Algemene verweren Archives - CBR-Advocaat https://cbr-advocaat.nl/verweren/ Thu, 14 Mar 2024 20:46:02 +0000 nl hourly 1 https://wordpress.org/?v=6.1.6 Melding Marechaussee mag gebruikt worden door het CBR https://cbr-advocaat.nl/melding-marechaussee-mag-gebruikt-worden-door-het-cbr/ https://cbr-advocaat.nl/melding-marechaussee-mag-gebruikt-worden-door-het-cbr/#respond Thu, 14 Mar 2024 20:46:02 +0000 https://cbr-advocaat.nl/?p=2097 Ook meldingen die afkomstig zijn van de Marechaussee mogen door het CBR worden gebruikt om een maatregel op te leggen. Dat zien we in de uitspraak van de Voorzieningenrechter Limburg 12 februari 2021, ECLI:NL:RBLIM:2021:1189: De voorzieningenrechter overweegt dat uit artikel 159, aanhef en onder a, van de Wvw 1994 in samenhang bekeken met artikel 141, […]

The post Melding Marechaussee mag gebruikt worden door het CBR appeared first on CBR-Advocaat.

]]>
Ook meldingen die afkomstig zijn van de Marechaussee mogen door het CBR worden gebruikt om een maatregel op te leggen. Dat zien we in de uitspraak van de Voorzieningenrechter Limburg 12 februari 2021, ECLI:NL:RBLIM:2021:1189:

De voorzieningenrechter overweegt dat uit artikel 159, aanhef en onder a, van de Wvw 1994 in samenhang bekeken met artikel 141, aanhef en onder c, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) blijkt dat de door de minister van Veiligheid en Justitie in overeenstemming met de minister van Defensie aangewezen militairen van de Koninklijke Marechaussee belast zijn met de opsporing van de feiten, strafbaar gesteld in de Wvw 1994. Artikel 4, eerste lid, van de Politiewet somt de politietaken op die aan de Koninklijke Marechaussee zijn opgedragen. Het vierde lid van artikel 4 van de Politiewet bepaalt dat, hoewel bevoegd tot de opsporing van alle strafbare feiten, de militair van de Koninklijke Marechaussee die is aangewezen krachtens artikel 141 Sv zich onthoudt van optreden anders dan in het kader van de uitvoering van zijn politietaken, bedoeld in het eerste lid. Uit de memorie van toelichting op de Politiewet 2012 (Kamerstukken II, 2006/07, 30 880, nr. 3, p. 46) volgt dat is beoogd om de Koninklijke Marechaussee wat betreft haar opsporingsbevoegdheid in dezelfde positie te brengen als de politie. Het tweede deel van het vierde lid van artikel 4 houdt dan ook niet meer in dan een instructienorm. De rechtmatigheid van het optreden van een militair van de Koninklijke Marechaussee kan niet met een beroep op deze bepaling worden aangevochten.

Gelet op het voorgaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat de verbalisant van de Koninklijke Marechaussee bevoegd was tot de opsporing van feiten die strafbaar zijn gesteld in de Wvw 1994 en dus ook tot de staandehouding van verzoeker in de onderhavige zaak.

In deze zaak ging het om een opgelegde EMG na een snelheidsovertreding. We zien dat de rechter eigenlijk vrij snel uitgaat van het proces-verbaal van de Marechaussee:

Heeft het CBR het opleggen van de cursus over verantwoord rijgedrag mogen baseren op het proces-verbaal?

14. Verzoeker betoogt dat het CBR het opleggen van de EMG niet heeft mogen baseren op het proces-verbaal. Verzoeker ontkent namelijk dat hij de verkeersovertredingen die in dat proces-verbaal zijn gerelateerd, heeft begaan. Ter onderbouwing van die stelling heeft verzoeker een schriftelijke verklaring overgelegd van [naam 2] die op

17 december 2020 achter hem aan reed.

15. De voorzieningenrechter stelt voorop dat een bestuursorgaan, in dit het geval het CBR, volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) in beginsel uitgaan van de juistheid van een op ambtseed dan wel ambtsbelofte opgemaakt proces-verbaal, tenzij verzoeker aantoont dan wel aannemelijk maakt dat daarvan niet langer kan worden uitgegaan (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 16 januari 2013, ECLI:NL:RVS:2013:BY8566). Dit geldt evenzeer voor de rechter, tenzij tegenbewijs noopt tot afwijking van dit uitgangspunt. Volgens eveneens vaste rechtspraak van de Afdeling is niet vereist dat het CBR eigen onderzoek doet naar de juistheid van de door de politie gerelateerde feiten, tenzij het objectieve redenen heeft om aan de juistheid daarvan te twijfelen (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van

18 juli 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2409).

16. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft verzoeker met de enkele betwisting van de waarnemingen van de verbalisant van de Koninklijke Marechaussee en de door [naam 2] opgestelde schriftelijke verklaring niet – op zijn minst – aannemelijk gemaakt dat niet langer van de juistheid van het proces-verbaal kan worden uitgegaan. In dit opzicht overweegt de voorzieningenrechter dat een verbalisant, als ervaringsdeskundige, voldoende in staat kan worden geacht om te observeren en te registreren. Een verbalisant heeft er geen belang bij om niet gedane waarnemingen aan de politiestukken toe te voegen dan wel onjuiste informatie over verzoeker te verstrekken. Verzoeker ontkent niet dat hij over het terrein van het tankstation heeft gereden en een bus heeft ingehaald. Ook [naam 2] heeft verklaard dat verzoeker het terrein van het tankstation op reed, even afremde en vervolgens door reed en een bus inhaalde. Voor zover verzoeker onder verwijzing naar de schriftelijke verklaring van [naam 2] betoogt dat hij de maximumsnelheid ter plaatse niet heeft overschreden, slaagt dit betoog niet. De verweten snelheidsovertreding betreft namelijk geen overschrijding van de maximumsnelheid, maar het rijden met een niet aan de snelheid van de overige gelijksoortige verkeersdeelnemers aangepaste snelheid. Nu er geen objectieve redenen zijn om te twijfelen aan de juistheid van de door de Koninklijke Marechaussee gerelateerde feiten heeft het CBR daarnaar geen eigen onderzoek hoeven te doen.

