Geen sprake van herhaaldelijke gedragingen voor EMG

Voor het opleggen van een EMG is het noodzakelijk dat het gaat om herhaaldelijke gedragingen. Daar is niet altijd aan voldaan, zoals we zien in de uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland van 27 februari 2022, ECLI:NL:RBNHO:2024:2354. Het is verstandig om steeds te kijken of de verweten gedragingen afzonderlijk worden genoemd in de lijst onder A, III, c, die vereist zijn voor het kunnen opleggen van een EMG. In de genoemde uitspraak was daar niet aan voldaan. Het beroep werd door de rechtbank gegrond verklaard:

De casus en verweten gedragingen

Op 8 maart 2023 is een collega van eiser, een vrachtwagenchauffeur, met zijn vrachtwagen op de kruising van de Westpoortweg en de Abidjanweg in Amsterdam in botsing gekomen met een andere vrachtwagen. Eiser is met zijn personenauto naar de plek van het ongeval gereden om aan de chauffeur bijstand te verlenen voor de (administratieve) afwikkeling van het incident. De politie is na eiser ook naar de plaats van het ongeval gekomen en heeft het kruispunt afgezet en heeft daar een verkeersbord C1 (weg gesloten voor voertuigen) geplaatst. Eiser is in verband met de (administratieve) afhandeling van het incident met de chauffeur en de chauffeur van de andere betrokken vrachtauto vanaf de plaats van het ongeval naar het bedrijf van die andere chauffeur gegaan. Vervolgens verzocht de politie hem wederom naar de plaats van het ongeval te komen. Op weg terug daar naar toe nam eiser met zijn mobiele telefoon een telefoongesprek aan en hield daarbij, al rijdende, de telefoon in zijn hand (“hand held bellen”). Eiser parkeerde zijn auto binnen de afzetting. Bij aankomst bij de plaats van het ongeval heeft een politieagent eiser proces-verbaal aangezegd van het vasthouden tijdens het rijden met een mobiele telefoon. Eiser heeft (later) de plaats van het ongeval (weer) verlaten. Daartoe moest een deel van de afzetting worden verplaatst. Eiser is vervolgens (verderop) nogmaals staande gehouden. De politie heeft hem toen ook proces-verbaal aangezegd van het in strijd met bord C1 een weg gebruiken. Eiser is vervolgens weggereden. De politie heeft opnieuw de achtervolging ingezet, maar heeft eiser niet meer kunnen achterhalen.

3.2
De politie (Eenheid Amsterdam) heeft op 9 maart 2023 een schriftelijke mededeling gedaan aan verweerder als bedoeld in artikel 130, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 (Wvw), van het vermoeden dat eiser niet langer beschikt over de vereiste rijvaardigheid dan wel over de lichamelijke of geestelijke geschiktheid voor het besturen van motorrijtuigen waarvoor zijn rijbewijs is afgegeven. De mededeling houdt in dat de politie vond dat eiser zeer dwingend en vervelend gedrag vertoond had op de plaats van het ongeval, was weggereden en weer teruggeroepen en bij terugkomst met een telefoon in zijn hand reed, de verkeersafzetting heeft verplaatst en de geslotenverklaring had genegeerd. De politie verwijst voorts naar bijgesloten processen-verbaal.

Grondslag opleggen EMG

Verweerder heeft verwijzend naar artikel 130 tot en met 134a Wvw in samenhang met artikel 14, eerste lid, aanhef en onder a, van de Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid 2011 (Rmrg) en de Bijlage bij de Rmrg de emg opgelegd aan eiser. Volgens verweerder heeft eiser met zijn rijgedrag herhaaldelijk gedragingen vertoond als genoemd in de bij de Regeling behorende Bijlage, aanhef en onder A, onderdeel III, Rijgedrag. Verweerder is in het bestreden besluit bij het opleggen van een emg gebleven. Verweerder voert voor de emg aan, zo begrijpt de rechtbank zijn standpunt, dat eiser “hand held” belde, een geslotenverklaring negeerde en met hoge snelheid passeerde.

Beoordeling rechtbank: onvoldoende voor EMG

Is er sprake van ‘herhaaldelijk gedragingen’ als bedoeld in de bij de regeling behorende Bijlage, onder A, onderdeel III?

4.1
Eiser voert aan dat er geen sprake is van herhaaldelijk gevaarzettend rijgedrag zoals bedoeld in Bijlage, aanhef en onder A, onderdeel III, bij de Rmrg. Eiser voert aan dat de verkeersveiligheid niet in gevaar is geweest. Eiser erkent het niet “hands free” bellen. Dat heeft hij slechts eenmaal gedaan. Eiser betwist dat hij een hoge – gevaarzettende – snelheid had. Ten aanzien van de overige gedragingen die hem worden verweten, voert eiser aan dat het negeren van een geslotenverklaring niet in de Bijlage als gevaarzettende gedraging is

