Meer informatie onderzoek naar de rijgeschiktheid (medische redenen) Archives - CBR-Advocaat https://cbr-advocaat.nl/informatie-onderzoek-rijgeschiktheid-medische-red/ Wed, 09 Mar 2022 12:15:39 +0000 nl-NL hourly 1 https://wordpress.org/?v=6.6.2 Ernstig gestoord inzicht en gedrag en niet enkel aannemen op basis van verhoogde grenswaarden drugs in bloed https://cbr-advocaat.nl/ernstig-gestoord-inzicht-en-gedrag-en-niet-enkel-aannemen-op-basis-van-verhoogde-grenswaarden-drugs-in-bloed/ https://cbr-advocaat.nl/ernstig-gestoord-inzicht-en-gedrag-en-niet-enkel-aannemen-op-basis-van-verhoogde-grenswaarden-drugs-in-bloed/#respond Wed, 09 Mar 2022 12:15:39 +0000 https://cbr-advocaat.nl/?p=1973 Het CBR probeert nog wel eens een besluit voor het opleggen van een onderzoek naar de rijgeschiktheid te baseren op ernstig gestoord inzicht en gedrag, maar dat is niet juist. Het onderzoek naar het drugsgebruik mag niet enkel worden gebaseerd op de overschrijding van de grenswaarde. Dat volgt uit een uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland, […]

The post Ernstig gestoord inzicht en gedrag en niet enkel aannemen op basis van verhoogde grenswaarden drugs in bloed appeared first on CBR-Advocaat.

]]>
Het CBR probeert nog wel eens een besluit voor het opleggen van een onderzoek naar de rijgeschiktheid te baseren op ernstig gestoord inzicht en gedrag, maar dat is niet juist. Het onderzoek naar het drugsgebruik mag niet enkel worden gebaseerd op de overschrijding van de grenswaarde. Dat volgt uit een uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland, 18 december 2020, ECLI:NL:RBNHO:2020:10832:
4.3.3 De voorzieningenrechter is gelet op de aangehaalde passage uit de toelichting voorshands van oordeel dat in het geval waarin het vermoeden dat een betrokkene niet beschikt over de geestelijke geschiktheid voor het besturen van motorrijtuigen waarvoor een rijbewijs is afgegeven, in een geval waarin het gebruik van drogerende middelen aan de orde is, dit vermoeden, in dit geval van ernstig gestoord inzicht of gedrag, niet alleen kan worden gebaseerd op een bloedwaarde die hoger ligt dan de voor de drugs vastgestelde grenswaarde, maar dat in dat geval ook moet blijken van aanvullende gegevens die tot het vermoeden van ernstig gestoord inzicht of gedrag kunnen leiden.[…]

Nu, zoals verweerder ter zitting desgevraagd ook heeft bevestigd, in het onderhavige geval van aanvullende gegevens die het vermoeden van geestelijke ongeschiktheid rechtvaardigen geen sprake is, kon verweerder naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet op grond van artikel 131 van de Wvw aan verzoeker een onderzoek naar de rijgeschiktheid opleggen en van hem evenmin het rijbewijs invorderen. Het bezwaar heeft aldus redelijke kans van slagen.

Dit wil niet zeggen dat er bij rijden onder invloed van drugs geen onderzoek naar de rijgeschiktheid kan worden opgelegd oor het CBR. Dat kan op zich wel, maar dan op basis van een andere grondslag. Het is daarom belangrijk dat een advocaat zorgvuldig bekijkt of het besluit van het CBR op de juiste grondslag is gebaseerd.

The post Ernstig gestoord inzicht en gedrag en niet enkel aannemen op basis van verhoogde grenswaarden drugs in bloed appeared first on CBR-Advocaat.

]]>
https://cbr-advocaat.nl/ernstig-gestoord-inzicht-en-gedrag-en-niet-enkel-aannemen-op-basis-van-verhoogde-grenswaarden-drugs-in-bloed/feed/ 0
CBR onderzoek mogelijk bij verklaring dagelijks gebruik drugs https://cbr-advocaat.nl/cbr-onderzoek-mogelijk-bij-verklaring-dagelijks-gebruik-drugs/ https://cbr-advocaat.nl/cbr-onderzoek-mogelijk-bij-verklaring-dagelijks-gebruik-drugs/#respond Fri, 16 Oct 2020 13:18:15 +0000 https://cbr-advocaat.nl/?p=1934 Ook wanneer  iemand niet rijdend is gepakt, terwijl die onder invloed was, kan er door het CBR een onderzoek naar de rijgeschiktheid worden opgelegd. Het gaat dan evenwel om een medisch onderzoek. Dit onderzoek wordt in de praktijk vaak gebaseerd op het criterium ‘ernstig gestoord inzicht of gedrag’. In de jurisprudentie is dit inmiddels herhaaldelijk […]

The post CBR onderzoek mogelijk bij verklaring dagelijks gebruik drugs appeared first on CBR-Advocaat.

]]>
Ook wanneer  iemand niet rijdend is gepakt, terwijl die onder invloed was, kan er door het CBR een onderzoek naar de rijgeschiktheid worden opgelegd. Het gaat dan evenwel om een medisch onderzoek. Dit onderzoek wordt in de praktijk vaak gebaseerd op het criterium ‘ernstig gestoord inzicht of gedrag’.

In de jurisprudentie is dit inmiddels herhaaldelijk bevestigd.
In ECLI:NL:RVS:2016:520 had de betrokkene verklaard dagelijks wiet te roken, had deze betrokkene een gebruikershoeveelheid bij zich, lagen er joints in de asbak en waren er antecedenten m.b.t. drugsgebruik. In ECLI:NL:RVS:2018:4069 werd de betrokkene als bestuurder door de politie gecontroleerd. Uit het mutatierapport bleek dat bij de betrokkene in de auto wiet, xtc en hasj werd aangetroffen. Bovendien verklaarde betrokkene dat hij (bijna) elke dag drugs gebruikte. De Raad overwoog expliciet:
Uit deze verklaring over zijn drugsgebruik kan, zoals de voorzieningenrechter terecht heeft overwogen, het frequente gebruik worden afgeleid. Daarbij hoeft, anders dan [appellant] ter zitting heeft gesteld, de precieze frequentie niet bekend te zijn. Gelet op deze feiten en omstandigheden bezien in onderlinge samenhang heeft het CBR zich op het standpunt mogen stellen dat [appellant] ernstig gestoord inzicht of gedrag heeft vertoond op grond waarvan een vermoeden bestaat dat hij niet langer beschikt over de geestelijke geschiktheid die is vereist voor het besturen van een motorrijtuig.

The post CBR onderzoek mogelijk bij verklaring dagelijks gebruik drugs appeared first on CBR-Advocaat.

]]>
https://cbr-advocaat.nl/cbr-onderzoek-mogelijk-bij-verklaring-dagelijks-gebruik-drugs/feed/ 0
Ernstige persoonlijkheidsstoornis maakt nog niet ongeschikt voor het rijbewijs https://cbr-advocaat.nl/ernstige-persoonlijkheidsstoornis-maakt-nog-niet-ongeschikt-voor-het-rijbewijs-2/ https://cbr-advocaat.nl/ernstige-persoonlijkheidsstoornis-maakt-nog-niet-ongeschikt-voor-het-rijbewijs-2/#respond Sun, 01 Apr 2018 23:02:20 +0000 https://cbr-advocaat.nl/?p=1857 bij voorlopige voorziening Het CBR heeft het rijbewijs van betrokkene ongeldig verklaard omdat betrokkene een ernstige persoonlijkheidsstoornis heeft waarbij nog geen sprake is van de vereiste stabiele periode van een jaar. Personen met een ernstige persoonlijkheidsstoornis zijn op grond van de regelgeving niet per definitie ongeschikt voor het rijbewijs. In dit geval heeft het CBR niet gesteld of onderbouwd […]

The post Ernstige persoonlijkheidsstoornis maakt nog niet ongeschikt voor het rijbewijs appeared first on CBR-Advocaat.

]]>

bij voorlopige voorziening

Het CBR heeft het rijbewijs van betrokkene ongeldig verklaard omdat betrokkene een ernstige persoonlijkheidsstoornis heeft waarbij nog geen sprake is van de vereiste stabiele periode van een jaar.

Personen met een ernstige persoonlijkheidsstoornis zijn op grond van de regelgeving niet per definitie ongeschikt voor het rijbewijs. In dit geval heeft het CBR niet gesteld of onderbouwd dat de andere voorwaarden voor ongeschiktheid zijn vervuld, en heeft de rechtbank daarvoor ook geen aanwijzing gevonden in de dossierstukken. Overigens vermeldt de toepasselijke regelgeving niet een verplichte recidiefvrije periode van een jaar. De rechtbank heeft het CBR opgedragen een nieuw besluit te nemen op het bezwaarschrift. Het CBR zal de conclusies van het onderzoek en de wettelijke eisen concreet moeten vertalen naar de geschiktheid of ongeschiktheid van betrokkene voor het rijbewijs.

Bij het psychiatrisch onderzoek van betrokkene zijn geen bijzonderheden geconstateerd, afgezien van de enigszins bagatelliserende en externaliserende indruk die betrokkene op de keurend psychiater maakte. Sindsdien is ruim een jaar verstreken. Ter zitting heeft betrokkene verklaard dat het onverkort beter met haar gaat en daarvoor is steun te vinden in verklaringen van een psychiater en van de huisarts. Gelet op deze stand van zaken in samenhang met de gegrondverklaring van het beroep heeft de rechtbank aanleiding gezien een voorlopige voorziening te treffen. De rechtbank heeft het CBR opdracht gegeven het rijbewijs binnen acht dagen aan betrokkene terug te geven in afwachting van het nieuwe besluit (Rb Breda, 15 februari 2010,  ECLI:NL:RBBRE:2010:BL9508).