17. Een EMG wordt opgelegd, zodra iemand tijdens een rit herhaaldelijk gedragingen heeft verricht die in de Bijlage bij de Regeling zijn vermeld. Dit blijkt ook uit de toelichting van de Minister bij de Regeling (Staatscourant 25 september 2008, nr. 186). Hierin is vermeld:

Het tweede deel voorziet in een nieuw artikel 10b, waarin wordt aangegeven in welke gevallen de nieuwe EMG wordt opgelegd. Het gaat er hierbij om dat de betrokken bestuurder niet éénmaal bepaald gedrag heeft vertoond.

Dit betekent dat het kan zijn dat tweemaal wordt voldaan aan één criterium van Bijlage 1, onder A, onderdeel III, behorende bij de Regeling, maar dat het ook kan zijn dat éénmaal wordt voldaan aan twee verschillende criteria. De rechtbank vindt voor dit oordeel steun in de uitspraken van de Afdeling van 1 februari 2012 (ECLI:NL:RVS:2012:BV2438) en

8 november 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:3010). Uit het onder 4. genoemde proces-verbaal blijkt dat verzoeker met een hoge snelheid over een terrein van een tankstation reed, kennelijk om een rood verkeerslicht te vermijden, met hoge snelheid weer invoegde en een bus inhaalde, waarbij verzoeker langs de verkeerde zijde van een vluchtheuvel reed. Hierdoor reed hij tegen de juiste rijrichting in. Het CBR heeft zich dan ook terecht op het standpunt gesteld dat is voldaan aan de voorwaarden voor het opleggen van een educatieve maatregel gedrag en verkeer, zoals bedoeld in artikel 131, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wvw 1994 in onderlinge samenhang bekeken met artikel 14, eerste lid, aanhef en onder a, van de Regeling. Uit het proces-verbaal blijkt immers dat sprake is van incorrect samenspel met andere verkeersdeelnemers in het verkeer dat blijkt uit het rijden met een niet aan de snelheid van de overige gelijksoortige verkeersdeelnemers aangepaste snelheid. Daarnaast heeft verzoeker duidelijk een gedrag tentoongespreid dat in strijd is met de essentiële verkeersregels en verkeerstekens ter zake van de plaats op de weg, waaronder begrepen spookrijden.

Zijn er zwaarwegende redenen die maken dat verzoeker de EMG nu niet hoeft te gaan volgen?

18. Verzoeker betoogt dat hij de financiële middelen niet heeft om de kosten die verbonden zijn aan het opleggen van de EMG te betalen. Indien verzoeker deze kosten niet tijdig betaalt, wordt zijn rijbewijs ongeldig verklaard. Verzoeker heeft zijn rijbewijs nodig om naar zijn studie- en stageplek te gaan en vanwege regelmatige bezoeken aan het ziekenhuis, omdat hij aan suikerziekte lijdt. Dit is ook de reden dat verzoeker niet met het openbaar vervoer kan reizen. Indien hij dat doet, loopt hij een groot risico dat hij besmet raakt met het coronavirus en dit kan fatale gevolgen voor hem hebben.

19. De voorzieningenrechter stelt voorop dat artikel 14 van de Regeling dwingendrechtelijk is geformuleerd en daarom geen ruimte biedt voor een nadere belangenafweging. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter kan het bestreden besluit standhouden en biedt het bezwaar geen redelijke kans van slagen.

20. De voorzieningenrechter begrijpt het betoog van verzoeker aldus dat verzoeker hem, ondanks hetgeen onder 19. is overwogen, toch verzoekt een voorlopige voorziening te treffen, omdat het spoedeisend belang van verzoeker daartoe noopt. De voorzieningenrechter overweegt dat hij in zeer uitzonderlijke gevallen kan oordelen dat de Regeling buiten toepassing moet blijven, omdat de gevolgen van de Regeling onevenredig uitwerken (zie in dit verband de uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling van

3 december 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2889). De voorzieningenrechter onderkent dat het mogelijk ongeldig verklaren van het rijbewijs van verzoeker grote (en ingrijpende) gevolgen voor verzoeker kan hebben, omdat hij daardoor niet met zijn auto naar zijn stage, werk en naar het ziekenhuis kan rijden. Het is echter maar de vraag of deze gevolgen ook daadwerkelijk intreden, omdat verzoeker niet heeft onderbouwd dat hij de kosten die aan het opleggen van een EMG zijn verbonden niet kan betalen. Daarbij betrekt de voorzieningenrechter dat verzoeker niet het hele bedrag van € 1.267,- dat aan het opleggen van de EMG is verbonden vóór 1 maart 2021 moet betalen. In de betaalfactuur is namelijk

vermeld dat het mogelijk is voor de uitvoeringskosten ter hoogte van € 834,- een betalingsregeling te treffen, wel moet verzoeker de opleggingskosten ter hoogte van € 433,- vóór 1 maart 2021 betalen.

Wat is de conclusie?

21. Gelet op het vorenstaande wordt het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening afgewezen. De voorzieningenrechter is voorts van oordeel dat sprake is van een kennelijk ongegrond verzoek, zodat op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Awb de behandeling ter zitting achterwege is gelaten.

22. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

The post Melding Marechaussee mag gebruikt worden door het CBR appeared first on CBR-Advocaat.

]]>
https://cbr-advocaat.nl/melding-marechaussee-mag-gebruikt-worden-door-het-cbr/feed/ 0
Vrijspraak in strafzaak; hoe zit het nu met de CBR cursus of het onderzoek? https://cbr-advocaat.nl/vrijspraak-in-strafzaak-hoe-zit-het-nu-met-de-cbr-cursus-of-het-onderzoek/ https://cbr-advocaat.nl/vrijspraak-in-strafzaak-hoe-zit-het-nu-met-de-cbr-cursus-of-het-onderzoek/#respond Tue, 20 Jun 2023 22:35:22 +0000 https://cbr-advocaat.nl/?p=2065 Regelmatig krijgen wij zaken van clienten die zelf geen bezwaar hebben aangetekend tegen een besluit van het CBR waarbij een cursus of een onderzoek werd opgelegd, of dat ze wel bezwaar hebben gemaakt, maar niet door hebben gezet naar beroep of hoger beroep. Later worden ze dan vrijgesproken door de politierechter of wordt de strafzaak […]

The post Vrijspraak in strafzaak; hoe zit het nu met de CBR cursus of het onderzoek? appeared first on CBR-Advocaat.