opgenomen. Voorts is, aldus eiser, niet geconstateerd dat hij heeft gereden met een snelheid die meer dan 60 km/uur te hoog was. De pieksnelheid van 150 km/u, waar een van de agenten over rept, is volgens eiser te wijten geweest aan het feit dat de verbalisanten niet direct achter eiser zijn aangereden, maar de achtervolging moesten inzetten en de ontstane afstand moesten overbruggen. Voor het niet hands free bellen heeft eiser een boete gekregen. Na het uitschrijven van de boete had eiser toestemming om de plaats van het ongeluk te verlaten en moest de wegafzetting wederom verplaatst worden. Dit was dus ter uitvoering van een ambtelijk bevel gegeven door het daartoe bevoegde gezag. Van handelen in strijd met verkeersregels- en tekens is geen sprake geweest. Eiser meent dat enkel de gedraging handheld bellen niet het opleggen van een emg rechtvaardigt. Verweerder heeft ten onrechte geen rekening gehouden met de omstandigheden waaronder de vermeende overtredingen zijn begaan, aldus steeds eiser.

4.2
Verweerder stelt dat uit de stukken blijkt dat eiser de verkeersafzetting heeft verplaatst, met hoge snelheid heeft gepasseerd terwijl er nog opruimwerkzaamheden waren en hand held aan het bellen was. Gelet hierop stelt verweerder dat eiser een gedrag tentoonspreidde dat in strijd is met essentiële verkeersregels- en tekens die gelden ter zake van die plaats op de weg. Het feit dat eiser al viermaal door de afzethekken was gereden en niet vernomen had dat dit niet mocht doet er niet aan af dat eiser bij het wegrijden de verkeersafzetting heeft verplaatst en met hoge snelheid passeerde. Verweerder is op basis van de stukken overtuigt dat het rijgedrag van eiser voldoet aan de criteria voor oplegging van een emg.

4.3
De rechtbank volgt eiser in zijn betoog dat geen sprake is van herhaaldelijk gevaarzettend rijgedrag zoals bedoeld in artikel 14, eerste lid, aanhef en onder a, en de lijst in onderdeel III van Bijlage, onder A, Rmrg. Vast staat wel dat eiser “hand held” heeft gebeld. Deze gedraging wordt genoemd in die lijst onder A, III, c, maar dat gebrek aan inzicht in de risico’s in het verkeer heeft eiser eenmalig vertoond. Het negeren van de geslotenverklaring (bord C1) staat ook vast, nu eiser ter zitting heeft verklaard zich bij de beboeting daarvan te hebben neergelegd. Maar die gedraging valt niet te rangschikken onder een van de gedragingen die zijn vermeld in onderdeel A-III van de bijlage bij Rmrg. Verweerder heeft ook niet aangegeven onder welk in onderdeel III opgenomen rijgedrag dit zou vallen. Het verplaatsen van de wegafzetting is wel genoemd door de politie, maar ziet kennelijk op hetzelfde negeren van het bord C1 en wordt ook niet als gedraging onder A-III van de Bijlage vermeld. Tot slot stelt verweerder dat eiser een hoge snelheid zou hebben gehad. In het proces-verbaal wordt weliswaar vermeld dat eiser ergens snel zou hebben langsgereden of ergens zou zijn weggereden, maar die waarnemingen zijn niet zo specifiek en helder dat nu precies blijkt wat er aan de hand was en lijken elkaar zelfs tegen te spreken waar het nu precies om ging bij de gestelde hoge, gevaarzettende snelheid. Dat het wegrijden zelf bij de afzetting met een te hoge, hoger dan ter plaatse toegestane snelheid zou hebben plaatsgehad, is niet uit het proces-verbaal af te leiden. Wat die gedraging anderszins zou hebben ingehouden en of dat dan gevaarzettend zou zijn geweest is ook niet met feiten en omstandigheden onderbouwd. Een overtuigende meting waaruit een (veel te) hoge snelheid blijkt, heeft verweerder ook niet ingebracht. Voorts valt niet in te zien, dat de wel vaststaande constatering, dat eiser is weggereden en niet door de politie meer kon worden achterhaald, gekwalificeerd kan worden als rijgedrag bedoeld in onderdeel A-III van de Bijlage bij Rmrg. Daarmee is de snelheid waarmee eiser toen zou hebben gereden ook nog niet aannemelijk gemaakt, laat staan gesubstantieerd. Gelet op het voorgaande kan alleen worden vastgesteld dat sprake is van één enkele gedraging die is opgenomen in de lijst in onderdeel A-III van de Bijlage bij Rmrg. Van herhaaldelijke gedragingen als bedoeld in artikel 14, eerste lid, aanhef en onder a, Rmrg is dan ook niet gebleken. Verweerder mocht daarom geen emg opleggen aan eiser. De rechtbank wil nog wel aannemen dat eiser dwingend, vervelend en intimiderend overkwam zoals uit de processen-verbaal naar voren kwam. Die constateringen heeft hij niet toereikend weerlegd. Dat optreden verdient ook afkeuring en is een heer in het verkeer onwaardig, maar is onvoldoende om de emg op te leggen. De beroepsgrond slaagt.

< Terug naar Meer informatie EMG
Direct contact met een advocaat?
Meld gratis en vrijblijvend uw zaak aan.
Zaak aanmelden