Overwegingen rechtbank

Op 6 september 2008 is namens de korpschef van de regiopolitie Midden en West Brabant aan verweerder mededeling gedaan van het vermoeden dat eiseres niet langer beschikt over de rijvaardigheid dan wel over de lichamelijke of geestelijke geschiktheid die is vereist voor het besturen van categorieën B van motorrijtuigen.

Naar aanleiding van deze mededeling heeft verweerder eiseres verplicht mee te werken aan een onderzoek naar haar geschiktheid voor het besturen van motorrijtuigen en is de geldigheid van het rijbewijs geschorst. Verweerder heeft het bezwaar van eiseres (gericht tegen de schorsing van de geldigheid van het rijbewijs) ongegrond verklaard.

Het onderzoek heeft plaatsgevonden op 20 december 2008 en is uitgevoerd door keurend arts [naam keurend arts] en psychiater [naam psychiater]. De bevindingen zijn vastgelegd in een verslag van bevindingen.

Verweerder heeft eiseres schriftelijk meegedeeld dat op grond van de uitslag van het onderzoek het voornemen bestaat om het rijbewijs van eiseres ongeldig te verklaren.

Eiseres heeft geen gebruik gemaakt van de geboden gelegenheid voor een tweede onderzoek.

Bij besluit van 7 mei 2009 (het primaire besluit) heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat eiseres niet voldoet aan de eisen van geschiktheid omdat zij een ernstige persoonlijkheidsstoornis heeft waarbij nog geen sprake is van de vereiste stabiele periode van een jaar. Verweerder heeft het rijbewijs ongeldig verklaard voor alle categorieën met ingang van de zevende dag na de dagtekening van het bestreden besluit.

Tegen dit besluit heeft eiseres bezwaar gemaakt. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de bezwaren van eiseres ongegrond verklaard.

2.2 Eiseres heeft in beroep, samengevat, het volgende aangevoerd.

Anders dan verweerder aangeeft, is eiseres op de bewuste dag niet als bestuurder in haar auto aangetroffen. Eiseres zat in haar auto met de motor uit op een bospad, niet zijnde de openbare weg. Eiseres heeft er zelf voor gekozen haar suïcidale neigingen aan de politie te melden. Dat heeft grote gevolgen voor haar gehad. Eiseres weerspreekt dat zij een ernstige persoonlijkheidsstoornis heeft. Weliswaar heeft zij sinds haar achttiende jaar een borderline persoonlijkheidsstoornis, maar sinds de bewuste dag weet zij dat het beter met haar gaat naarmate zij meer regelmaat in haar leven heeft. Het onderzoek was een momentopname en er hebben inmiddels veel positieve veranderingen plaatsgevonden. Anders dan verweerder stelt is eiseres niet aangemeld voor een intensievere therapie, hoewel zij daar in het verleden wel om heeft verzocht. Sinds zij de relatie met haar voormalige partner heeft verbroken gaat het beter met haar. Zij heeft haar medicatie afgebouwd en is gestopt met middelenmisbruik. Eiseres kan veilig aan het verkeer deelnemen en heeft een no-claimkorting van 75% op haar autoverzekering. Eiseres woont afgelegen en heeft haar rijbewijs nodig vanwege de zorg voor haar demente vader en om de apotheek, dokter, tandarts, ziekenhuis en supermarkt te bereiken.

2.3 Ingevolge artikel 134, vierde lid, van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW) wordt, indien het CBR besluit dat het rijbewijs van de houder ongeldig wordt verklaard, daarbij bepaald op welk deel van de geldigheidsduur alsmede op welke categorie(ën) van motorrijtuigen waarvoor het rijbewijs is afgegeven, de ongeldigverklaring betrekking heeft.

Ingevolge artikel 134, negende lid, van de WVW worden bij ministeriële regeling nadere regels vastgesteld ter uitvoering van het vierde lid. Die nadere regels zijn vervat in de Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid.

Ingevolge artikel 12, aanhef en onder b, van de Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid besluit het CBR tot ongeldigverklaring van het rijbewijs indien de uitslag van het onderzoek inhoudt dat betrokkene niet voldoet aan de bij ministeriële regeling vastgestelde eisen met betrekking tot de lichamelijke en geestelijke geschiktheid voor het besturen van één of meer categorieën van motorrijtuigen.

De bedoelde eisen zijn neergelegd in de bijlage bij (artikel 2 van) de Regeling eisen geschiktheid 2000 (Regeling). Hoofdstuk 8 van die bijlage heeft betrekking op psychiatrische stoornissen.

Op grond van de algemene paragraaf 8.1 van hoofdstuk 8 is bij de beoordeling van een voorgeschiedenis van psychiatrische problematiek van belang: het ziektebeloop (de betrokkene zal bij voorkeur minstens een tot twee jaar vrij moeten zijn van recidieven, afhankelijk van de ernst van de aandoening), de (on)voorspelbaarheid van uitingen van de aandoening, het ziekte-inzicht en de therapietrouw van de betrokkene. Als de aandoening een reversibele organische stoornis tot grondslag had (heeft), dan kan de keurling na herstel in de regel goedgekeurd worden. Is of was een reversibele organische stoornis niet in het geding, dan doet zich de vraag voor of er restverschijnselen zijn, of dat er kans is op een recidief dat de verkeersveiligheid in gevaar kan brengen. Beantwoording van die vraag vergt een specialistisch rapport.

Paragraaf 8.7. ‘Persoonlijkheidsstoornissen’ van de bijlage bij de Regeling luidt als volgt.

“Personen die op grond van stoornissen in hun persoonlijkheid grote aanpassingsmoeilijkheden hebben met betrekking tot de eisen van de maatschappij, zullen in de regel ook in het verkeer onaangepaste gedragingen vertonen, waardoor zij ongeschikt kunnen zijn voor deelname aan het gemotoriseerde verkeer. Mensen met ernstige persoonlijkheidsstoornissen (zoals bijvoorbeeld antisociale persoonlijkheidsstoornis, borderline persoonlijkheidsstoornis en paranoïde persoonlijkheidsstoornis) zijn ongeschikt voor elk rijbewijs, wanneer zij duidelijk blijk hebben gegeven (bijvoorbeeld in de vorm van grove verkeersovertredingen of -delicten) van:

– gebrek aan sociale verantwoordelijkheid of gebrekkig geweten;

– miskenning van de risico’s van rijden onder invloed van alcohol of andere gedragsbeïnvloedende middelen (zie ook paragraaf 8.8).

Voor elke beslissing op dit gebied is een specialistisch rapport geboden.”

2.4 Beoordeeld moet worden of verweerder terecht heeft besloten dat eiseres niet voldoet aan de eisen van geschiktheid voor het besturen van motorvoertuigen en op grond daarvan tot ongeldigverklaring van haar rijbewijs.

Verweerder heeft het bestreden besluit als volgt gemotiveerd. Het rapport van de keurend arts is zorgvuldig en concludent en de keurend arts kon de diagnose borderline persoonlijkheidsstoornis stellen. Uit informatie van de behandelend sector blijkt ook dat er diagnostisch sprake is van borderline persoonlijkheidsstoornis en comorbide problematiek, zoals depressieve episodes, bipolaire stoornis en middelenmisbruik. Daarnaast blijkt dat er forse psychosociale problematiek bestaat. Het beloop is wisselend geweest, maar de laatste twee jaar was de toestand van betrokkene erg labiel en nauwelijks aanstuurbaar. Gelet op de rapportage van de psychiater is volgens verweerder terecht besloten tot toepasselijkheid van de paragrafen 8.1 en 8.7 van de bijlage bij de Regeling. Dat het nu beter gaat met eiseres wordt als zeer positief beschouwd, maar kan volgens verweerder niet afdoen aan de verplichte recidiefvrije periode van een jaar die gesteld is in voornoemde paragrafen. Dat er volgens eiseres geen sprake is van drugsmisbruik is volgens verweerder eveneens zeer positief en ook van belang bij een herkeuring, maar eiseres is niet ongeschikt verklaard op grond van paragraaf 8.8 (misbruik van psychoactieve middelen), aldus verweerder. Herbeoordeling kan plaatsvinden na een recidiefvrij jaar, gerekend vanaf 6 september 2008. Tot slot heeft verweerder opgemerkt dat de Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid geen ruimte biedt voor een afzonderlijke belangenafweging.

De inhoud van het rapport van keurend arts [naam keurend arts] en psychiater [naam psychiater] luidt voor zover hier relevant als volgt.

“6. Samenvattende bespreking: (…) Beschouwend kan gesteld worden, dat er ons inziens sprake is van een vrouw met een low-level borderline persoonlijkheidsstoornis ten tijde van de laatste aanhouding en in de twee jaar voorafgaande aan de laatste aanhouding. Vanuit haar borderline stoornis is er de laatste jaren sprake geweest van nauwelijks aanstuurbaar, externaliserend en ook impulsief gedrag, met de nodige politiemutaties. Tevens is er sprake van middelenafhankelijkheid. Sinds de laatste aanhouding zijn de klachten gedeeltelijk in remissie.”

In de bezwaarfase heeft eiseres een brief van 5 juni 2009 overgelegd van psychiater [naam psychiater]. Deze psychiater verklaart onder verwijzing naar een rapport van klinisch psycholoog/psychotherapeut [naam klinisch psycholoog/psychotherapeut] onder meer dat eiseres inmiddels definitief de relatie heeft verbroken die de afgelopen twee jaar tot veel ontregelingen heeft geleid. Wellicht niet toevallig trad daarop veel meer stabiliteit op. Volgens de psychiater blijft het voorlopig een open vraag of de ontregelingen qua stemming volledig te verklaren waren vanuit de persoonlijkheidsproblematiek, maar geluxeerd door de benoemde relatie, met het cannabisgebruik als verergerende factor. De voorbije maanden heeft eiseres zichzelf wel in de hand gehad, aldus [naam psychiater].