]]>
Regelmatig krijgen wij zaken van clienten die zelf geen bezwaar hebben aangetekend tegen een besluit van het CBR waarbij een cursus of een onderzoek werd opgelegd, of dat ze wel bezwaar hebben gemaakt, maar niet door hebben gezet naar beroep of hoger beroep. Later worden ze dan vrijgesproken door de politierechter of wordt de strafzaak geseponeerd. Ze willen dan ook de kosten van de cursus of het onderzoek terug krijgen of nog hier onderuit komen als ze het nog niet gedaan hebben en daardoor bijvoorbeeld het rijbewijs ongeldig is geworden. Hoe werkt dat?

Herzieningsverzoek na vrijspraak of sepot

Het antwoord op die vraag is niet eenvoudig. Het probleem is vaak dat het besluit van het CBR eigenlijk onaantastbaar is geworden omdat de bezwaar- en beroepstermijnen zijn verstreken. U kunt de cursus of het onderzoek of de ongeldigverklaring van het rijbewijs dan eigenlijk niet meer aanvechten. Dat had eerder gemoeten.
Er is echter een escape; als er een novum is, kunt u een herzieningsverzoek indienen bij het CBR en bij een afwijzing daarvan kunt u in bezwaar- en in beroep gaan.
Dit zijn echter lastige procedures.

Hoe werkt dat herzieningsverzoek

Een herzieningsverzoek is een verzoek aan het CBR om de zaak opnieuw te beoordelen. Kijkend naar de jurisprudentie inzake herzieningsverzoeken wil dat af en toe nog wel slagen. Dit lukt echter niet bij alle vrijspraken of sepots. Duidelijk moet worden vastgesteld dat de vrijspraak of het sepot het gevolg is van fouten die zijn gemaakt tijdens het politieonderzoek en dat daardoor zodanige twijfel is gereden dat – achteraf bezien – kan worden gezegd dat het onderzoek of de cursus ten onrechte aan de betrokkene is opgelegd.

Een voorbeeld zien we in de uitspraak van de Afdeling (ECL:NL:RVS:2021:961). In deze zaak overweegt de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State het volgende:

“3.4.    De Afdeling is van oordeel dat [appellant] door in beroep de processen-verbaal van de zittingen bij de politierechter over te leggen, aanvullend bewijs heeft geleverd van zijn stelling dat hij niet de bestuurder is geweest. Daarmee is sprake van nieuwe feiten en omstandigheden die aanleiding moeten geven tot heroverweging van het besluit van 12 september 2018. Vaste rechtspraak is dat de bestuursrechter in de regel niet is gebonden aan het oordeel van de strafrechter. Hier is echter niet alleen een aantekening mondeling vonnis overgelegd, maar ook aanvullend bewijs waarop de strafrechter zijn vrijspraak heeft gebaseerd. Er is verder sprake van een nauw verband tussen de feiten die in de strafprocedure zijn beoordeeld en die in deze bestuursrechtelijke procedure moeten worden beoordeeld. De vrijspraak gaat immers over dezelfde rechtsvraag, namelijk of [appellant] de bestuurder was, en het standpunt van het CBR steunt op dezelfde bewijsmiddelen als waarover de politierechter beschikte. De Afdeling ziet daarom geen ruimte voor het CBR om zonder een nadere motivering af te wijken van het oordeel van de politierechter.”

In deze zaak blijkt dus duidelijk dat iemand ten onrechte als bestuurder is aangemerkt. In zo’n geval wil de rechter instemmen met een herzieningsverzoek.

 

The post Vrijspraak in strafzaak; hoe zit het nu met de CBR cursus of het onderzoek? appeared first on CBR-Advocaat.

]]>
https://cbr-advocaat.nl/vrijspraak-in-strafzaak-hoe-zit-het-nu-met-de-cbr-cursus-of-het-onderzoek/feed/ 0
CBR moet binnen 6 maande een beslissing nemen https://cbr-advocaat.nl/cbr-moet-binnen-6-maande-een-beslissing-nemen/ https://cbr-advocaat.nl/cbr-moet-binnen-6-maande-een-beslissing-nemen/#respond Sun, 28 Nov 2021 23:15:36 +0000 https://cbr-advocaat.nl/?p=1964 Het CBR is wel verplicht om binnen 6 maanden na de datum van de overtreding een beslissing te nemen. Overschrijding van de termijn van vier weken als bedoeld in artikel 131, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 is geen fatale termijn volgens vaste rechtspraak van de Afdeling. De termijnoverschrijding van zes maanden van artikel 3, […]

The post CBR moet binnen 6 maande een beslissing nemen appeared first on CBR-Advocaat.

]]>
Het CBR is wel verplicht om binnen 6 maanden na de datum van de overtreding een beslissing te nemen.

Overschrijding van de termijn van vier weken als bedoeld in artikel 131, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 is geen fatale termijn volgens vaste rechtspraak van de Afdeling. De termijnoverschrijding van zes maanden van artikel 3, derde lid, van de Regeling is wel fataal, maar in het onderhavige geval is er sprake van een uitzondering, omdat in de aard van de zaak gelegen omstandigheden de termijnoverschrijding rechtvaardigen nu de melding pas later uit Duitsland kwam.  (tECLI:NL:RBLIM:2021:4371).

De rechtbank overweegt:

“Voor zover eiser heeft aangevoerd dat de termijn van artikel 3, derde lid, van de Regeling is overschreden, overweegt de rechtbank dat tussen de aanhouding van eiser en de hiervoor vermelde mededeling van verweerder meer dan zes maanden is gelegen, in dit geval niet maakt dat het vermoeden waarop de mededeling is gegrond niet op de aanhouding kan worden gebaseerd. Verweerder heeft in de aard van de omstandigheden van dit geval – te weten: eisers aanhouding heeft in Duitsland plaatsgevonden, waardoor verweerder pas veel later kennis heeft kunnen nemen van het feit en de ernst van dit feit (soft- en harddrugs zijn aangetroffen in het bloed van eiser) – reden kunnen zien voor een uitzondering op het voorschrift, dat de termijn niet langer dan zes maanden mag zijn. De melding vanuit Duitsland is pas 17 februari 2020 door verweerder ontvangen, hetgeen betekent dat verweerder pas na het verstrijken van de zes maanden termijn hiervan kennis heeft kunnen nemen. De melding kon dan ook niet binnen de termijn van zes maanden worden gedaan. Dat verweerder niet voortvarend te werk is gegaan nadat hij op de hoogte is gebracht van de informatie uit Duitsland, zoals eisers gemachtigde ter zitting heeft gesteld, en daardoor volgens eiser niet meer het recht had om een onderzoek naar geschiktheid op te leggen, volgt de rechtbank niet. De mededeling van verweerder als bedoeld in artikel 130, eerste lid, van de Wvw 1994 is op 30 april 2020 gedaan, terwijl verweerder eerst op 17 februari 2020 op de hoogte is geraakt van eisers aanhouding in Duitsland. Gelet op deze tijdspanne heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank niet dusdanig laat beslist dat gezegd moet worden dat verweerder eisers zaak te laat heeft opgepakt. De uitspraak waar eiser op heeft gewezen van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 5 februari 2019 (ECLI:NL:RBZWB:2019:414) ziet op een andere situatie en is naar het oordeel van de rechtbank niet vergelijkbaar, nu deze zaak geen melding vanuit Duitsland betreft. Deze beroepsgrond van eiser treft geen doel.”

