Alcoholslot ten onrechte door CBR opgelegd vanwege door politie toegepast geweld
Wanneer de politie bij de aanhouding die aan het alcoholonderzoek vooraf is gegaan disproportioneel geweld heeft toegepast, en u om die reden later hebt geweigerd om mee te werken aan het alcoholonderzoek, mag het CBR vervolgens niet vanwege deze weigering alsnog een alcoholslotprogramma opleggen. DIt volgt uit een uitspraak van de rechtbank Rotterdam, van 6 juni 2013, ECLI:NL:RBROT:2013:CA3027.
De rechtbank overwoog in deze zaak als volgt:
“5.1. De rechtbank acht verweerders standpunt, dat een onheuse bejegening door de politie niet kan afdoen aan de plicht mee te werken aan een onderzoek als bedoeld in artikel 8, tweede lid, van de Wvw 1994 (het onderzoek), in beginsel juist. In het geval van het gebruik van geweld tegen een verdachte door de politie in de periode tussen het eerste contact met de verdachte tot aan het bevel tot medewerking als bedoeld in artikel 163, eerste lid, van de Wvw 1994 en de constatering van niet-opvolging van dit bevel – indien geweld al onder het begrip onheuse bejegening kan worden gebracht – kan er echter aanleiding bestaan voor een uitzondering op dit beginsel.
5.2. De rechtbank stelt vast dat de verbalisanten geweld tegen eiser hebben gebruikt in de hiervoor bedoelde periode.
Blijkens het door eiser overgelegde proces-verbaal van aangifte van 2 juli 2012 heeft eiser aangifte gedaan van mishandeling door de politieman en politievrouw die hem op 1 juli 2012 hebben aangehouden. Daarin wordt onder meer verklaard:
“Door de aanhouding heb ik een schaafwond op mijn linkerslaap en op mijn rechterslaap. Achter mijn linkeroor zit een bloeduitstorting.”
Verder heeft eiser in bezwaar een verklaring overgelegd van een getuige van het door eiser gestelde gebruik van geweld jegens hem. Daarin wordt onder meer verklaard:
“Vervolgens zag ik dat de politieagenten een manspersoon uit het busje trokken en hem op de grond gooiden. (…) Ik zag vervolgens dat de mannelijke agent een slaande beweging maakte richting het hoofd van de man. Ik zag dat hij geraakt werd. Wat mij opviel was dat de persoon op de grond niet tegenstribbelde of agressief deed, ook niet op het moment dat hij uit het busje werd getrokken en op de grond werd gegooid.”
Voorts behoort tot de gedingstukken een Mutatie rapport van 24 augustus 2012 van de politie Rotterdam-Rijnmond. Daarin wordt onder meer verklaard:
“Onderweg naar het bureau ging [eiser] kauwgom in zijn mond stoppen. Hem gezegd dit niet te doen en uit te spugen. [Eiser] deed dit niet en stopte zelfs nog een kauwgom in zijn mond. Bij [eiser] achterin de bus gestapt en hem nogmaals gezegd kauwgom ut te spugen. Werd wederom geen gehoor aan gegeven. Toen uiteindelijk alsnog kauwgom uit zijn mond laten en hem afgeboeid. Eea ging wel met geweld. Dit is gemeld bij (…). [Eiser] heeft in het gelaat schaafwonden gekregen welke zijn ontstaan toen hij door (…) werd afgeboeid omdat hij zelf een aantal keren over de grond schuurde met zijn hoofd. Eveneens hield hij zijn armen strak langs het lichaam.”
5.3. Gelet op het voorgaande kan de rechtbank niet op voorhand uitsluiten dat eisers standpunt, dat de verbalisanten ten onrechte geweld tegen hem hebben gebruikt of in disproportionele mate, juist is. Onder die omstandigheid acht de rechtbank eisers (kennelijke) betoog dat van hem niet verwacht mocht worden dat hij zonder meer, te weten zonder eerst met een advocaat of een arts te hebben gesproken, zou meewerken aan het onderzoek, niet op voorhand onjuist. Bepalend daarvoor acht de rechtbank dat onrechtmatig gebruik van geweld door de politie, mede afhankelijk van de mate van geweld en de mate van onrechtmatigheid ervan, gelet op de inbreuk die geweld maakt op iemands lichamelijke integriteit, naar objectieve maatstaven gemeten een zodanige schok kan veroorzaken in het vertrouwen in de politie dat in het algemeen van een burger mag worden verwacht, dat deze niet zonder meer aan een in tijd vrijwel direct aan die schok aansluitend onderzoek door de politie behoeft mee te werken.
6. Het beroep is derhalve gegrond. Het bestreden besluit komt in aanmerking voor vernietiging wegens strijd met de artikelen 3:2 en 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).”
< Terug naar Meer informatie alcoholslotprogramma