Contra-expertise bloedwaarden bij bloedonderzoek CBR
Steeds vaker zien we dat de bloedonderzoeken niet helemaal te vertrouwen zijn. Bij contra-expertise blijkt dan dat de eerdere vastgestelde verhoogde bloedwaarden niet juist bleken te zijn. Belangrijk is wel dat een juiste contra-expertise plaatsvindt. Niet door een nieuw (tegen)onderzoek, maar door een nadere analyse van het eerste bloedmonster. U moet vragen om een CDT confirmatieonderzoek waarbij het bloed wordt onderzocht dat afkomstig is uit hetzelfde bloedmonster dat het laboratorium ten behoeve van het psychiatrisch onderzoek heeft onderzocht.
Contra-expertise via nieuw bloedmonster zegt niets over eventuele onjuistheid eerste monster
Het CBR hoeft in de resultaten van een tegenonderzoek geen aanleiding te vinden om te twijfelen aan de juistheid van de resultaten van het eerste onderzoek. Dit geldt wanneer het tegenonderzoek is uitgevoerd met een bloedmonster dat is afgenomen zes weken na het eerste onderzoek. De resultaten van dit bloedonderzoek kunnen dan niet afdoen aan de juistheid van de resultaten van het bloedonderzoek tijdens het eerste onderzoek. De te hoge %CDT-waarde in het bloed van de betrokkene tijdens het eerste onderzoek wordt immers niet weerlegd door de resultaten van het tegenonderzoek.Ook wanneer in het tegenonderzoek gebruik is gemaakt van een andere methode, de HPLC-methode, maakt dit geen verschil. De resultaten van het tegenonderzoek hoeven het CBR slechts aanleiding te geven aan de resultaten van het eerste onderzoek te twijfelen, indien sprake was geweest van een contra-expertise op basis van de bloedmonsters uit het eerste onderzoek (zie o.a. ECLI:NL:RVS:2006:AY5911).
Confirmatieonderzoek
Een tegenonderzoek op basis van een nieuw bloedmonster heeft dus niet zoveel zin. Wat wel is aan te bevelen is om een confirmatieonderzoek te laten verrichten.
Dat dit succesvol kan zijn zien we o.a. in de uitspraak van de Raad van State van 21 maart 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BV9514. In deze zaak had de betrokkene bij het Meander Medisch Centrum een CDT confirmatieonderzoek laten uitvoeren met betrekking tot het eerste bloedonderzoek. Het confirmatieonderzoek werd uitgevoerd door dr. J.P.M. Wielders (hierna: Wielders), klinischchemicus, die concludeerde dat met de referentiemethode HPLC een normale CDT-waarde bij een normaal HPLC patroon is gevonden.
De Raad van State vernietigde daarop het besluit van het CBR waarbij het rijbewijs ongeldig was verklaard, en overwoog daarbij:
“Anders dan de rechtbank is de Afdeling ten aanzien van beide psychiatrische rapporten van oordeel dat deze zodanige inhoudelijke gebreken vertonen, dat het CBR zijn besluitvorming niet op deze rapporten heeft mogen baseren. Bij dit oordeel neemt de Afdeling in aanmerking dat bij het op verzoek van [appellant] uitgevoerde CDT confirmatieonderzoek bloed is onderzocht afkomstig uit hetzelfde bloedmonster dat het laboratorium ten behoeve van het psychiatrisch onderzoek van Gerritsen heeft onderzocht en waarvan de uitslag door Gerritsen in zijn onderzoek is betrokken. Het CBR heeft desgevraagd ter zitting van de Afdeling geen verklaring kunnen geven voor het significante verschil in uitkomst, namelijk een verhoogde CDT-waarde van 3% waarvan Gerritsen is uitgegaan en een normale CDT-waarde vastgesteld door Wielders. Het CBR heeft daarnaar ook geen onderzoek gedaan. Het CBR gaat er evenmin van uit dat het confirmatieonderzoek gebreken vertoont of anderszins onjuist is.