The post CBR moet binnen 6 maande een beslissing nemen appeared first on CBR-Advocaat.

]]>
https://cbr-advocaat.nl/cbr-moet-binnen-6-maande-een-beslissing-nemen/feed/ 0
Identiteit bestuurder moet met voldoende zekerheid komen vast te staan https://cbr-advocaat.nl/identiteit-bestuurder-moet-met-voldoende-zekerheid-komen-vast-te-staan/ https://cbr-advocaat.nl/identiteit-bestuurder-moet-met-voldoende-zekerheid-komen-vast-te-staan/#respond Mon, 21 Jun 2021 07:47:00 +0000 https://cbr-advocaat.nl/?p=1952 Het is naar vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling), waaronder de uitspraak van 26 juli 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1991, zo  dat het opleggen van een bestuursrechtelijke maatregel  door het CBR los staat van een (eventuele) strafrechtelijke procedure. In een bestuursrechtelijke procedure behoeft de aan de betrokkene verweten gedraging, anders dan in […]

The post Identiteit bestuurder moet met voldoende zekerheid komen vast te staan appeared first on CBR-Advocaat.

]]>
Het is naar vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling), waaronder de uitspraak van 26 juli 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1991, zo  dat het opleggen van een bestuursrechtelijke maatregel  door het CBR los staat van een (eventuele) strafrechtelijke procedure. In een bestuursrechtelijke procedure behoeft de aan de betrokkene verweten gedraging, anders dan in het strafrecht, niet wettig en overtuigend te worden bewezen. Voor het opleggen van een maatregel is het voor het CBR voldoende dat op basis van de geconstateerde feiten met voldoende mate van zekerheid komt vast te staan dat betrokkene onder invloed van alcohol als bestuurder van een motorvoertuig is opgetreden. Daarvoor is niet noodzakelijk, zo volgt uit eveneens vaste rechtspraak, waaronder de uitspraak van de Afdeling van 24 december 2019, ECLI:NL:RVS:2019:4402, dat de betrokkene als bestuurder staande wordt gehouden. Ook op andere wijze kan de identiteit van de bestuurder met voldoende zekerheid komen vast te staan.

  • Zie ook 7 maart 2018, ECLI:NL:RVS:2018:756:  het opleggen van een rijgeschiktheidsonderzoek is een bestuursrechtelijke maatregel ter bevordering van de verkeersveiligheid, die los staat van een (eventuele) strafrechtelijke procedure. In de bestuursrechtelijke CBR-procedure, is het anders dan in het strafrecht, niet noodzakelijk dat de gedraging die de betrokkene wordt verweten wettig en overtuigend wordt bewezen. Voor het opleggen van een rijgeschiktheidsonderzoek is het voor het CBR voldoende dat op basis van de geconstateerde feiten met voldoende mate van zekerheid komt vast te staan dat verzoeker onder invloed van alcohol (en/of drogerende middelen) als bestuurder van een motorvoertuig is opgetreden.

Verklaring verbalisant

We zien in de jurisprudentie dat een enkele verklaring van een verbalisant vaak al voldoende is. Als een verbalisant de betrokkene heeft zien rijden, mag een rechter daar in beginsel van uitgaan. De betrokkene kan alleen tegenbewijs leveren, maar dat zal enkel kunnen inhouden dat de verbalisant het allemaal niet goed heeft kunnen zien en dat moet ook voldoende overtuigend zijn.

De vaste tekst in de jurisprudentie luidt in dat kader:
“Verder volgt uit vaste rechtspraak, waaronder de uitspraak van de Afdeling van 24 juli 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2551, dat een bestuursorgaan, onverminderd de eigen verantwoordelijkheid ten aanzien van het bewijs, in beginsel mag afgaan op de juistheid van de bevindingen in een ambtseed of ambtsbelofte opgemaakt en ondertekend proces-verbaal, voor zover deze waarnemingen van de opsteller van het proces-verbaal weergeven. Indien die bevindingen worden betwist, zal moeten worden onderzocht of er, bevindingen dat deze niet of niet volledig aan het vermoeden als bedoeld in artikel 130, eerste lid van de WVW 1994 ten grondslag kunnen worden vastgelegd.”

Verklaring getuige

Ook een verklaring van een getuige kan als bewijs worden gebruikt, maar dan moet er wel iets aanvullend als bewijs liggen die de verklaring ondersteunt.

Enige bestuurdershandeling

Vereist is slechts dat de bestuurder enige bestuurdershandeling heeft verricht.

Het is niet vereist dat de bestuurder daadwerkelijk is weggereden, zoals volgt uit ECLI:NL:RBROT:2021:4197:
“De rechtbank is van oordeel dat verweerder eiser terecht als bestuurder heeft aangemerkt, omdat op grond van de geconstateerde feiten met voldoende mate van zekerheid is komen vast te staan dat eiser heeft geprobeerd de auto na het ongeval weg te rijden (terwijl hij onder invloed van alcohol verkeerde). Daarmee is eiser aan te merken als bestuurder van het motorvoertuig. Dat het eiser niet is gelukt om weg te rijden, maakt dat niet anders. De rechtbank wijst daarbij op vaste jurisprudentie van de Afdeling, waaronder de uitspraak van 21 november 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BY3732, waaruit volgt dat het verrichten van bestuurdershandelingen voldoende is voor het opleggen van een EMA. Hiervoor is niet vereist dat eiser de auto daadwerkelijk heeft weggereden, maar het voornemen om een motorvoertuig te gaan besturen in combinatie met een begin van uitvoering is voldoende. Dat sprake is van niet van zijn wil afhankelijke omstandigheden waardoor eiser ervan is weerhouden weg te rijden, maakt dat niet anders (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 17 januari 2018, ECLI:NL:RVS:2018:110).”