Daarnaast heeft eiseres een verklaring gedateerd 25 juni 2009 overgelegd van haar huisarts. De huisarts verklaart dat eiseres bekend is met borderline, dat zij momenteel een stabiele indruk maakt en goed met haar beperkingen lijkt om te gaan. Het laatste screenend urineonderzoek van 18 juni 2009, waarvan een bijlage is bijgevoegd, was volledig negatief.

2.5 De rechtbank constateert dat het advies van de keurend artsen geen conclusie bevat over de rijgeschiktheid. Ter zitting heeft verweerder toegelicht dat er bewust voor is gekozen de conclusie over de rijgeschiktheid niet expliciet door de keurend artsen te laten trekken, maar door verweerder zelf na raadpleging van een arts binnen de eigen organisatie. Wat daarvan ook zij, in alle gevallen zal de conclusie over de rijgeschiktheid moeten worden gebaseerd op de criteria zoals neergelegd in de bijlage bij de Regeling. Met het oog daarop overweegt de rechtbank het volgende.

Dat eiseres een borderline persoonlijkheidsstoornis heeft, moet op grond van de dossierstukken en de bevestiging van eiseres ter zitting als vaststaand worden aangenomen.

In de bijlage bij de Regeling wordt deze aandoening beschouwd als een ernstige persoonlijkheidsstoornis. De stelling van eiseres dat zij geen ernstige persoonlijkheidsstoornis heeft, wordt daarom in het kader van deze procedure niet gevolgd.

Personen met een ernstige persoonlijkheidsstoornis zijn op grond van paragraaf 8.7 van de bijlage bij de Regeling niet per definitie ongeschikt voor het rijbewijs. Daarvoor is tevens vereist dat zij duidelijk blijk hebben gegeven van ofwel een gebrek aan sociale verantwoordelijkheid of gebrekkig geweten ofwel miskenning van de risico’s van rijden onder invloed van alcohol of andere gedragsbeïnvloedende middelen. Ter zitting heeft verweerder desgevraagd verklaard dat bij eiseres het laatstgenoemde criterium aan de orde is, hoewel dat wellicht iets explicieter vermeld had kunnen worden. Uit de stukken blijkt immers dat eiseres een serieus drugsprobleem heeft gehad in de vorm van misbruik van amfetaminen en cannabis, aldus verweerder.

De rechtbank stelt vast dat noch uit het primaire besluit, noch uit het bestreden besluit blijkt dat middelenmisbruik mede ten grondslag heeft gelegen aan de ongeschiktverklaring van eiseres voor het rijbewijs. Integendeel, verweerder heeft in het bestreden besluit met zoveel woorden aangegeven dat het bezwaar dat er geen sprake is van drugsmisbruik niet kan leiden tot wijziging van het primaire besluit, omdat eiseres niet ongeschikt is verklaard op grond van paragraaf 8.8 (misbruik van psychoactieve middelen). Daar komt bij dat op grond van de door verweerder toepasselijk geachte paragraaf 8.7 het criterium niet het gebruik van gedragsbeïnvloedende middelen als zodanig is, maar miskenning van de risico’s van rijden onder invloed van dergelijke middelen. Daargelaten dat de rechtbank voor een dergelijke miskenning van risico’s geen aanwijzing heeft gevonden in de dossierstukken, heeft verweerder niet gesteld of onderbouwd dat daarvan sprake zou zijn. Ten overvloede merkt de rechtbank nog op dat de paragrafen 8.1 en 8.7 beide geen verplichte recidiefvrije periode van een jaar vermelden, anders dan verweerder heeft gesteld.

Het voorgaande betekent dat het bestreden besluit tot stand is gekomen in strijd met de zorgvuldigheid en onvoldoende is gemotiveerd, zodat het beroep gegrond is en het besluit zal worden vernietigd. Verweerder zal een nieuw besluit moeten nemen op het bezwaarschrift.

In het nieuwe besluit zal verweerder de conclusies van het onderzoek en de eventueel toepasselijke paragrafen van de bijlage bij de Regeling concreet moeten vertalen naar de geschiktheid of ongeschiktheid van eiseres voor het rijbewijs.

2.6 Eiseres heeft ter zitting verklaard dat zij informatie heeft ingewonnen over de ‘Eigen verklaringsprocedure’ waarmee zij mogelijk het rijbewijs zou kunnen terugkrijgen, maar dat financiële redenen haar ervan hebben weerhouden deze procedure in gang te zetten.

De rechtbank maakt uit het verslag van bevindingen op dat bij het psychiatrisch onderzoek van eiseres in december 2008 geen bijzonderheden zijn geconstateerd, afgezien van de enigszins bagatelliserende en externaliserende indruk die eiseres op de keurend psychiater maakte. Op dat moment waren al ruim vier maanden verstreken na de gebeurtenis die aanleiding vormde tot de schorsing van het rijbewijs. Inmiddels is sinds het onderzoek nog ruim een jaar verstreken en ter zitting heeft eiseres verklaard dat het onverkort beter met haar gaat. Steun daarvoor is te vinden in de verklaring van psychiater [naam psychiater] die in juni 2009 constateerde dat eiseres na de verbreking van haar relatie veel stabieler is geworden en dat eiseres zichzelf in de afgelopen maanden wel in de hand heeft gehad. Ook de huisarts van eiseres constateerde in juni 2009 dat eiseres een stabiele indruk maakte en goed met haar beperkingen leek om te gaan. Hoewel niet doorslaggevend, wil de rechtbank niet onvermeld laten dat urineonderzoek in juni 2009 (naar sporen van onder meer opiaten, cocaïne, amfetamine en cannaboïden) volgens de huisarts volledig negatief uitpakte.

Gelet op deze stand van zaken in samenhang met de gegrondverklaring van het beroep ziet de rechtbank aanleiding een voorlopige voorziening te treffen. De rechtbank schorst het primaire besluit van 7 mei 2009 tot zes weken na de verzending van het nieuwe besluit op het bezwaarschrift en geeft verweerder opdracht het rijbewijs aan eiseres terug te geven in afwachting van het nieuwe besluit. De teruggave moet plaatsvinden binnen acht dagen na verzending van deze uitspraak.

 

 

The post Ernstige persoonlijkheidsstoornis maakt nog niet ongeschikt voor het rijbewijs appeared first on CBR-Advocaat.

]]>
https://cbr-advocaat.nl/ernstige-persoonlijkheidsstoornis-maakt-nog-niet-ongeschikt-voor-het-rijbewijs-2/feed/ 0
Onvoldoende aanwijzing poging tot zelfdodiging met auto https://cbr-advocaat.nl/onvoldoende-aanwijzing-poging-tot-zelfdodiging-met-auto/ https://cbr-advocaat.nl/onvoldoende-aanwijzing-poging-tot-zelfdodiging-met-auto/#respond Mon, 30 Mar 2015 20:09:13 +0000 https://cbr-advocaat.nl/?p=1037 Op grond van artikel 5 sub b en c jo artikel 6 van de Regeling Maatregelen rijvaardigheid en rijgeschiktheid 2011 kan het rijbewijs worden geschorst indien er met de auto een poging tot zelfdoding is ondernomen, Wel is er vereist dat er voldoende aanwijzingen hiervoor bestaan. Dit volgt onder meer uit een uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, […]

The post Onvoldoende aanwijzing poging tot zelfdodiging met auto appeared first on CBR-Advocaat.

]]>
Op grond van artikel 5 sub b en c jo artikel 6 van de Regeling Maatregelen rijvaardigheid en rijgeschiktheid 2011 kan het rijbewijs worden geschorst indien er met de auto een poging tot zelfdoding is ondernomen, Wel is er vereist dat er voldoende aanwijzingen hiervoor bestaan. Dit volgt onder meer uit een uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, 26 januari 2015, ECLI:NL:RBMNE:2015:523.

In de uitspraak is het volgende te lezen:

“9. In het proces-verbaal “Aanrijding overtreding” op ambtsbelofte opgemaakt op 9 november 2014 is onder meer het volgende opgenomen:

Vermoedelijke toedracht

(..) Ter hoogte van hectometerpaal 6.9t is verdachte [verzoeker] opzettelijk met de voorzijde in de vangrail gereden aan de rechterzijde van de weg. Bij onze komst ter plaatse sprak ik [verzoeker] aan. Ongevraagd verklaarde [verzoeker] dat hij bestuurder was geweest van de personenauto. [verzoeker] verklaarde dat hij opzettelijk tegen de vangrail was gereden. [verzoeker] verklaarde dat hij het leven niet meer zag zitten en het “allemaal geen zin meer had” of woorden van gelijke strekking. Ik zag dat de personenauto zwaar beschadigd was en dat de aanrijding met hoge snelheid gebeurd moest zijn.(..)

Materiële schade : Voorzijde, rechts voor (..)”.

10. In het proces-verbaal “verhoor verdachte” op ambtsbelofte opgemaakt op 9 november 2014 is onder meer het volgende opgenomen:

“Op zondag 9 november 2014 te 2:11 uur, hoorde ik (..) als verdachte (..) [verzoeker]. (..)

Ik weet waar ik van word verdacht. Ik begrijp dat ik niet tot antwoorden ben verplicht. Ik wens het volgende te verklaren;

Het is beter om nu niets te verklaren. Ik wens niets te verklaren. (..)”.

11. Verweerder heeft aangevoerd dat op basis van de informatie uit voornoemde processen-verbaal er duidelijke aanwijzingen zijn dat verzoeker lijdt aan een aandoening waardoor hij geestelijk en/of lichamelijk niet goed functioneert, dan wel ernstige psychische problemen ondervindt.

12. Verzoeker heeft aangevoerd dat het bestreden besluit onzorgvuldig is voorbereid en onvoldoende deugdelijk is gemotiveerd. Verzoeker betwist dat sprake is geweest van poging tot zelfdoding. Op 9 november 2014 reed hij onder invloed van alcohol en geëmotioneerd door een ruzie met een vriend op de snelweg toen een auto hem van rechts wilde inhalen. Hier schrok hij zo van dat hij in een reflex naar links stuurde, waarbij hij tegen de vangrail kwam en waarop hij naar rechts stuurde. Alles gebeurde zo snel dat verzoeker de macht over het stuur verloor waarna hij tot stilstand kwam tegen de (rechter) vangrail.

