Wie was nu de bestuurder?
Soms komt het voor dat het onduidelijk blijft wie nu de bestuurder van een motorrijtuig was. In beginsel mag het CBR afgaan op de juistheid van wat de politie heeft verklaard, maar als die zelf niet (goed) gezien hebben wie nu de bestuurder is geweest, wordt het toch lastig voor het CBR. In dat verband is de uitspraak van de Raad van State van 17 oktober 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BY0394 van belang. In deze zaak waren er verschillende personen in een auto die elkaar ervan beschuldigde de bestuurder te zijn geweest. Hierdoor werd het zo onduidelijk, waardoor het CBR volgens de Raad van State niet een van hen als bestuurder mocht aanmerken.
De Raad van State overwoog als volgt:
“Het CBR betoogt dat de rechtbank, door te overwegen dat niet aannemelijk is dat [wederpartij] de bestuurder van het voertuig is geweest, heeft miskend dat uit de verklaringen van de andere inzittenden van het voertuig volgt dat hij wel de bestuurder was. Uit de op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal van het verhoor van twee van de inzittenden van het voertuig, [inzittenden], volgt dat zij onafhankelijk van elkaar hebben verklaard dat [wederpartij] de bestuurder van het voertuig was. [persoon A] heeft volgens een op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakt proces-verbaal verklaard niet meer te weten wie de bestuurder was en [wederpartij] en [persoon B] hebben volgens op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal geweigerd te verklaren wie de bestuurder was. Volgens het CBR heeft de rechtbank ten onrechte waarde gehecht aan de latere verklaringen van [inzittenden] dat [wederpartij] niet de bestuurder van het voertuig was. Zij mocht uit de omstandigheid dat [wederpartij] weigerde te verklaren wie de bestuurder was en twee andere inzittenden hem als bestuurder hebben aangewezen, hem als bestuurder aanmerken, aldus het CBR.
3.1. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling (onder meer de uitspraak van 13 juni 2012 in zaak nr. <a target=”_blank” href=”http://www.raadvanstate.nl/uitspraken/zoeken_in_uitspraken/zoekresultaat/?verdict_id=o3%2BSXQugFJU%3D”>201107771/1/A3</a>) dient in beginsel van de juistheid van een op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakt en ondertekend proces-verbaal te worden uitgegaan. Zoals de rechtbank heeft overwogen, betekent dat dat de op ambtseed of ambtsbelofte processen-verbaal van de verhoren van de vijf inzittenden van het voertuig een juiste weergave zijn van hetgeen zij hebben verklaard en niet, dat hetgeen is verklaard ook juist is en op waarheid berust.
De politiebeambten hebben niet zelf waargenomen wie de bestuurder was van het voertuig. Derhalve diende het CBR op andere wijze aannemelijk te maken dat [wederpartij] de bestuurder was.
3.2. Blijkens het proces-verbaal van het verhoor van [inzittende A] van 26 december 2010 heeft hij verklaard dat [wederpartij] de bestuurder was van het voertuig. Voorts heeft [inzittende B] blijkens het proces-verbaal van zijn verhoor van 26 december 2010 eveneens verklaard dat [wederpartij] de bestuurder was. Hier staat evenwel tegenover dat volgens de politiemutatie van 1 januari 2011 [inzittende B] eerder op 26 december 2010 desgevraagd aan een van de politiebeambten heeft verklaard dat hij de bestuurder was van het voertuig. Die politiemutatie is opgesteld door de politiebeambten die op 26 december 2010 naar het voertuig zijn gegaan en is een weergave van hun waarnemingen van die dag.
Met voornoemde verklaringen van [inzittenden] is niet aannemelijk gemaakt dat [wederpartij] de bestuurder van het voertuig was. Hetgeen [inzittende B] heeft verklaard tijdens zijn verhoor is in strijd met hetgeen hij eerder heeft gezegd tegen een van de politiebeambten. Hier komt bij dat [wederpartij] volgens het proces-verbaal van zijn verhoor van 23 december 2011 en dat van zijn voorgeleiding in verband met zijn aanhouding van dezelfde datum heeft ontkend de bestuurder te zijn geweest.
Voorts heeft de rechtbank terecht overwogen dat aan het gegeven dat [wederpartij] heeft geweigerd te verklaren wie de bestuurder van het voertuig was, niet het gewicht kan worden gehecht dat het CBR daaraan heeft gehecht. Deze zaak verschilt van die van de uitspraak van de Afdeling van 12 maart 2008 in zaak nr. <a target=”_blank” href=”http://www.raadvanstate.nl/uitspraken/zoeken_in_uitspraken/zoekresultaat/?verdict_id=NrwWEdltHW0%3D”>200705666/1</a>, waarnaar het CBR in hoger beroep verwijst, nu in die zaak door andere inzittenden niet tegenstrijdig is verklaard en daarin een derde niet aanvankelijk heeft verklaard de bestuurder te zijn geweest.
3.3. Anders dan het CBR betoogt, heeft de rechtbank geen grote betekenis toegekend aan de later overgelegde verklaringen van [inzittenden] en [persoon B]. De rechtbank heeft dienaangaande overwogen dat het CBR terecht vraagtekens heeft gezet bij die verklaringen, maar dat het CBR [wederpartij] niet zonder nader onderzoek en nadere motivering het nadeel van de twijfel mocht geven. Hierbij heeft zij van belang geacht dat de verklaringen die ten overstaan van de politiebeambten zijn afgelegd tegenstrijdig zijn en de officier van Justitie daarom en wegens de omstandigheid dat de inzittenden van het voertuig ten tijde van hun eerste verklaringen in kennelijke staat van dronkenschap verkeerden, aanleiding heeft gezien om de betrokkenen nogmaals door de politie te laten horen.
Gelet ook op hetgeen hiervoor onder 3.1 en 3.2 is overwogen, bestaat geen grond voor het oordeel dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het CBR [wederpartij] niet zonder nader onderzoek en nadere motivering als bestuurder van het voertuig mocht aanmerken.”
< Terug naar Algemene verweren