The post Identiteit bestuurder moet met voldoende zekerheid komen vast te staan appeared first on CBR-Advocaat.

]]>
https://cbr-advocaat.nl/identiteit-bestuurder-moet-met-voldoende-zekerheid-komen-vast-te-staan/feed/ 0
CBR te laat met nemen beslissing gezondheidsverklaring https://cbr-advocaat.nl/cbr-te-laat-met-nemen-beslissing-gezondheidsverklaring/ https://cbr-advocaat.nl/cbr-te-laat-met-nemen-beslissing-gezondheidsverklaring/#respond Fri, 21 Jun 2019 12:08:10 +0000 https://cbr-advocaat.nl/?p=1903 Het is een chaos bij het CBR en daardoor zijn ze structureel te laat met het nemen van een beslissing op een gezondheidsverklaring. De gevolgen voor de betrokkene zijn hoog. Vaak wordt het rijbewijs tussentijds weer ongeldig verklaard, waardoor men in de problemen komt met het werk en allerlei financiële problemen dreigen. Het CBR trekt […]

The post CBR te laat met nemen beslissing gezondheidsverklaring appeared first on CBR-Advocaat.

]]>
Het is een chaos bij het CBR en daardoor zijn ze structureel te laat met het nemen van een beslissing op een gezondheidsverklaring. De gevolgen voor de betrokkene zijn hoog. Vaak wordt het rijbewijs tussentijds weer ongeldig verklaard, waardoor men in de problemen komt met het werk en allerlei financiële problemen dreigen. Het CBR trekt zich daar echter niets van aan. 

Termijnen gezondheidsverklaring

Er geldt geen fatale termijn voor het beslissen op de aanvraag van een gezondheidsverklaring. Er geldt weliswaar een termijn van orde van 4 weken (art. 103 lid 1 Reglement rijbewijzen), maar geen fatale termijn. Ingevolge art. 4:13 Awb moet in een dergelijk geval binnen een redelijke termijn, welke maximaal acht weken bedraagt, worden beslist, tenzij het CBR op grond van art. 4:14 lid 3 Awb een bericht stuurt inhoudende dat het niet gaat lukken binnen 4 weken, en binnen welke (redelijke) termijn het dan wel moet gaan lukken. Een ingebrekestelling wegens niet tijdig beslissen zal bij het ontbreken van een wettelijke termijn dus in elk geval mogelijk zijn zodra de door het bestuur meegedeelde redelijke termijn is verstreken of — als het bestuur geen mededeling doet — zodra acht weken zijn verstreken na de ontvangst van de aanvraag door het bestuursorgaan. U hoeft dit echter niet te accepteren. Er zijn mogelijkheden om het CBR onder druk te zetten.

1. Bezwaarprocedure vanwege het uitblijven van een tijdige beslissing

Heeft u het rijbewijs met spoed nodig, dan valt te overwegen om een bezwaarprocedure te starten vanwege het uitblijven van een tijdige beslissing. Dit kan worden aangemerkt als een fictieve weigering om een besluit op een aanvraag te nemen.

2. Ingebrekestelling en opeisen dwangsom

Daarnaast bestaat de mogelijkheid om het CBR in gebreke te stellen.  Op grond van art. 4:17 Awb kan het bestuursorgaan in voorkomend geval een dwangsom verbeuren indien een beschikking op aanvraag niet tijdig wordt gegeven.

Op dit moment zou je kunnen concluderen dat het CBR, ondanks voorafgaand bericht, niet binnen een redelijke termijn beslist, omdat het echt maanden kan duren voordat er een beschikking volgt. De optie het CBR in gebreke te stellen opdat een dwangsom wordt verbeurd is derhalve reëel.

The post CBR te laat met nemen beslissing gezondheidsverklaring appeared first on CBR-Advocaat.

]]>
https://cbr-advocaat.nl/cbr-te-laat-met-nemen-beslissing-gezondheidsverklaring/feed/ 0
Beslissing CBR te laat heeft helaas geen gevolgen https://cbr-advocaat.nl/beslissing-cbr-te-laat-heeft-helaas-geen-gevolgen/ https://cbr-advocaat.nl/beslissing-cbr-te-laat-heeft-helaas-geen-gevolgen/#respond Tue, 28 May 2019 06:41:25 +0000 https://cbr-advocaat.nl/?p=1880 Regelmatig komt het voor dat het CBR te laat is et het nemen van een beslissing. Zo geeft artikel 131 lid 1 WVW aan dat het CBR binnen 4 weken een besluit moet nemen als zij een melding van de politie doorgestuurd hebben gekregen. Als ze daarmee te laat zijn, heeft dat helaas geen gevolgen […]

The post Beslissing CBR te laat heeft helaas geen gevolgen appeared first on CBR-Advocaat.

]]>
Regelmatig komt het voor dat het CBR te laat is et het nemen van een beslissing. Zo geeft artikel 131 lid 1 WVW aan dat het CBR binnen 4 weken een besluit moet nemen als zij een melding van de politie doorgestuurd hebben gekregen. Als ze daarmee te laat zijn, heeft dat helaas geen gevolgen voor het besluit zelf.

Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling; zie bijvoorbeeld de uitspraken 28 juli 2004, (ECLI:NL:RVS:2004:AQ5788) en 8 december 2004, (ECLI:NL:RVS:2004:AR7079)) brengt overschrijding van de in artikel 131, eerste lid, van de WVW genoemde termijn van vier weken niet met zich dat verweerder niet meer bevoegd is om een besluit te nemen als bedoeld in die bepaling.De bewoordingen van dit artikel leiden, anders dan verzoeker stelt, derhalve niet tot de conclusie dat sprake is van een fatale termijn. In het artikel worden aan een termijnoverschrijding ook geen gevolgen verbonden.
Uit de parlementaire stukken kan worden afgeleid dat de beslistermijnen in die bepalingen zijn opgenomen met het oog op een in het belang van de verkeersveiligheid slagvaardiger optreden tegen verkeersgevaarlijke overtredingen in het algemeen en een verscherpte aanpak van alcoholovertredingen in het bijzonder (Kamerstukken II 1990/91,
22 030, nr. 3, p. 43 en volgende).

The post Beslissing CBR te laat heeft helaas geen gevolgen appeared first on CBR-Advocaat.