Verzoeker heeft tegen de desbetreffende verbalisant die ter plaatse kwam gezegd dat hij tegen de vangrail was gereden en dat hij het er helemaal mee gehad had. Hierbij doelde verzoeker op zijn financiële en persoonlijke omstandigheden. Verzoeker stelt dat de verbalisant zijn uitlatingen onjuist heeft geïnterpreteerd in de betreffende processen-verbaal. Hij betwist dat hij gezegd heeft dat hij opzettelijk tegen de vangrail is gereden en dat sprake is geweest van een poging tot zelfdoding. Hij heeft voorts gesteld dat hij in het ziekenhuis, kort na het ongeluk, niet wilde verklaren toen de verbalisant hem wilde horen omdat hij helemaal uit zijn doen was en de agent aangaf dat hij er nog op terug zou komen. Voorts heeft verzoeker aangevoerd dat het proces-verbaal “aanrijding overtreding” onvolledig is, omdat enkel staat vermeld dat er schade is aan de rechtervoorzijde van de auto, terwijl er ook schade was aan de linkerachterzijde. Daar blijkt ook de slingerende beweging die de auto van verzoeker heeft gemaakt uit, aldus verzoeker.

13. De voorzieningenrechter deelt het standpunt van verweerder niet dat er op grond van de feiten en omstandigheden, zoals vermeld in de processen-verbaal, duidelijke aanwijzingen zijn dat verzoeker lijdt aan een aandoening waardoor hij geestelijk en/of lichamelijk niet goed functioneert, dan wel ernstige psychische problemen ondervindt. Uit de gedingstukken is de voorzieningenrechter onvoldoende duidelijk geworden waarom verweerder meent dat hiervan sprake is in het geval van verzoeker. Daarbij neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat de betreffende verbalisant in het proces-verbaal “aanrijding overtreding” niet letterlijk de woorden van verzoeker heeft weergegeven maar onder het kopje “vermoedelijke toedracht” weer heeft gegeven wat verzoeker volgens hem kort na het ongeluk ter plaatse heeft verklaard. Deze informatie is zeer summier. In het proces-verbaal “rijden onder invloed” is verwezen naar het proces-verbaal “aanrijding overtreding”. Verzoeker heeft voorts aangegeven dat het ongeluk erg veel impact op hem heeft gehad en hij daardoor uit zijn doen was. Dat was ook de reden waarom hij in het ziekenhuis, nog geen twee uur na het ongeluk, niets wilde verklaren. Bovendien had de verbalisant aangegeven dat hij er op terug zou komen. Voorts is ter zitting komen vast te staan dat het proces-verbaal “aanrijding overtreding” onvolledig is: er staat enkel in vermeld dat er schade is aan de rechtervoorzijde van de auto terwijl er ook schade was aan de linkerachterzijde. Dat past bij het verhaal van verzoeker dat hij geschrokken is van een auto die hem van rechts wilde inhalen en in een reflex naar links heeft gestuurd waarbij hij de vangrail aan die kant heeft geraakt en vervolgens de macht over het stuur is verloren en tot stilstand is gekomen tegen de vangrail aan de rechterkant van de snelweg. De voorzieningenrechter volgt verweerder evenmin in zijn standpunt dat sprake is van “ernstig gestoord inzicht of gedrag”, omdat weliswaar vast staat dat sprake is geweest van rijden onder invloed van alcohol, maar aan het bestreden besluit geen uitslag van het bloedonderzoek ten grondslag is gelegd.

14. Nu de informatie in de processen-verbaal erg summier en voor meerdere interpretatie vatbaar is, biedt deze informatie, zonder nadere duiding dan wel onderzoek van een medisch deskundige, naar het oordeel van de voorzieningenrechter te weinig aanknopingspunten voor de conclusie dat er zonder twijfel duidelijke aanwijzingen zijn dat verzoeker lijdt aan een aandoening waardoor hij geestelijk en/of lichamelijk niet goed functioneert, dan wel ernstige psychiatrische problemen ondervindt. Verweerder had naar het oordeel van de voorzieningenrechter in onderhavig geval aanleiding moeten zien om zijn conclusie dat er sprake is van ’duidelijke aanwijzingen’, zoals bedoeld in artikel 5, aanhef en onder c, van de Regeling, door een medisch deskundige te laten bevestigen.

15. Uit het voorgaande volgt dat, gelet op de betrokken belangen, onverwijlde spoed het treffend van een voorlopige voorziening vereist. Het verzoek zal derhalve op de hierna vermelde wijze worden toegewezen. De voorzieningenrechter zal het bestreden besluit van 19 november 2014, voor zover het betreft de schorsing van de geldigheid van het rijbewijs van verzoeker, schorsen. De rechtsgevolgen van het bestreden besluit zullen voor het overige in stand worden gelaten.”

 

The post Onvoldoende aanwijzing poging tot zelfdodiging met auto appeared first on CBR-Advocaat.

]]>
https://cbr-advocaat.nl/onvoldoende-aanwijzing-poging-tot-zelfdodiging-met-auto/feed/ 0
Rapport psychiater moet duidelijke conclusie bevatten https://cbr-advocaat.nl/rapport-psychiater-moet-duidelijke-conclusie-bevatten/ https://cbr-advocaat.nl/rapport-psychiater-moet-duidelijke-conclusie-bevatten/#respond Tue, 26 Aug 2014 19:20:21 +0000 https://cbr-advocaat.nl/?p=971 Wanneer het CBR op grond van een rapport van een psychiater het rijbewijs van een betrokkene ongeldig wil verklaren, dient dat rapport een duidelijke conclusie te bevatten over de rijgeschiktheid. In een zaak die speelde bij de rechtbank Breda, 22 januari 2010, ECLI:NL:RBBRE:2010:BL9502 ontbrak die conclusie. De rechtbank oordeelde om die reden dat CBR had […]

The post Rapport psychiater moet duidelijke conclusie bevatten appeared first on CBR-Advocaat.

]]>
Wanneer het CBR op grond van een rapport van een psychiater het rijbewijs van een betrokkene ongeldig wil verklaren, dient dat rapport een duidelijke conclusie te bevatten over de rijgeschiktheid. In een zaak die speelde bij de rechtbank Breda, 22 januari 2010, ECLI:NL:RBBRE:2010:BL9502 ontbrak die conclusie. De rechtbank oordeelde om die reden dat CBR had niet zonder nadere raadpleging van de keurend psychiater een conclusie over de rijgeschiktheid mogen trekken, gelet op de omstandigheden van deze zaak en de gemotiveerde betwisting door betrokkene. De rechtbank heeft het CBR vervolgens opgedragen een nieuw besluit te nemen op het bezwaarschrift. Het CBR zal de (psychiatrische) conclusies van het onderzoek en de wettelijke eisen concreet moeten vertalen naar de geschiktheid of ongeschiktheid van betrokkene voor het rijbewijs. Personen met een bipolaire stoornis of een persoonlijkheidsstoornis zijn namelijk niet per definitie ongeschikt voor het rijbewijs, zo blijkt uit de toepasselijke regelgeving.

Volledige uitspraak:

“2.1 Op grond van de gedingstukken en de behandeling ter zitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.

Op 10 oktober 2008 is namens de korpschef van de regiopolitie Brabant-Noord aan verweerder mededeling gedaan van het vermoeden dat eiseres niet langer beschikt over de rijvaardigheid dan wel over de lichamelijke of geestelijke geschiktheid die is vereist voor het besturen van de categorieën BE van motorrijtuigen.

Naar aanleiding van deze mededeling heeft verweerder eiseres verplicht mee te werken aan een onderzoek naar haar geschiktheid voor het besturen van motorrijtuigen. Verweerder heeft het bezwaar van eiseres daartegen ongegrond verklaard.

Het onderzoek heeft plaatsgevonden op 20 december 2008 en is uitgevoerd door keurend arts [naam keurend arts] en psychiater [naam psychiater]. De bevindingen zijn vastgelegd in een verslag van bevindingen.

Verweerder heeft eiseres schriftelijk meegedeeld dat op grond van de uitslag van het onderzoek het voornemen bestaat om het rijbewijs van eiseres ongeldig te verklaren.
Eiseres heeft geen gebruik gemaakt van de geboden gelegenheid voor een tweede onderzoek.
Bij besluit van 16 april 2009 (het primaire besluit) heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat eiseres niet voldoet aan de eisen van geschiktheid. Verweerder heeft het rijbewijs ongeldig verklaard voor alle categorieën met ingang van de zevende dag na de dagtekening van dit besluit.

Tegen dit besluit heeft eiseres bezwaar gemaakt. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de bezwaren van eiseres ongegrond verklaard.

