Geen ASP door eerdere veroordeling politierechter
Door de rechtbank Overijssel is op 25 april 2014 (ECLI:NL:RBOVE:2014:2221) een prachtige uitspraak gedaan die goed bruikbaar is in andere zaken waarin het alcoholslotprogramma (ASP) is opgelegd. De rechtbank heeft bepaald dat het alcoholslot niet kan worden opgelegd omdat de betrokkene eerder al was gestraft door de politierechter, een situatie die we vaker zien in dit soort zaken.
Eerdere straf politierechter
Het ging hier om een beroepsprocedure tegen het ASP. De betrokkene had gereden onder invloed van alcohol en is hiervoor bestraft door de politierechter. De straf luidde:
- een werkstraf voor de duur van 20 uren subsidiair 10 dagen hechtenis, en
- een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 9 maanden waarvan 167 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
- voor overtreding van het bepaalde in artikel 5 van de Wvw 1994 (het wettelijke verbod om zich zodanig te gedragen dat gevaar op de weg wordt veroorzaakt of het verkeer wordt gehinderd of kan worden gehinderd): een geldboete ter hoogte van € 250,- subsidiair 5 dagen hechtenis.
Verweer Ne bis in idem (dubbele bestraffing)
Door de betrokkene werd als verweer gevoerd dat er sprake was van een schending van het ‘ne bis in idem’-beginsel, en derhalve van artikel 6 EVRM omdat hij dubbel werd bestraft door de oplegging van het ASP. Dit verweer werd nog door de rechter verworpen waarbij het volgende werd overwogen:
“2.6 Het betoog van eiser dat het opleggen van een ASP in strijd moet worden geacht met het ne bis in idem-beginsel slaagt niet, omdat de rechtbank van oordeel is dat de betreffende waarborg in de voorliggende zaak niet is geschonden. Weliswaar heeft hetzelfde feit (namelijk niet meewerken aan een onderzoek als bedoeld in artikel 8, tweede of derde lid, van de Wvw 1994) geleid tot zowel een strafrechtelijke vervolging en sanctie als het opleggen van een bestuursrechtelijke maatregel, maar hiermee is niet gegeven dat sprake is van een dubbele bestraffing. Het ASP is naar het oordeel van de rechtbank te zien als een onderdeel van de sancties die naar Nederlands recht kunnen worden opgelegd in verband met het vermoeden van rijden onder invloed. Daarnaast bestaat de mogelijkheid strafrechtelijk te worden vervolgd, hetgeen in deze zaak is gebeurd en heeft geresulteerd in de genoemde door de politierechter opgelegde rijontzegging. Deze samenloop van sancties via een bestuursrechtelijke en een strafrechtelijke procedure is dus binnen de Nederlandse wetgeving nadrukkelijk mogelijk gemaakt.
Er is naar het oordeel van de rechtbank in de voorliggende zaak ook geen sprake van een afzonderlijke vervolging en veroordeling die strijdig is met het ne bis in idem-beginsel, nu, mede gelet op het arrest van het EHRM van 13 december 2005, Nilsson tegen Zweden, nr. 73661/01 er voldoende samenhang is naar inhoud en tijd tussen de opgelegde maatregel en de door de politierechter opgelegde sanctie. Dat de sancties zijn opgelegd in verschillende procedures doet aan dit oordeel niet af.
De rechtbank acht voorts van belang dat naar vaste jurisprudentie (onder meer de uitspraak van de Afdeling van 23 oktober 2013, zaak nummer 201302809/1/A3, ECLI:NL:RVS:2013:1671) het ASP niet tot doel heeft het met leedtoevoeging voorkomen van verwijtbare tekortkomingen, maar dat met die maatregel is beoogd om in het belang van de verkeersveiligheid motorrijtuigenbestuurders bewust te maken van de grote gevaren van rijden onder invloed van alcohol. Daarnaast wordt de maatregel opgelegd vanwege de verdenking dat er geen sprake is van rijvaardigheid. Dat de maatregel leedtoevoegende elementen kent, maakt vorenstaande niet anders.
Ten slotte verwijst de rechtbank kortheidshalve naar een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 3 februari 2014 in de zaak met parketnummer 23-000419-13, waarin ook een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid is opgelegd aan een verdachte die een ASP moet volgen. De rechtbank ziet hierin steun voor haar oordeel dat er in de nu voorliggende zaak geen sprake is van strijd met het ne bis in idem-beginsel.”
Schending evenredigheidsbeginsel
Wel oordeelt de rechter dat door deze dubbele bestraffing de betrokkene onevenredig in zijn belangen wordt geschonden:
“2.7 De rechtbank is van oordeel dat eiser, gelet op de omstandigheden van het geval, door het opleggen van het ASP wel onevenredig zwaar wordt getroffen in zijn belangen.
De rechtbank acht daartoe van doorslaggevende betekenis dat in het geval van eiser de politierechter niet bekend was met het opleggen van het ASP en daarmee derhalve bij de strafrechtelijke beoordeling geen rekening heeft kunnen houden. De rechtbank is van oordeel dat deze omstandigheid een rol dient te spelen bij de beoordeling van de evenredigheid van de opgelegde maatregel. Mede gelet op de dwingendrechtelijk voorgeschreven inhoud van de maatregel, kan de rechtbank aan het voorgaande slechts de conclusie verbinden dat artikel 132a, eerste lid, van het Reglement in dit geval buiten toepassing moet blijven.”