]]>
https://cbr-advocaat.nl/beslissing-cbr-te-laat-heeft-helaas-geen-gevolgen/feed/ 0
Twijfel identiteit bestuurder in CBR-procedure https://cbr-advocaat.nl/twijfel-identiteit-bestuurder-cbr-procedure/ https://cbr-advocaat.nl/twijfel-identiteit-bestuurder-cbr-procedure/#respond Wed, 07 Mar 2018 00:03:44 +0000 https://cbr-advocaat.nl/?p=1845 Ook in de CBR-procedure kan de vraag spelen wie nu de bestuurder van het motorrijtuig is geweest. Alleen aan de bestuurder mag het CBR immers een maatregel opleggen. In de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Noord-Nederland, 19 juni 2017, ECLI:NL:RBNNE:2017:2415 kwam deze vraag ook aan de orde. Uiteindelijk leidde twijfel over de identiteit van […]

The post Twijfel identiteit bestuurder in CBR-procedure appeared first on CBR-Advocaat.

]]>
Ook in de CBR-procedure kan de vraag spelen wie nu de bestuurder van het motorrijtuig is geweest. Alleen aan de bestuurder mag het CBR immers een maatregel opleggen. In de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Noord-Nederland, 19 juni 2017, ECLI:NL:RBNNE:2017:2415 kwam deze vraag ook aan de orde. Uiteindelijk leidde twijfel over de identiteit van de bestuurder tot de teruggave van het rijbewijs. 

Verweer: identiteit van bestuurder staat niet vast

Verzoeker voert aan dat verweerder het primaire besluit niet in redelijkheid had kunnen nemen. Verzoeker meent dat niet kan worden vastgesteld dat hij het voertuig bestuurde waarmee op 16 januari 2017 de overtredingen werden begaan. Verzoeker stelt dat voor het opleggen van de maatregel vereist is dat onomstotelijk is komen vast te staan dat hij de bestuurder was van het voertuig. Dat de politieambtenaar de identiteit van verzoeker op een later moment vaststelt aan de hand van een foto in het politiesysteem biedt volgens verweerder onvoldoende grond voor een onomstotelijke vaststelling van zijn identiteit. Ter ondersteuning van zijn standpunt overlegt verzoeker verschillende foto’s van mensen uit zijn kennissenkring, die volgens verzoeker een sterke gelijkenis met hem vertonen. Verzoeker stelt dat deze kennissen regelmatig van zijn Opel Antara gebruik maken. Nu verzoeker meent dat zijn identiteit niet onomstotelijk is vastgesteld stelt hij zich op het standpunt dat verweerder onvoldoende grond heeft om een onderzoek naar de geschiktheid op te leggen.

Vaststelling identiteit bestuurder kan ook op andere wijze dan staandehouding

Verweerder (het CBR) voert aan dat de politieambtenaar verzoeker heeft herkend als de bestuurder aan de hand van de foto’s die in het politiesysteem zijn opgenomen. Uit het mutatierapport blijkt dat de politieambtenaar de bestuurder een aantal keren duidelijk heeft gezien. De politieambtenaar heeft tegenover verweerder achteraf nogmaals, zowel telefonisch als via de e-mail, bevestigd dat hij verzoeker duidelijk heeft herkend. Verweerder beroept zich op jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) -onder meer de uitspraak van 20 april 2011 (ECLI:NL:RVS:2011:BQ1897)- waarin de Afdeling aangeeft dat weliswaar is vereist dat de identiteit van de betrokken bestuurder is komen vast te staan, maar dat dit ook anders dan door staandehouding kan zijn geschied. Volgens verweerder kon de identiteit van verzoeker daarom later worden vastgesteld aan de hand van informatie in de politiesystemen.

Voorzieningenrechter; initiële twijfel bij politieagent leidt tot teruggave rijbewijs

De voorzieningenrechter overweegt dat de politieambtenaar verzoeker heeft geïdentificeerd aan de hand van foto’s in de politiesystemen. Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling (zie onder meer de uitspraak van 16 januari 2013 in zaak nr. 201204366/1/A3), mag een bestuursorgaan, in dit geval het CBR, in beginsel uitgaan van de juistheid van het door een politieambtenaar opgestelde mutatierapport.

De voorzieningenrechter overweegt dat de wetgever een toelichting heeft gegeven omtrent het vaststellen van de identiteit van de bestuurder wanneer een Educatieve Maatregel Gedrag en verkeer wordt opgelegd (toelichting op de wijziging van de Regeling, Staatscourant 25 september 2008, nr. 186). Voor het vaststellen van de identiteit van de bestuurder wanneer een onderzoek naar de geschiktheid wordt opgelegd geldt eenzelfde maatstaf. De door de wetgever gekozen formulering van artikel 23, derde lid, onder b van de Regeling, dat ten aanzien van betrokkene als bestuuder de gedraging genoemd in de bijlage behorende bij de Regeling onder B, onderdeel II, onder b en f, moeten zijn geconstateerd, duidt erop dat de identiteit van de betrokken bestuurder onomstotelijk moet zijn vastgesteld. De identiteit kan niet onomstotelijk worden vastgesteld als nog enige twijfel bestaat omtrent de identiteit van de bestuurder.

In het onderhavige geval is naar het oordeel van de voorzieningenrechter de identiteit van de bestuurder niet onomstotelijk vast komen te staan. De voorzieningenrechter acht hierbij van belang dat uit de verklaring en de gekozen bewoording van de politieambtenaar blijkt dat op het moment van opstellen van het mutatierapport bij hem nog enige twijfel bestond omtrent de identeiteit van de bestuurder. Zo stelt de politieambtenaar dat: “de bestuurder erg leek op de man die hem bedreigd had, zij het dat deze inmiddels wat ouder en iets gezetter oogde”. Daarbij is voorts van belang dat het mutatierapport meer dan één maand na het incident is opgesteld en dat de politieambtenaar eiser alleen gezien heeft toen deze op de vluchtstook met zijn auto naast hem kwam staan. Dat de politieambtenaar op een later moment aan verweerder heeft bevestigd dat hij verzoeker heeft gëidentificeerd als bestuurder, doet naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet af aan zijn initiële twijfel.

Nu de identiteit van de bestuurder niet onomstotelijk is vastgesteld kan het primaire besluit naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen stand houden. De voorzieningenrechter zal overgaan tot schorsing van het besluit.

The post Twijfel identiteit bestuurder in CBR-procedure appeared first on CBR-Advocaat.