2.2 Eiseres heeft in beroep, samengevat, het volgende aangevoerd.
De gang van zaken bij de aanhouding van eiseres op 4 oktober 2008 was genuanceerder dan door de politie weergegeven. Eiseres was niet verward maar kalm. Weliswaar zag zij het even allemaal niet meer zitten, maar zij was niet voornemens zichzelf van het leven te beroven. Een manische episode heeft eiseres nooit gehad.
Vorig jaar is eiseres opgenomen op de PAAZ-afdeling van een ziekenhuis vanwege een gediagnosticeerde borderline persoonlijkheidsstoornis. De diagnose bipolaire stoornis is nooit gesteld. Eiseres is van mening dat zij niet lijdt aan deze stoornis en zij betwist met klem dat zij tijdens het onderzoek door de keurend arts heeft aangegeven bekend te zijn met een bipolaire stoornis. Eiseres is van mening dat de keurend arts niet heeft voldaan aan de eigen onderzoeksverplichting. Met name in de jaren 2006 en 2007 heeft eiseres ernstige depressieve klachten gehad, maar daarna niet meer. Eiseres wijst erop dat uit het onderzoek geen verdere bijzonderheden zijn gebleken. In feite komt het beeld naar voren van een ongestoord en goed functionerend persoon die eenmalig een inzinking heeft gehad. Inmiddels is eiseres de voorgeschreven medicatie aan het afbouwen.
Eiseres heeft haar rijbewijs 36 jaar en is altijd een correcte verkeersdeelnemer geweest.
Gesteld dat werkelijk sprake is van een borderline persoonlijkheidsstoornis, dan nog zou eiseres pas ongeschikt zijn voor elk rijbewijs wanneer is voldaan aan de criteria zoals vermeld in de bijlage behorend bij de Regeling eisen geschiktheid 2000. Het rapport dat nu voorligt, voldoet daar volgens eiseres niet aan.
Eiseres is voor haar sociale leven sterk afhankelijk van het gebruik van haar auto. Het bestreden besluit is daarom volgens eiseres ook in strijd met het evenredigheidsbeginsel.
2.3 Ingevolge artikel 134, vierde lid, van de WVW wordt, indien het CBR besluit dat het rijbewijs van de houder ongeldig wordt verklaard, daarbij bepaald op welk deel van de geldigheidsduur alsmede op welke categorie(ën) van motorrijtuigen waarvoor het rijbewijs is afgegeven, de ongeldigverklaring betrekking heeft.

Ingevolge artikel 134, negende lid, van de WVW (voor zover hier van belang) worden bij ministeriële regeling nadere regels vastgesteld ter uitvoering van het vierde lid. Die nadere regels zijn vervat in de Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid (Regeling).

Ingevolge artikel 12, aanhef en onder b, van de Regeling (voor zover hier van belang) besluit het CBR tot ongeldigverklaring van het rijbewijs indien de uitslag van het onderzoek inhoudt dat betrokkene niet voldoet aan de bij ministeriële regeling vastgestelde eisen met betrekking tot de lichamelijke en geestelijke geschiktheid voor het besturen van één of meer categorieën van motorrijtuigen.

De eisen met betrekking tot de lichamelijke en geestelijke geschiktheid tot het besturen van motorrijtuigen zijn neergelegd in de bijlage bij (artikel 2 van) de Regeling eisen geschiktheid 2000. Hoofdstuk 8 van die bijlage heeft betrekking op psychiatrische stoornissen en bevat onder meer de volgende paragrafen.

Paragraaf 8.3. ‘Stemmingsstoornissen’ luidt als volgt.
“Personen met een unipolaire of bipolaire stoornis, die therapeutisch goed zijn ingesteld (regelmatige controle, recidiefvrije periode van minstens één jaar) en een redelijk ziekte-inzicht hebben, hoeven in beginsel niet ongeschikt te zijn. Wel is een specialistisch rapport vereist.
Mensen met regelmatig terugkerende manische episoden zijn in het algemeen ongeschikt voor het rijbewijs. Hetzelfde geldt voor mensen met een geregeld optredende depressie IEZ. Ook mensen die voor hun aandoening hoge doses sederende psychofarmaca nodig hebben, zijn ongeschikt voor deelname aan het gemotoriseerde verkeer.”
Paragraaf 8.7. ‘Persoonlijkheidsstoornissen’ luidt als volgt.
“Personen die op grond van stoornissen in hun persoonlijkheid grote aanpassingsmoeilijkheden hebben met betrekking tot de eisen van de maatschappij, zullen in de regel ook in het verkeer onaangepaste gedragingen vertonen, waardoor zij ongeschikt kunnen zijn voor deelname aan het gemotoriseerde verkeer. Mensen met ernstige persoonlijkheidsstoornissen (zoals bijvoorbeeld antisociale persoonlijkheidsstoornis, borderline persoonlijkheidsstoornis en paranoïde persoonlijkheidsstoornis) zijn ongeschikt voor elk rijbewijs, wanneer zij duidelijk blijk hebben gegeven (bijvoorbeeld in de vorm van grove verkeersovertredingen of -delicten) van:
– gebrek aan sociale verantwoordelijkheid of gebrekkig geweten;
– miskenning van de risico’s van rijden onder invloed van alcohol of andere gedragsbeïnvloedende middelen (…).
Voor elke beslissing op dit gebied is een specialistisch rapport geboden.”
2.4 Beoordeeld moet worden of verweerder op basis van de rapportage van de keurend artsen terecht is gekomen tot het besluit dat eiseres niet voldoet aan de eisen van geschiktheid voor het besturen van motorvoertuigen en op grond daarvan tot ongeldigverklaring van haar rijbewijs.

De inhoud van het rapport van keurend arts [naam keurend arts] en psychiater [naam psychiater] luidt voor zover hier relevant als volgt.

“3. Speciële anamnese: (…) Betrokkene is sinds 2,5 jaar onder behandeling op de PAAZ van het [naam ziekenhuis] bij [naam psychiater], psychiater, i.v.m. een bipolaire stoornis met suïcidaliteit. Ze heeft diverse suïcidepogingen gedaan, de laatste keer was in april 2008 (…). Haar man heeft haar begin dit jaar verlaten waardoor ze weer erg depressief raakte. Betrokkene is in september/oktober 2008 voor het laatst opgenomen geweest voor 5 weken tot 10-11-2008. Ze voelde zich toen heel goed en wilde naar Hawai vliegen om uit te zoeken of ze daar met haar dochters kon gaan wonen. Dit was in de periode dat betrokkene werd aangehouden. Ze voelt zich sindsdien een stuk beter. Betrokkene is nooit psychotisch geweest.
(…)
5. Psychiatrisch onderzoek: (…) Betrokkene geeft zakelijk antwoord op de vragen. Het bewustzijn is helder, de oriëntatie intact. De kennende functies zijn ongestoord, het denken is coherent (…) De stemming is normofoor en het affect moduleert adequaat. De impulscontrole en agressieregulatie zijn ten tijde van het onderzoek intact. Betrokkene werd mede beoordeeld door mevrouw [naam psychiater], psychiater.
7. Samenvattende bespreking: Betrokkene is 53 jaar en komt nu voor onderzoek omdat ze op 4-10-08 in verwarde toestand en onder invloed van alcohol in een trein werd aangetroffen na een melding dat zij suïcidale meldingen had. Betrokkene kwam reeds meermalen in de politiesystemen voor ter zake van het veroorzaken van overlast onder invloed van drank en pogingen tot suïcide. (…) Uit de anamnese komt naar voren: (…) Het onderzoek toont geen bijzonderheden. Beschouwend was er ons inziens sprake van een manische episode bij een bipolaire stoornis ten tijde van de laatste aanhouding. Sinds medio november 2008 heeft betrokkene geen symptomen meer gehad van de psychiatrische stoornis. Bij psychiatrisch onderzoek werden geen afwijkingen geconstateerd.
8. Classificatie volgens DSM-IV-TR:
As I: 296.4 Bipolaire I stoornis, laatste episode manisch, in vroege remissie.
As II: geen diagnose
As III: geen afwijkingen.”
De rechtbank constateert dat het advies van de keurend artsen geen conclusie bevat over de rijgeschiktheid. Anders dan verweerder in het bestreden besluit heeft overwogen, blijkt uit het verslag van bevindingen niet (reeds) dat eiseres ten tijde van het onderzoek niet voldeed aan de eisen. Eiseres betwist dat zij aan een bipolaire stoornis lijdt en dat zij dat tegenover de keurend artsen zou hebben verklaard. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft eiseres in de bezwaarfase stukken overgelegd, bijvoorbeeld de beschikking van 13 oktober 2008 van de civiele rechter van deze rechtbank waarin geen sprake is van een bipolaire stoornis maar van een borderline persoonlijkheidsstoornis. Verweerder heeft in het bestreden besluit overwogen dat het alleszins mogelijk is dat de diagnose bij opname die van een borderline persoonlijkheidsstoornis was, maar dat er tevens sprake was van een bipolaire stoornis. Ter zitting heeft verweerder toegelicht dat dit standpunt is gebaseerd op overleg met een (basis)arts. Nog afgezien van het feit dat dit overleg uit het bestreden besluit niet blijkt, had verweerder onder deze omstandigheden niet met dergelijk overleg mogen volstaan. Verweerder had niet zonder meer een conclusie over de rijgeschiktheid van eiseres mogen trekken op basis van de beschikbare gegevens, maar had de keurend psychiater moeten vragen om een aanvullend rapport naar aanleiding van de gemotiveerde betwisting door eiseres.

Het voorgaande betekent dat het bestreden besluit tot stand is gekomen in strijd met de zorgvuldigheid en onvoldoende is gemotiveerd, zodat het beroep gegrond is en het besluit zal worden vernietigd. Verweerder zal een nieuw besluit moeten nemen op het bezwaarschrift.
In het nieuwe besluit zal verweerder de (psychiatrische) conclusies van het onderzoek en de eventueel toepasselijke paragrafen van de bijlage bij de Regeling eisen geschiktheid 2000 concreet moeten vertalen naar de geschiktheid of ongeschiktheid van eiseres voor het rijbewijs. Uit § 8.3 en § 8.7 van de bijlage bij de Regeling eisen geschiktheid 2000 blijkt immers dat personen met een bipolaire stoornis of een persoonlijkheidsstoornis niet per definitie ongeschikt zijn voor het rijbewijs.
2.5 Eiseres heeft de rechtbank (onder meer) verzocht teruggave van het rijbewijs te gelasten. Naar aanleiding van dat verzoek overweegt de rechtbank het volgende. Het onderzoek van eiseres in december 2008 heeft geen bijzonderheden opgeleverd en bij psychiatrisch onderzoek zijn geen afwijkingen geconstateerd. Sindsdien is een jaar verstreken en ter zitting heeft eiseres verklaard dat het onverkort beter met haar gaat.

