erg labiel en nauwelijks aanstuurbaar. Gelet op de rapportage van de psychiater is volgens verweerder terecht besloten tot toepasselijkheid van de paragrafen 8.1 en 8.7 van de bijlage bij de Regeling. Dat het nu beter gaat met eiseres wordt als zeer positief beschouwd, maar kan volgens verweerder niet afdoen aan de verplichte recidiefvrije periode van een jaar die gesteld is in voornoemde paragrafen. Dat er volgens eiseres geen sprake is van drugsmisbruik is volgens verweerder eveneens zeer positief en ook van belang bij een herkeuring, maar eiseres is niet ongeschikt verklaard op grond van paragraaf 8.8 (misbruik van psychoactieve middelen), aldus verweerder. Herbeoordeling kan plaatsvinden na een recidiefvrij jaar, gerekend vanaf 6 september 2008. Tot slot heeft verweerder opgemerkt dat de Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid geen ruimte biedt voor een afzonderlijke belangenafweging.
De inhoud van het rapport van keurend arts [naam keurend arts] en psychiater [naam psychiater] luidt voor zover hier relevant als volgt.
“6. Samenvattende bespreking: (…) Beschouwend kan gesteld worden, dat er ons inziens sprake is van een vrouw met een low-level borderline persoonlijkheidsstoornis ten tijde van de laatste aanhouding en in de twee jaar voorafgaande aan de laatste aanhouding. Vanuit haar borderline stoornis is er de laatste jaren sprake geweest van nauwelijks aanstuurbaar, externaliserend en ook impulsief gedrag, met de nodige politiemutaties. Tevens is er sprake van middelenafhankelijkheid. Sinds de laatste aanhouding zijn de klachten gedeeltelijk in remissie.”
In de bezwaarfase heeft eiseres een brief van 5 juni 2009 overgelegd van psychiater [naam psychiater]. Deze psychiater verklaart onder verwijzing naar een rapport van klinisch psycholoog/psychotherapeut [naam klinisch psycholoog/psychotherapeut] onder meer dat eiseres inmiddels definitief de relatie heeft verbroken die de afgelopen twee jaar tot veel ontregelingen heeft geleid. Wellicht niet toevallig trad daarop veel meer stabiliteit op. Volgens de psychiater blijft het voorlopig een open vraag of de ontregelingen qua stemming volledig te verklaren waren vanuit de persoonlijkheidsproblematiek, maar geluxeerd door de benoemde relatie, met het cannabisgebruik als verergerende factor. De voorbije maanden heeft eiseres zichzelf wel in de hand gehad, aldus [naam psychiater].
Daarnaast heeft eiseres een verklaring gedateerd 25 juni 2009 overgelegd van haar huisarts. De huisarts verklaart dat eiseres bekend is met borderline, dat zij momenteel een stabiele indruk maakt en goed met haar beperkingen lijkt om te gaan. Het laatste screenend urineonderzoek van 18 juni 2009, waarvan een bijlage is bijgevoegd, was volledig negatief.
2.5 De rechtbank constateert dat het advies van de keurend artsen geen conclusie bevat over de rijgeschiktheid. Ter zitting heeft verweerder toegelicht dat er bewust voor is gekozen de conclusie over de rijgeschiktheid niet expliciet door de keurend artsen te laten trekken, maar door verweerder zelf na raadpleging van een arts binnen de eigen organisatie. Wat daarvan ook zij, in alle gevallen zal de conclusie over de rijgeschiktheid moeten worden gebaseerd op de criteria zoals neergelegd in de bijlage bij de Regeling. Met het oog daarop overweegt de rechtbank het volgende.
Dat eiseres een borderline persoonlijkheidsstoornis heeft, moet op grond van de dossierstukken en de bevestiging van eiseres ter zitting als vaststaand worden aangenomen.
In de bijlage bij de Regeling wordt deze aandoening beschouwd als een ernstige persoonlijkheidsstoornis. De stelling van eiseres dat zij geen ernstige persoonlijkheidsstoornis heeft, wordt daarom in het kader van deze procedure niet gevolgd.