]]>
https://cbr-advocaat.nl/twijfel-identiteit-bestuurder-cbr-procedure/feed/ 0
Ook mutatiebewijs mag gebruikt worden voor bewijs in CBR-procedure https://cbr-advocaat.nl/ook-mutatiebewijs-mag-gebruikt-worden-bewijs-cbr-procedure/ https://cbr-advocaat.nl/ook-mutatiebewijs-mag-gebruikt-worden-bewijs-cbr-procedure/#respond Mon, 05 Mar 2018 21:25:09 +0000 https://cbr-advocaat.nl/?p=1843 De Afdeling heeft meermalen geoordeeld dat het vermoeden dat betrokkene niet langer beschikt over de rijvaardigheid vereist voor het besturen van een of meer categorieën motorrijtuigen waarvoor aan hem een rijbewijs is afgegeven, kan worden gebaseerd op een mutatierapport (Afdeling van 31 augustus 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BR6338, 22 februari 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BV6581 en 13 januari 2016, ECLI:NL:RVS:2016:71). Dienovereenkomstig […]

The post Ook mutatiebewijs mag gebruikt worden voor bewijs in CBR-procedure appeared first on CBR-Advocaat.

]]>
De Afdeling heeft meermalen geoordeeld dat het vermoeden dat betrokkene niet langer beschikt over de rijvaardigheid vereist voor het besturen van een of meer categorieën motorrijtuigen waarvoor aan hem een rijbewijs is afgegeven, kan worden gebaseerd op een mutatierapport (Afdeling van 31 augustus 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BR6338, 22 februari 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BV6581 en 13 januari 2016, ECLI:NL:RVS:2016:71).

Dienovereenkomstig oordeelde de Afdeling in ECLI:NL:RVS:2016:1586:

“De rechtbank heeft terecht overwogen dat het CBR heeft mogen uitgaan van de betrouwbaarheid en juistheid van de waarnemingen zoals die in het mutatierapport zijn weergegeven. Het mutatierapport bevat een voldoende precieze omschrijving van de gedragingen van [appellant]. In de omstandigheden dat de snelheid niet met een geijkte boordsnelheidsmeter is gemeten en het mutatierapport niet de weersomstandigheden van de bewuste avond vermeldt, is geen grond gelegen om aan de betrouwbaarheid en juistheid van het mutatierapport te twijfelen.

De rechtbank heeft met juistheid overwogen dat de stelling van [appellant] dat de verbalisant niet over de vereiste expertise voor het vaststellen van de gedragingen beschikt, omdat zijn expertise niet bij het wegverkeer ligt, niet maakt dat niet kan worden afgegaan op de feitelijke waarnemingen van de verbalisant. De rechtbank heeft in dit verband terecht overwogen dat van een opsporingsambtenaar met voldoende rijvaardigheid, zoals in dit geval, kan worden verwacht, dat hij tijdens het autorijden het rijgedrag van een andere weggebruiker zorgvuldig kan waarnemen en registreren. Voor het standpunt van [appellant] dat de verbalisant fouten heeft gemaakt en in strijd met zorgvuldigheidsnormen heeft gehandeld, bieden de wijze van totstandkoming en de inhoud van het mutatierapport geen aanknopingspunten. Dat het mutatierapport door de verbalisant vijf dagen na de vaststelling van de feiten is opgemaakt en de kladnotitie op basis waarvan de verbalisant het mutatierapport heeft opgesteld niet meer beschikbaar is, leidt, anders dan [appellant] betoogt, niet tot het oordeel dat het CBR niet mocht uitgaan van de juistheid van het mutatierapport.”

The post Ook mutatiebewijs mag gebruikt worden voor bewijs in CBR-procedure appeared first on CBR-Advocaat.

]]>
https://cbr-advocaat.nl/ook-mutatiebewijs-mag-gebruikt-worden-bewijs-cbr-procedure/feed/ 0
Termijn uitslag onderzoek psychiater CBR https://cbr-advocaat.nl/termijn-uitslag-onderzoek-psychiater-cbr/ https://cbr-advocaat.nl/termijn-uitslag-onderzoek-psychiater-cbr/#respond Wed, 19 Apr 2017 05:59:03 +0000 https://cbr-advocaat.nl/?p=1584 Regelmatig krijgen wij van cliënten de vraag hoe lang het duurt voordat de psychiater zijn rapport naar het CBR moet doorsturen en hoe lang het dan weer duurt voordat het CBR een beslissing neemt over de geldigheid van het rijbewijs. Hier zijn wel termijnen voor. Na het onderzoek van de psychiater kan het nog 12 […]

The post Termijn uitslag onderzoek psychiater CBR appeared first on CBR-Advocaat.

]]>
Regelmatig krijgen wij van cliënten de vraag hoe lang het duurt voordat de psychiater zijn rapport naar het CBR moet doorsturen en hoe lang het dan weer duurt voordat het CBR een beslissing neemt over de geldigheid van het rijbewijs. Hier zijn wel termijnen voor. Na het onderzoek van de psychiater kan het nog 12 weken duren voordat u een (voorlopige) beslissing van het CBR ontvangt.

In tabel gaat het om de volgende termijnen:

Termijnen
Psychiater voor het opmaken en insturen van het rapport 8 weken
CBR voor het nemen van een beslissing 4 weken

Het gaat hier niet om fatale termijnen, maar termijnen van orde. Dit betekent dat aan een overschrijding van deze termijnen geen rechtsgevolgen verbonden kunnen worden. In feite zijn deze termijnen voor het CBR dus niet meer dan een algemene beleidsregel, die men probeert na te streven..

> Meer informatie Termijnen in de CBR-procedure

Druk uitoefenen via advocaat

Heeft u uw rijbewijs met spoed nodig? In sommige gevallen is het mogelijk om druk op het CBR uit te oefenen door een gespecialiseerde CBR-advocaat. De advocaat kan uw zaak onder de aandacht brengen van de medewerkers van het CBR om zo wat meer voortgang in de zaak te krijgen.

The post Termijn uitslag onderzoek psychiater CBR appeared first on CBR-Advocaat.