Gelet op deze stand van zaken in samenhang met de gegrondverklaring van het beroep ziet de rechtbank aanleiding een voorlopige voorziening te treffen. De rechtbank schorst het primaire besluit van 16 april 2009 tot zes weken na de verzending van het nieuwe besluit op het bezwaarschrift en geeft verweerder opdracht het rijbewijs aan eiseres terug te geven in afwachting van het nieuwe besluit. De teruggave moet plaatsvinden binnen acht dagen na verzending van deze uitspraak.

2.6 Nu het beroep gegrond wordt verklaard, dient het griffierecht aan eiseres te worden vergoed.
Tevens zal de rechtbank verweerder veroordelen in de proceskosten van eiseres, die op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht worden vastgesteld op het hieronder opgenomen bedrag. Aangezien eiseres met een toevoeging procedeert moeten die kosten worden betaald aan de griffier, waarvoor een acceptgiro zal worden toegezonden.”

The post Rapport psychiater moet duidelijke conclusie bevatten appeared first on CBR-Advocaat.

]]>
https://cbr-advocaat.nl/rapport-psychiater-moet-duidelijke-conclusie-bevatten/feed/ 0
Ingangsdatum recidiefvrije periode bij psychotische stoornis https://cbr-advocaat.nl/ingangsdatum-recidiefvrije-periode-bij-psychotische-stoornis/ https://cbr-advocaat.nl/ingangsdatum-recidiefvrije-periode-bij-psychotische-stoornis/#respond Sat, 12 Jul 2014 21:03:55 +0000 https://cbr-advocaat.nl/?p=930 Wanneer iemand psychotisch is geweest, en op die grond het rijbewijs ongeldig is verklaard, kan hij/zij het rijbewijs weer terug krijgen via de eigen verklaringsprocedure nadat een recidiefvrije periode is verstreken. Van belang is hierbij wel dat de ingangsdatum van de recidiefvrije periode juist wordt vastgesteld. De ingangsdatum is het moment dat de stoornis in […]

The post Ingangsdatum recidiefvrije periode bij psychotische stoornis appeared first on CBR-Advocaat.

]]>
Wanneer iemand psychotisch is geweest, en op die grond het rijbewijs ongeldig is verklaard, kan hij/zij het rijbewijs weer terug krijgen via de eigen verklaringsprocedure nadat een recidiefvrije periode is verstreken. Van belang is hierbij wel dat de ingangsdatum van de recidiefvrije periode juist wordt vastgesteld. De ingangsdatum is het moment dat de stoornis in remissie is. De vraag is alleen wanneer dat moment precies aanvangt.

In een uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Haarlem van 23 oktober 2012 (ECLI:NL:RBHAA:2012:BY8798) had de psychiater als aanvangsdatum aangehouden het moment dat de betrokkene was gestopt met de medicatie. De voorzieningenrechter is het hier niet mee eens, en oordeelt dat het moment dat betrokkene is begonnen met de medicatie als aanvangsdatum heeft te gelden:

“4. In de uitspraak van 29 juni 2012 (reg. nr. 12/2585) heeft de voorzieningenrechter onder meer het volgende overwogen:
“De voorzieningenrechter is voorts van oordeel dat de rapportage van de keurend psychiater ook overigens onvoldoende zorgvuldig tot stand is gekomen en derhalve niet door verweerder kon worden gevolgd. Zo schrijft de keurend psychiater onder 2 (anamnese) over verzoekster: ‘Betrokkene vertelt dat ze begin 2010 een manische periode heeft gehad (….) Daarop is ze psychotisch gedecompenseerd en voor 3 weken opgenomen bij GGZ [naam]. (……..) Betrokkene is na haar opname in 2010 ambulant behandeld bij GGZ [naam] en de symptomen waren na het starten van de medicatie in remissie. De behandeling aldaar is november 2011 gestopt omdat er al meer dan een jaar geen klachten waren. Betrokkene gebruikt al meer dan 1 jaar geen medicatie meer’.
Onder 5 (psychiatrische diagnose en conclusie) concludeert de keurend psychiater
‘Uit de anamnese komt naar voren dat betrokkene in 2010 een psychose heeft doorgemaakt waarvan ze volledig is hersteld met behulp van een kortdurende opname, medicatiegebruik en ambulante vervolgbehandeling. De psychose is sinds november 2010 in remissie (…). Beschouwend kan er naar mijn mening gesteld worden dat er geen sprake is van een recidiefvrije periode van 2 of meer jaren mbt de psychotische stoornis…’
Naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter volgt de conclusie van de keurend psychiater, dat de psychose sinds november 2010 in remissie is, niet uit de eerdere anamnese. Hierin wordt immers vermeld dat de symptomen (van de psychose) reeds ‘na het starten van de medicatie’ in remissie waren. De keurend psychiater heeft ten onrechte niet dat moment, doch het moment waarop verzoekster geheel met medicatie gestopt was en weer aan het werk is gegaan als peildatum voor aanvang van de tweejarentermijn genomen. Verweerder heeft ter zitting erkend dat het moment waarop de psychose in remissie is, bepalend is als peildatum voor de tweejarentermijn. Wanneer de behandelend psychiater verklaart dat de psychose bij verzoekster eerder in remissie was dan per november 2010, gaat de recidiefvrije periode van twee jaar ook eerder in en zal deze ook eerder zijn afgelopen, zo is ter zitting verklaard.”
5. Verweerder heeft geen aanleiding gezien om de keurend psychiater om opheldering te vragen. Het einde van de recidiefvrije periode heeft verweerder onder verwijzing naar het oude rapport gehandhaafd op november 2012.

6. Ter zitting heeft verzoekster onder meer verklaard dat zij na ontslag uit de kliniek op 25 juni 2010 geen medicatie meer heeft gebruikt. Hiertoe heeft zij verwezen naar een e-mail van haar behandelend psychiater van 13 juli 2012.

7. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, had het op de weg van verweerder gelegen om de ingangsdatum van de recidiefvrije periode nader te onderzoeken en te verduidelijken. Zo had de keurend psychiater van verweerder verzoekster opnieuw kunnen oproepen of zij had contact op kunnen nemen met de behandelend psychiater van verzoekster. Verweerder heeft echter nagelaten de keurend psychiater in te schakelen. Dit zal alsnog moeten gebeuren. Vanwege deze onzorgvuldigheid zal de voorzieningenrechter -al is de recidiefvrije periode ook in de visie van verweerder bijna voltooid -verweerder opdragen om verzoekster alsnog opnieuw te keuren in het kader van de Eigen Verklaring procedure. De voorzieningenrechter acht het, gelet op het voorgaande, aangewezen dat verweerder ook de kosten van deze herkeuring voor zijn rekening neemt. Naar aanleiding van deze herkeuring zal moeten worden beoordeeld of verzoekster in aanmerking komt voor een verklaring van geschiktheid.

8. Op grond van het voorgaande ziet de voorzieningenrechter aanleiding het bestreden besluit te schorsen tot een week na bekendmaking van de uitspraak op het beroep met reg. nr. 12/4634.”

Let er wel op dat er dus eerst weer een nieuw rapport van een psychiater moet komen. Uiteindelijk moet die de ingangsdatum van de recidiefvrije periode vaststellen.

The post Ingangsdatum recidiefvrije periode bij psychotische stoornis appeared first on CBR-Advocaat.

]]>
https://cbr-advocaat.nl/ingangsdatum-recidiefvrije-periode-bij-psychotische-stoornis/feed/ 0
Ernstige persoonlijkheidsstoornis maakt nog niet ongeschikt voor het rijbewijs https://cbr-advocaat.nl/ernstige-persoonlijkheidsstoornis-maakt-nog-niet-ongeschikt-voor-het-rijbewijs/ https://cbr-advocaat.nl/ernstige-persoonlijkheidsstoornis-maakt-nog-niet-ongeschikt-voor-het-rijbewijs/#respond Wed, 25 Jun 2014 10:57:31 +0000 https://cbr-advocaat.nl/?p=921 Personen met een ernstige persoonlijkheidsstoornis zijn op grond van de regelgeving niet per definitie ongeschikt voor het rijbewijs. In dit geval heeft het CBR niet gesteld of onderbouwd dat de andere voorwaarden voor ongeschiktheid zijn vervuld, en heeft de rechtbank daarvoor ook geen aanwijzing gevonden in de dossierstukken. Overigens vermeldt de toepasselijke regelgeving niet een […]

The post Ernstige persoonlijkheidsstoornis maakt nog niet ongeschikt voor het rijbewijs appeared first on CBR-Advocaat.

]]>
Personen met een ernstige persoonlijkheidsstoornis zijn op grond van de regelgeving niet per definitie ongeschikt voor het rijbewijs. In dit geval heeft het CBR niet gesteld of onderbouwd dat de andere voorwaarden voor ongeschiktheid zijn vervuld, en heeft de rechtbank daarvoor ook geen aanwijzing gevonden in de dossierstukken. Overigens vermeldt de toepasselijke regelgeving niet een verplichte recidiefvrije periode van een jaar. De rechtbank heeft het CBR opgedragen een nieuw besluit te nemen op het bezwaarschrift. Het CBR zal de conclusies van het onderzoek en de wettelijke eisen concreet moeten vertalen naar de geschiktheid of ongeschiktheid van betrokkene voor het rijbewijs. Bij het psychiatrisch onderzoek van betrokkene zijn geen bijzonderheden geconstateerd, afgezien van de enigszins bagatelliserende en externaliserende indruk die betrokkene op de keurend psychiater maakte. Sindsdien is ruim een jaar verstreken. Ter zitting heeft betrokkene verklaard dat het onverkort beter met haar gaat en daarvoor is steun te vinden in verklaringen van een psychiater en van de huisarts. Gelet op deze stand van zaken in samenhang met de gegrondverklaring van het beroep heeft de rechtbank aanleiding gezien een voorlopige voorziening te treffen. De rechtbank heeft het CBR opdracht gegeven het rijbewijs binnen acht dagen aan betrokkene terug te geven in afwachting van het nieuwe besluit.
Dit oordeelde de rechtbank Breda in een uitspraak van 15 februari 2010, ECLI:NL:RBBRE:2010:BL9508.