Het tweede psychiatrisch onderzoek uitgevoerd door Harmelink en Post borduurt voort op de bij het eerste onderzoek vastgestelde verhoogde CDT-waarde. Harmelink en Post vermelden in hun rapport dat bij het eerste onderzoek op 18 november 2008 sprake was van afwijkende laboratoriumuitslagen, namelijk een verhoogde CDT-waarde. Het laboratoriumonderzoek ten tijde van het tweede onderzoek liet geen aanwijzingen zien voor alcoholmisbruik waarop Harmelink en Post concluderen dat aannemelijk lijkt dat [appellant] met het alcoholmisbruik is gestopt sinds het eerste onderzoek op 18 november 2008.
Nu bij deze stand van zaken niet langer uitgegaan kan worden van de juistheid van de uitslag van het eerste laboratoriumonderzoek dat een verhoogde CDT-waarde aangaf, terwijl juist die uitslag aan beide psychiatrische rapporten ten grondslag is gelegd, mocht het CBR zich niet op de psychiatrische rapporten baseren nu daaraan een gebrek kleefde. De omstandigheid dat Gerritsen in een nadere reactie van 23 april 2009 op de uitslag van de contra-expertise heeft verklaard dat volgens hem de conclusie misbruik van alcohol in ruime zin moet worden gehandhaafd, maakt dit niet anders. Deze conclusie heeft Gerritsen immers, gelet op genoemde nadere reactie, nog steeds op een verhoogde CDT-waarde ten tijde van het eerste onderzoek gebaseerd.
De rechtbank heeft dit ten onrechte niet onderkend.”
Inhoud confirmatieonderzoek
Het confirmatieonderzoek wordt meestal verricht volgens de HPLC methode volgens Helander en Jeppsson, gepubliceerd in 2003 in Clinical Chemistry. Deze specifieke HPLC methode is de in 2007 volgens de ‘IFCC Working Group on CDT” voorgestelde referentiemethode. Ook de NVKC noemt deze HPLC volgens Helander de aangewezen confirmatiemethode bij de follow-up van het CDT onderzoek. Conform de aanbevelingen van de NVKC, wordt de fractie disialotransferrine gerapporteerd als percentage van transferinne (% DTS) en worden hierbij dezelfde referentiewaarden van de NVKC Richtlijn “CDT analysemethoden” (update 2012) gehanteerd.
Daarnaast kan het bloedmonster in het kader van het confirmatieonderzoek ook nog worden onderzocht met de N-Latex CDT methode, die op een totaal ander analyseprincipe is gebaseerd, namelijk het gebruik van antilichamen. De N-Latex CDT methode rapporteert de hoeveelheid carbohydraat deficient transferrine als percentage van transferrine (%CDT). Ook hierbij worden steeds de referentiewaarden van de NVKC Richtlijn gehanteerd.
Meander Medisch Centrum
De vakgroep klinische chemie van het Meander Medisch Centrum is een expertisecentrum op het gebied van de toepassing van de alcoholmarker CDT om chronisch alcoholmisbruik vast te stellen. CDT is een moderne merkstof (sinds circa 1995 op de markt) en is feitelijk een bijzondere vorm van het ijzertransport eiwit transferrine: Carbohydraat Deficient Transferrine. CDT wordt enerzijds medisch gebruikt om alcoholisme als medeoorzaak van klinische pathologie vast te stellen. Anderzijds speelt CDT een hoofdrol bij onderzoek naar de rijvaardigheid van personen die met overmatig alcohol zijn aangehouden in het verkeer.
Dr. J.P.M. Wielders, klinisch chemicus, is verbonden aan dit Meander Medisch Centrum. Hij is de autoriteit in Nederland op het gebied van bloedwaarden. Hij heeft in alle commissies gezeten die het CBR over de omgang met bloedwaarden hebben geadviseerd en hij heeft diverse publicaties op dit gebied op zijn naam staan. Bij zijn beoordelingen neemt hij de Richtlijn diagnostiek in aanmerking.
LET OP
- De ALAT-waarde kan slechts gedurende korte tijd na het invriezen van het monster betrouwbaar worden bepaald ; 9 maanden later is te laat (Raad van State, 27 november 2013, ECLI:NL:RVS:2013:BZ2493)
Advies contra-expertise bloedonderzoek CBR
Wilt u weten of het in uw situatie ook verstandig is om een contra-expertise of confirmatieonderzoek te laten verrichten, neem dan gratis en vrijblijvend contact met ons op of meldt uw zaak aan via het aanmeldingsformulier op deze website.
< Terug naar Meer informatie onderzoek naar de rijgeschiktheid (bij alcohol)