]]>
https://cbr-advocaat.nl/termijn-uitslag-onderzoek-psychiater-cbr/feed/ 0
Begrip bestuurder in CBR-procedure https://cbr-advocaat.nl/begrip-bestuurder-in-cbr-procedure/ https://cbr-advocaat.nl/begrip-bestuurder-in-cbr-procedure/#respond Fri, 04 Mar 2016 15:38:46 +0000 https://cbr-advocaat.nl/?p=1156 Wanneer u niet als bestuurder hebt opgetreden, kan het CBR geen maatregel opleggen. Het is belangrijk dat u hier goed op verweer voert. U kunt op basis hiervan mogelijk onder een dure cursus of een uiterst lastig onderzoek uitkomen. Goed onderbouwd verweer Het CBR merkt is dit soort procedures altijd op dat  het aan belanghebbende […]

The post Begrip bestuurder in CBR-procedure appeared first on CBR-Advocaat.

]]>
Wanneer u niet als bestuurder hebt opgetreden, kan het CBR geen maatregel opleggen. Het is belangrijk dat u hier goed op verweer voert. U kunt op basis hiervan mogelijk onder een dure cursus of een uiterst lastig onderzoek uitkomen.

Goed onderbouwd verweer

Het CBR merkt is dit soort procedures altijd op dat  het aan belanghebbende is om het tegendeel te bewijzen of op zijn minst aannemelijk dient te maken. Zo ver gaat dit evenwel nog niet, maar het is wel belangrijk dat u met een aannemelijke verklaring komt waarop de politie u ten onrechte als bestuurder heeft aangemerkt.

Het CBR beroept zich op de uitspraak van de Afdeling in ECLI:NL:RVS:2011:BQ8798:
“2.3.1. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 14 januari 2009 in zaak nr. 200801682/1), mag het CBR tot het deelnemen aan een EMA reeds verplichten, indien aannemelijk is dat betrokkene onder invloed van een hoger alcoholgehalte dan vermeld in artikel 8 van de regeling een motorvoertuig heeft bestuurd. Daarvoor is voldoende dat het aan de aanhouding en verbalisering ten grondslag liggende vermoeden dat dat heeft plaatsgevonden wordt bevestigd door het daarop ingestelde onderzoek naar dat gehalte.
Verbalisanten hebben volgens het op ambtseed opgemaakte proces-verbaal van aanhouding van 19 maart 2009, kenmerk PL1810/09-029627, geconstateerd dat [appellant] op die dag op de bestuurderstoel achter het stuur van zijn auto zat, terwijl het voertuig met ontstoken verlichting met drie wielen op de rijbaan stond en één wiel, het rechtervoorwiel, op het trottoir, en de autosleutel in het contact zat. De auto bevond zich niet op een parkeerplaats. De rechtbank heeft met juistheid geoordeeld dat het CBR zich op het standpunt mocht stellen dat deze bevindingen voldoende grondslag bieden voor het vermoeden dat [appellant] de auto onder invloed van alcohol heeft bestuurd. De ontkenning van [appellant] dat hij als bestuurder is opgetreden en de gestelde omstandigheid dat de verbalisanten hem met gesloten ogen in de auto hebben aangetroffen en zij niet hebben vastgesteld dat de motorkap warm was, heeft de rechtbank terecht onvoldoende geacht voor een ander oordeel. Het betoog faalt.”

Het CBR komt in de bezwaar- en beroepsprocedure voorts regelmatig met de volgende uitspraken aanzetten, maar dit zijn allemaal uitspraken waarbij uit de omstandigheden blijkt van bewijs van het bestuurd hebben van een motorrijtuig:

  • ECLI:NL:RVS:2014:776: In deze uitspraak was sprake van een verkeersongeval. Hiervan is melding gedaan aan de politie, de melders hebben de vermoedelijke bestuurder van en naar de auto zien lopen. Dat de bestuurder pas één uur later door de politie is aangetroffen, doet niets af aan het vermoeden dat de politie mocht hebben. Van belang is dat er hier dus geen ander persoon als bestuurder kon worden aangemerkt terwijl er wel een verkeersongeval was geweest.
  • ECLI:NL:RVS:2014:843: In deze zaak lag er een bekentenis van het rijden onder invloed. De Afdeling heeft zich hierbij vooral geconcentreerd op het feit dat de belanghebbende had bekend, deze zaak kan dus niet naar analogie worden toegepast op de onderhavige.
  • LJN:BX6486 (ECLI:NL:RVS:2012:BX6486): In deze zaak was de auto van de belanghebbende vol met modder aangetroffen in een greppel. Bovendien lagen er lege bierblikjes in en rondom de auto en er was een tray bierblikjes in de kofferbak van de auto geplaatst. De verbalisanten mochten hieruit een redelijk vermoeden afleiden. Wederom is het grote verschil dat de auto in een greppel was aangetroffen, waardoor aannemelijk wordt dat de belanghebbende de auto had bestuurd. Daarnaast waren er lege bierblikjes gesitueerd in en nabij de auto, waardoor een vermoeden kon ontstaan dat de bestuurder alcohol had genuttigd.
  • ECLI:NL:RVS:2015:3263: In deze zaak had de melder de belanghebbende zien wegrijden in zijn auto en slingerde hij. Daarnaast constateerde de politie bij het aantreffen van de belanghebbende dat de voorruit van zijn auto droger was dan die van andere auto’s.
  • Uitspraak 200801682/1 RVS: Ook in deze zaak heeft de belanghebbende bekend te hebben gereden na het nuttigen van alcohol.

In zaken waarbij ieder bewijs ontbreekt, is het heel goed verweer te voeren tegen een door het CBR opgelegde maatregel.

Verweren geen bestuurder

Als verweer kan in dit soort procedure worden aangevoerd dat feiten en omstandigheden, waarover wordt gerelateerd in het proces-verbaal onvoldoende grond bieden om een vermoeden aan te nemen dat belanghebbende de auto zou hebben bestuurd. De volgende verweren kunnen dan gevoerd worden tegen het aanmerken als bestuurder:

  • dat niet kan worden vastgesteld dat belanghebbende daadwerkelijk heeft gereden en dat ook was er geen gegrond vermoeden dat belanghebbende had gereden
  • dat het proces-verbaal van de politie niet juist is
  • dat het proces-verbaal onvoldoende grond biedt om een verdenking/vermoeden van rijden onder invloed aan te nemen, omdat de politie zelf niet heeft gezien dat belanghebbende de auto bestuurde

Dit dient dan per situatie verder te worden onderbouwd.

The post Begrip bestuurder in CBR-procedure appeared first on CBR-Advocaat.

]]>
https://cbr-advocaat.nl/begrip-bestuurder-in-cbr-procedure/feed/ 0