4x recidive en EMA leidt terecht tot ongeschiktheid bij onderzoek CBR
Het is vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State dat het eerder gevolgd hebben van een Educatieve Maatregel Alcohol en Verkeer (EMA) en de enkele recidive onvoldoende zijn om te komen tot de psychiatrische diagnose alcoholmisbruik in ruime zin.
Enkele recidive en EMA is onvoldoende
Volgens de uitspraken van de Afdeling van 12 mei 2010 in zaak nr. 200908293/1/H3, 23 november 2011 in zaak nr. 201102258/1/H3 en 18 januari 2012 in zaak nr. 201105568/1/A3 is het zo dat een of meer eerdere aanhoudingen wegens het rijden onder invloed onvoldoende reden is voor de diagnose alcoholmisbruik, ook indien na een eerder gevolgde Educatieve Maatregel Alcohol en Verkeer (hierna: EMA) nog een aanhouding wegens het rijden onder invloed heeft plaatsgevonden. Naast de aanhoudingen en een gevolgde EMA zijn relevante, ondersteunende elementen vereist. In de uitspraak van 8 april 2015, in zaak nr. 201406315/1/A1, heeft de Afdeling dit nog expliciet overwogen.
Meermalen recidive
Toch is dat bij meermalen recidive niet het geval. In een zaak die speelde bij de Afdeling ging het om een betrokkene die maar liefst 4 keer in korte tijd had gereden onder invloed van alcohol. Ook had hij een EMA moeten volgen. Drie weken na de EMA was hij opnieuw gepakt.
Dit volgt uit een uitspraak van de Raad voor State, van 8 juli 2015,ECLI:NL:RVS:2015:2137:
“Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen in bijvoorbeeld voormelde uitspraak van 8 april 2015 vormt een aanhouding in verband met bovenmatig alcoholgebruik, nadat eerder een EMA is opgelegd, op zichzelf onvoldoende grond voor de conclusie dat sprake is van misbruik van alcohol.
4.2. In de psychiatrische rapportage is de diagnose misbruik van alcohol in ruime zin gesteld. De daaraan ten grondslag liggende conclusies, dat sprake is van “herhaaldelijk gebruik van alcohol in gevaarlijke situaties” en “voortdurend gebruik van alcohol” in de zin van de DSM-IV-TR classificatie, zijn gebaseerd op de omstandigheid dat [appellant] viermaal in de voorgaande vijf jaar is aangehouden wegens het rijden onder invloed, waarvan twee keer binnen een jaar, en hem een EMA is opgelegd waarbij hij nadrukkelijk is gewezen op de effecten, gevolgen en risico’s van alcoholgebruik in het verkeer.
De rechtbank heeft terecht geen grond gevonden voor het oordeel dat de psychiatrische rapportage niet voldoende concludent is, zodanig dat het CBR zich daarop niet heeft mogen baseren. De stelling van [appellant] dat het meer dan eens onder invloed van alcohol besturen van een motorrijtuig en een aanhouding in verband met bovenmatig alcoholgebruik, nadat eerder een EMA is opgelegd niet vanzelfsprekend leidt tot het medisch oordeel misbruik van alcohol, kan hem niet baten. Gelet op de hoge frequentie van de aanhoudingen, het relatief korte tijdsbestek waarin deze plaatsvonden en de omstandigheid dat [appellant] reeds binnen drie weken na zijn nagesprek op 6 juni 2013 in het kader van de hem opgelegde EMA opnieuw onder invloed van alcohol is aangehouden, bestaat er in zijn geval geen grond voor het oordeel dat de diagnose misbruik van alcohol in ruime zin niet zonder nadere ondersteunende elementen kon worden gesteld.
De door [appellant] genoemde jurisprudentie vormt geen grond voor een ander oordeel, nu deze niet ziet op gevallen die gelijk of vergelijkbaar zijn met zijn geval. In vergelijking met de door [appellant] aangehaalde uitspraken van 12 mei 2010, 23 november 2011, 18 januari 2012 en 8 april 2015 is in deze zaak het aantal aanhoudingen wegens het rijden onder invloed frequenter en de periode tussen de EMA en de laatste aanhouding veel korter.
De stelling van [appellant] dat, zonder ondersteuning van de conclusie van de psychiater door nadere bevindingen uit lichamelijk, psychisch dan wel bloedonderzoek het onderzoek naar de rijgeschiktheid zinledig is, wordt evenmin gevolgd. De psychiater is op grond van zijn specialistische kennis tot zijn oordeel gekomen, na de feiten en omstandigheden zoals die aan hem zijn gebleken, in het licht van zijn expertise te hebben gewogen. In dit kader is voorts van belang dat, zoals de Afdeling eerder heeft overwogen in bijvoorbeeld voormelde uitspraak van 6 maart 2013, het niet aan het CBR en niet aan de bestuursrechter is om te beoordelen of voor het psychiatrisch oordeel voldoende feitelijke grondslag bestaat.
Dat, als gesteld door [appellant], aan de conclusie “voortdurend gebruik van alcohol” ten grondslag ligt dat hij meer dan een jaar voor zijn aanhouding een EMA heeft gevolgd, terwijl hij een EMA in het jaar van zijn aanhouding heeft gevolgd, wordt overwogen dat dat een kennelijke verschrijving betreft, zodat ook daarin geen grond bestaat voor het oordeel dat de rechtbank niet heeft onderkend dat het CBR de psychiatrische rapportage niet aan zijn besluitvorming ten grondslag mocht leggen.”
< Terug naar Meer informatie rijbewijs ongeldig verklaard