Personen met een ernstige persoonlijkheidsstoornis zijn op grond van paragraaf 8.7 van de bijlage bij de Regeling niet per definitie ongeschikt voor het rijbewijs. Daarvoor is tevens vereist dat zij duidelijk blijk hebben gegeven van ofwel een gebrek aan sociale verantwoordelijkheid of gebrekkig geweten ofwel miskenning van de risico’s van rijden onder invloed van alcohol of andere gedragsbeïnvloedende middelen. Ter zitting heeft verweerder desgevraagd verklaard dat bij eiseres het laatstgenoemde criterium aan de orde is, hoewel dat wellicht iets explicieter vermeld had kunnen worden. Uit de stukken blijkt immers dat eiseres een serieus drugsprobleem heeft gehad in de vorm van misbruik van amfetaminen en cannabis, aldus verweerder.
De rechtbank stelt vast dat noch uit het primaire besluit, noch uit het bestreden besluit blijkt dat middelenmisbruik mede ten grondslag heeft gelegen aan de ongeschiktverklaring van eiseres voor het rijbewijs. Integendeel, verweerder heeft in het bestreden besluit met zoveel woorden aangegeven dat het bezwaar dat er geen sprake is van drugsmisbruik niet kan leiden tot wijziging van het primaire besluit, omdat eiseres niet ongeschikt is verklaard op grond van paragraaf 8.8 (misbruik van psychoactieve middelen). Daar komt bij dat op grond van de door verweerder toepasselijk geachte paragraaf 8.7 het criterium niet het gebruik van gedragsbeïnvloedende middelen als zodanig is, maar miskenning van de risico’s van rijden onder invloed van dergelijke middelen. Daargelaten dat de rechtbank voor een dergelijke miskenning van risico’s geen aanwijzing heeft gevonden in de dossierstukken, heeft verweerder niet gesteld of onderbouwd dat daarvan sprake zou zijn. Ten overvloede merkt de rechtbank nog op dat de paragrafen 8.1 en 8.7 beide geen verplichte recidiefvrije periode van een jaar vermelden, anders dan verweerder heeft gesteld.
Het voorgaande betekent dat het bestreden besluit tot stand is gekomen in strijd met de zorgvuldigheid en onvoldoende is gemotiveerd, zodat het beroep gegrond is en het besluit zal worden vernietigd. Verweerder zal een nieuw besluit moeten nemen op het bezwaarschrift.
In het nieuwe besluit zal verweerder de conclusies van het onderzoek en de eventueel toepasselijke paragrafen van de bijlage bij de Regeling concreet moeten vertalen naar de geschiktheid of ongeschiktheid van eiseres voor het rijbewijs.
2.6 Eiseres heeft ter zitting verklaard dat zij informatie heeft ingewonnen over de ‘Eigen verklaringsprocedure’ waarmee zij mogelijk het rijbewijs zou kunnen terugkrijgen, maar dat financiële redenen haar ervan hebben weerhouden deze procedure in gang te zetten.
De rechtbank maakt uit het verslag van bevindingen op dat bij het psychiatrisch onderzoek van eiseres in december 2008 geen bijzonderheden zijn geconstateerd, afgezien van de enigszins bagatelliserende en externaliserende indruk die eiseres op de keurend psychiater maakte. Op dat moment waren al ruim vier maanden verstreken na de gebeurtenis die aanleiding vormde tot de schorsing van het rijbewijs. Inmiddels is sinds het onderzoek nog ruim een jaar verstreken en ter zitting heeft eiseres verklaard dat het onverkort beter met haar gaat. Steun daarvoor is te vinden in de verklaring van psychiater [naam psychiater] die in juni 2009 constateerde dat eiseres na de verbreking van haar relatie veel stabieler is geworden en dat eiseres zichzelf in de afgelopen maanden wel in de hand heeft gehad. Ook de huisarts van eiseres constateerde in juni 2009 dat eiseres een stabiele indruk maakte en goed met haar beperkingen leek om te gaan. Hoewel niet doorslaggevend, wil de rechtbank niet onvermeld laten dat urineonderzoek in juni 2009 (naar sporen van onder meer opiaten, cocaïne, amfetamine en cannaboïden) volgens de huisarts volledig negatief uitpakte.
Gelet op deze stand van zaken in samenhang met de gegrondverklaring van het beroep ziet de rechtbank aanleiding een voorlopige voorziening te treffen. De rechtbank schorst het primaire besluit van 7 mei 2009 tot zes weken na de verzending van het nieuwe besluit op het bezwaarschrift en geeft verweerder opdracht het rijbewijs aan eiseres terug te geven in afwachting van het nieuwe besluit. De teruggave moet plaatsvinden binnen acht dagen na verzending van deze uitspraak.
< Terug naar Meer informatie onderzoek naar de rijgeschiktheid (medische redenen)