Volledige uitspraak:

2.1 Op grond van de gedingstukken en de behandeling ter zitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.

Op 6 september 2008 is namens de korpschef van de regiopolitie Midden en West Brabant aan verweerder mededeling gedaan van het vermoeden dat eiseres niet langer beschikt over de rijvaardigheid dan wel over de lichamelijke of geestelijke geschiktheid die is vereist voor het besturen van categorieën B van motorrijtuigen.

Naar aanleiding van deze mededeling heeft verweerder eiseres verplicht mee te werken aan een onderzoek naar haar geschiktheid voor het besturen van motorrijtuigen en is de geldigheid van het rijbewijs geschorst. Verweerder heeft het bezwaar van eiseres (gericht tegen de schorsing van de geldigheid van het rijbewijs) ongegrond verklaard.

Het onderzoek heeft plaatsgevonden op 20 december 2008 en is uitgevoerd door keurend arts [naam keurend arts] en psychiater [naam psychiater]. De bevindingen zijn vastgelegd in een verslag van bevindingen.

Verweerder heeft eiseres schriftelijk meegedeeld dat op grond van de uitslag van het onderzoek het voornemen bestaat om het rijbewijs van eiseres ongeldig te verklaren.
Eiseres heeft geen gebruik gemaakt van de geboden gelegenheid voor een tweede onderzoek.
Bij besluit van 7 mei 2009 (het primaire besluit) heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat eiseres niet voldoet aan de eisen van geschiktheid omdat zij een ernstige persoonlijkheidsstoornis heeft waarbij nog geen sprake is van de vereiste stabiele periode van een jaar. Verweerder heeft het rijbewijs ongeldig verklaard voor alle categorieën met ingang van de zevende dag na de dagtekening van het bestreden besluit.

Tegen dit besluit heeft eiseres bezwaar gemaakt. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de bezwaren van eiseres ongegrond verklaard.

2.2 Eiseres heeft in beroep, samengevat, het volgende aangevoerd.
Anders dan verweerder aangeeft, is eiseres op de bewuste dag niet als bestuurder in haar auto aangetroffen. Eiseres zat in haar auto met de motor uit op een bospad, niet zijnde de openbare weg. Eiseres heeft er zelf voor gekozen haar suïcidale neigingen aan de politie te melden. Dat heeft grote gevolgen voor haar gehad. Eiseres weerspreekt dat zij een ernstige persoonlijkheidsstoornis heeft. Weliswaar heeft zij sinds haar achttiende jaar een borderline persoonlijkheidsstoornis, maar sinds de bewuste dag weet zij dat het beter met haar gaat naarmate zij meer regelmaat in haar leven heeft. Het onderzoek was een momentopname en er hebben inmiddels veel positieve veranderingen plaatsgevonden. Anders dan verweerder stelt is eiseres niet aangemeld voor een intensievere therapie, hoewel zij daar in het verleden wel om heeft verzocht. Sinds zij de relatie met haar voormalige partner heeft verbroken gaat het beter met haar. Zij heeft haar medicatie afgebouwd en is gestopt met middelenmisbruik. Eiseres kan veilig aan het verkeer deelnemen en heeft een no-claimkorting van 75% op haar autoverzekering. Eiseres woont afgelegen en heeft haar rijbewijs nodig vanwege de zorg voor haar demente vader en om de apotheek, dokter, tandarts, ziekenhuis en supermarkt te bereiken.
2.3 Ingevolge artikel 134, vierde lid, van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW) wordt, indien het CBR besluit dat het rijbewijs van de houder ongeldig wordt verklaard, daarbij bepaald op welk deel van de geldigheidsduur alsmede op welke categorie(ën) van motorrijtuigen waarvoor het rijbewijs is afgegeven, de ongeldigverklaring betrekking heeft.

Ingevolge artikel 134, negende lid, van de WVW worden bij ministeriële regeling nadere regels vastgesteld ter uitvoering van het vierde lid. Die nadere regels zijn vervat in de Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid.

Ingevolge artikel 12, aanhef en onder b, van de Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid besluit het CBR tot ongeldigverklaring van het rijbewijs indien de uitslag van het onderzoek inhoudt dat betrokkene niet voldoet aan de bij ministeriële regeling vastgestelde eisen met betrekking tot de lichamelijke en geestelijke geschiktheid voor het besturen van één of meer categorieën van motorrijtuigen.

De bedoelde eisen zijn neergelegd in de bijlage bij (artikel 2 van) de Regeling eisen geschiktheid 2000 (Regeling). Hoofdstuk 8 van die bijlage heeft betrekking op psychiatrische stoornissen.

Op grond van de algemene paragraaf 8.1 van hoofdstuk 8 is bij de beoordeling van een voorgeschiedenis van psychiatrische problematiek van belang: het ziektebeloop (de betrokkene zal bij voorkeur minstens een tot twee jaar vrij moeten zijn van recidieven, afhankelijk van de ernst van de aandoening), de (on)voorspelbaarheid van uitingen van de aandoening, het ziekte-inzicht en de therapietrouw van de betrokkene. Als de aandoening een reversibele organische stoornis tot grondslag had (heeft), dan kan de keurling na herstel in de regel goedgekeurd worden. Is of was een reversibele organische stoornis niet in het geding, dan doet zich de vraag voor of er restverschijnselen zijn, of dat er kans is op een recidief dat de verkeersveiligheid in gevaar kan brengen. Beantwoording van die vraag vergt een specialistisch rapport.

Paragraaf 8.7. ‘Persoonlijkheidsstoornissen’ van de bijlage bij de Regeling luidt als volgt.
“Personen die op grond van stoornissen in hun persoonlijkheid grote aanpassingsmoeilijkheden hebben met betrekking tot de eisen van de maatschappij, zullen in de regel ook in het verkeer onaangepaste gedragingen vertonen, waardoor zij ongeschikt kunnen zijn voor deelname aan het gemotoriseerde verkeer. Mensen met ernstige persoonlijkheidsstoornissen (zoals bijvoorbeeld antisociale persoonlijkheidsstoornis, borderline persoonlijkheidsstoornis en paranoïde persoonlijkheidsstoornis) zijn ongeschikt voor elk rijbewijs, wanneer zij duidelijk blijk hebben gegeven (bijvoorbeeld in de vorm van grove verkeersovertredingen of -delicten) van:
– gebrek aan sociale verantwoordelijkheid of gebrekkig geweten;
– miskenning van de risico’s van rijden onder invloed van alcohol of andere gedragsbeïnvloedende middelen (zie ook paragraaf 8.8).
Voor elke beslissing op dit gebied is een specialistisch rapport geboden.”
2.4 Beoordeeld moet worden of verweerder terecht heeft besloten dat eiseres niet voldoet aan de eisen van geschiktheid voor het besturen van motorvoertuigen en op grond daarvan tot ongeldigverklaring van haar rijbewijs.

Verweerder heeft het bestreden besluit als volgt gemotiveerd. Het rapport van de keurend arts is zorgvuldig en concludent en de keurend arts kon de diagnose borderline persoonlijkheidsstoornis stellen. Uit informatie van de behandelend sector blijkt ook dat er diagnostisch sprake is van borderline persoonlijkheidsstoornis en comorbide problematiek, zoals depressieve episodes, bipolaire stoornis en middelenmisbruik. Daarnaast blijkt dat er forse psychosociale problematiek bestaat. Het beloop is wisselend geweest, maar de laatste twee jaar was de toestand van betrokkene erg labiel en nauwelijks aanstuurbaar. Gelet op de rapportage van de psychiater is volgens verweerder terecht besloten tot toepasselijkheid van de paragrafen 8.1 en 8.7 van de bijlage bij de Regeling. Dat het nu beter gaat met eiseres wordt als zeer positief beschouwd, maar kan volgens verweerder niet afdoen aan de verplichte recidiefvrije periode van een jaar die gesteld is in voornoemde paragrafen. Dat er volgens eiseres geen sprake is van drugsmisbruik is volgens verweerder eveneens zeer positief en ook van belang bij een herkeuring, maar eiseres is niet ongeschikt verklaard op grond van paragraaf 8.8 (misbruik van psychoactieve middelen), aldus verweerder. Herbeoordeling kan plaatsvinden na een recidiefvrij jaar, gerekend vanaf 6 september 2008. Tot slot heeft verweerder opgemerkt dat de Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid geen ruimte biedt voor een afzonderlijke belangenafweging.

De inhoud van het rapport van keurend arts [naam keurend arts] en psychiater [naam psychiater] luidt voor zover hier relevant als volgt.

“6. Samenvattende bespreking: (…) Beschouwend kan gesteld worden, dat er ons inziens sprake is van een vrouw met een low-level borderline persoonlijkheidsstoornis ten tijde van de laatste aanhouding en in de twee jaar voorafgaande aan de laatste aanhouding. Vanuit haar borderline stoornis is er de laatste jaren sprake geweest van nauwelijks aanstuurbaar, externaliserend en ook impulsief gedrag, met de nodige politiemutaties. Tevens is er sprake van middelenafhankelijkheid. Sinds de laatste aanhouding zijn de klachten gedeeltelijk in remissie.”

In de bezwaarfase heeft eiseres een brief van 5 juni 2009 overgelegd van psychiater [naam psychiater]. Deze psychiater verklaart onder verwijzing naar een rapport van klinisch psycholoog/psychotherapeut [naam klinisch psycholoog/psychotherapeut] onder meer dat eiseres inmiddels definitief de relatie heeft verbroken die de afgelopen twee jaar tot veel ontregelingen heeft geleid. Wellicht niet toevallig trad daarop veel meer stabiliteit op. Volgens de psychiater blijft het voorlopig een open vraag of de ontregelingen qua stemming volledig te verklaren waren vanuit de persoonlijkheidsproblematiek, maar geluxeerd door de benoemde relatie, met het cannabisgebruik als verergerende factor. De voorbije maanden heeft eiseres zichzelf wel in de hand gehad, aldus [naam psychiater].

Daarnaast heeft eiseres een verklaring gedateerd 25 juni 2009 overgelegd van haar huisarts. De huisarts verklaart dat eiseres bekend is met borderline, dat zij momenteel een stabiele indruk maakt en goed met haar beperkingen lijkt om te gaan. Het laatste screenend urineonderzoek van 18 juni 2009, waarvan een bijlage is bijgevoegd, was volledig negatief.

2.5 De rechtbank constateert dat het advies van de keurend artsen geen conclusie bevat over de rijgeschiktheid. Ter zitting heeft verweerder toegelicht dat er bewust voor is gekozen de conclusie over de rijgeschiktheid niet expliciet door de keurend artsen te laten trekken, maar door verweerder zelf na raadpleging van een arts binnen de eigen organisatie. Wat daarvan ook zij, in alle gevallen zal de conclusie over de rijgeschiktheid moeten worden gebaseerd op de criteria zoals neergelegd in de bijlage bij de Regeling. Met het oog daarop overweegt de rechtbank het volgende.

Dat eiseres een borderline persoonlijkheidsstoornis heeft, moet op grond van de dossierstukken en de bevestiging van eiseres ter zitting als vaststaand worden aangenomen.
In de bijlage bij de Regeling wordt deze aandoening beschouwd als een ernstige persoonlijkheidsstoornis. De stelling van eiseres dat zij geen ernstige persoonlijkheidsstoornis heeft, wordt daarom in het kader van deze procedure niet gevolgd.
Personen met een ernstige persoonlijkheidsstoornis zijn op grond van paragraaf 8.7 van de bijlage bij de Regeling niet per definitie ongeschikt voor het rijbewijs. Daarvoor is tevens vereist dat zij duidelijk blijk hebben gegeven van ofwel een gebrek aan sociale verantwoordelijkheid of gebrekkig geweten ofwel miskenning van de risico’s van rijden onder invloed van alcohol of andere gedragsbeïnvloedende middelen. Ter zitting heeft verweerder desgevraagd verklaard dat bij eiseres het laatstgenoemde criterium aan de orde is, hoewel dat wellicht iets explicieter vermeld had kunnen worden. Uit de stukken blijkt immers dat eiseres een serieus drugsprobleem heeft gehad in de vorm van misbruik van amfetaminen en cannabis, aldus verweerder.
De rechtbank stelt vast dat noch uit het primaire besluit, noch uit het bestreden besluit blijkt dat middelenmisbruik mede ten grondslag heeft gelegen aan de ongeschiktverklaring van eiseres voor het rijbewijs. Integendeel, verweerder heeft in het bestreden besluit met zoveel woorden aangegeven dat het bezwaar dat er geen sprake is van drugsmisbruik niet kan leiden tot wijziging van het primaire besluit, omdat eiseres niet ongeschikt is verklaard op grond van paragraaf 8.8 (misbruik van psychoactieve middelen). Daar komt bij dat op grond van de door verweerder toepasselijk geachte paragraaf 8.7 het criterium niet het gebruik van gedragsbeïnvloedende middelen als zodanig is, maar miskenning van de risico’s van rijden onder invloed van dergelijke middelen. Daargelaten dat de rechtbank voor een dergelijke miskenning van risico’s geen aanwijzing heeft gevonden in de dossierstukken, heeft verweerder niet gesteld of onderbouwd dat daarvan sprake zou zijn. Ten overvloede merkt de rechtbank nog op dat de paragrafen 8.1 en 8.7 beide geen verplichte recidiefvrije periode van een jaar vermelden, anders dan verweerder heeft gesteld.

Het voorgaande betekent dat het bestreden besluit tot stand is gekomen in strijd met de zorgvuldigheid en onvoldoende is gemotiveerd, zodat het beroep gegrond is en het besluit zal worden vernietigd. Verweerder zal een nieuw besluit moeten nemen op het bezwaarschrift.
In het nieuwe besluit zal verweerder de conclusies van het onderzoek en de eventueel toepasselijke paragrafen van de bijlage bij de Regeling concreet moeten vertalen naar de geschiktheid of ongeschiktheid van eiseres voor het rijbewijs.
2.6 Eiseres heeft ter zitting verklaard dat zij informatie heeft ingewonnen over de ‘Eigen verklaringsprocedure’ waarmee zij mogelijk het rijbewijs zou kunnen terugkrijgen, maar dat financiële redenen haar ervan hebben weerhouden deze procedure in gang te zetten.

De rechtbank maakt uit het verslag van bevindingen op dat bij het psychiatrisch onderzoek van eiseres in december 2008 geen bijzonderheden zijn geconstateerd, afgezien van de enigszins bagatelliserende en externaliserende indruk die eiseres op de keurend psychiater maakte. Op dat moment waren al ruim vier maanden verstreken na de gebeurtenis die aanleiding vormde tot de schorsing van het rijbewijs. Inmiddels is sinds het onderzoek nog ruim een jaar verstreken en ter zitting heeft eiseres verklaard dat het onverkort beter met haar gaat. Steun daarvoor is te vinden in de verklaring van psychiater [naam psychiater] die in juni 2009 constateerde dat eiseres na de verbreking van haar relatie veel stabieler is geworden en dat eiseres zichzelf in de afgelopen maanden wel in de hand heeft gehad. Ook de huisarts van eiseres constateerde in juni 2009 dat eiseres een stabiele indruk maakte en goed met haar beperkingen leek om te gaan. Hoewel niet doorslaggevend, wil de rechtbank niet onvermeld laten dat urineonderzoek in juni 2009 (naar sporen van onder meer opiaten, cocaïne, amfetamine en cannaboïden) volgens de huisarts volledig negatief uitpakte.

Gelet op deze stand van zaken in samenhang met de gegrondverklaring van het beroep ziet de rechtbank aanleiding een voorlopige voorziening te treffen. De rechtbank schorst het primaire besluit van 7 mei 2009 tot zes weken na de verzending van het nieuwe besluit op het bezwaarschrift en geeft verweerder opdracht het rijbewijs aan eiseres terug te geven in afwachting van het nieuwe besluit. De teruggave moet plaatsvinden binnen acht dagen na verzending van deze uitspraak.

2.7 Nu het beroep gegrond wordt verklaard, dient het griffierecht aan eiseres te worden vergoed.
Tevens zal de rechtbank verweerder veroordelen in de proceskosten van eiseres, die op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht worden vastgesteld op het hieronder opgenomen bedrag.

The post Ernstige persoonlijkheidsstoornis maakt nog niet ongeschikt voor het rijbewijs appeared first on CBR-Advocaat.

]]>
https://cbr-advocaat.nl/ernstige-persoonlijkheidsstoornis-maakt-nog-niet-ongeschikt-voor-het-rijbewijs/feed/ 0
Rapport psychiater over psychiatrische stoornis bevat geen conclusie over rijgeschiktheid https://cbr-advocaat.nl/rapport-psychiater-psychiatrische-stoornis-bevat-geen-conclusie-rijgeschiktheid/ https://cbr-advocaat.nl/rapport-psychiater-psychiatrische-stoornis-bevat-geen-conclusie-rijgeschiktheid/#respond Wed, 25 Jun 2014 10:52:58 +0000 https://cbr-advocaat.nl/?p=918 De psychiatrische rapportage waar het CBR gebruik van maakt bij haar beslissingen moet duidelijk zijn en om die reden ook een duidelijke conclusie bevatten. Dat is niet altijd het geval, zoals we ook zien in een uitspraak van de rechtbank Breda van 22 januari 2010, ECLI:NL:RBBRE:2010:BL9502. In deze zaak was betwiste de belanghebbende dat zij leed aan […]

The post Rapport psychiater over psychiatrische stoornis bevat geen conclusie over rijgeschiktheid appeared first on CBR-Advocaat.

]]>
De psychiatrische rapportage waar het CBR gebruik van maakt bij haar beslissingen moet duidelijk zijn en om die reden ook een duidelijke conclusie bevatten. Dat is niet altijd het geval, zoals we ook zien in een uitspraak van de rechtbank Breda van 22 januari 2010, ECLI:NL:RBBRE:2010:BL9502. In deze zaak was betwiste de belanghebbende dat zij leed aan een bipolaire stoornis. Bij haar was enkel in het verleden een borderline persoonlijkheidsstoornis geconstateerd, hetgeen valt onder de persoonlijkheidsstoornissen in plaats van de stemmingsstoornissen, en daarvoor gelden weer andere criteria voor wat betreft de rijgeschiktheid.

De rechtbank verklaart het beroep gegrond nu zij met name vindt dat het rapport van de psychiater niet duidelijk genoeg is voor wat betreft de rijgeschiktheid. De rechtbank overweegt het volgende:

“De rechtbank constateert dat het advies van de keurend artsen geen conclusie bevat over de rijgeschiktheid. Anders dan verweerder in het bestreden besluit heeft overwogen, blijkt uit het verslag van bevindingen niet (reeds) dat eiseres ten tijde van het onderzoek niet voldeed aan de eisen. Eiseres betwist dat zij aan een bipolaire stoornis lijdt en dat zij dat tegenover de keurend artsen zou hebben verklaard. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft eiseres in de bezwaarfase stukken overgelegd, bijvoorbeeld de beschikking van 13 oktober 2008 van de civiele rechter van deze rechtbank waarin geen sprake is van een bipolaire stoornis maar van een borderline persoonlijkheidsstoornis. Verweerder heeft in het bestreden besluit overwogen dat het alleszins mogelijk is dat de diagnose bij opname die van een borderline persoonlijkheidsstoornis was, maar dat er tevens sprake was van een bipolaire stoornis. Ter zitting heeft verweerder toegelicht dat dit standpunt is gebaseerd op overleg met een (basis)arts. Nog afgezien van het feit dat dit overleg uit het bestreden besluit niet blijkt, had verweerder onder deze omstandigheden niet met dergelijk overleg mogen volstaan. Verweerder had niet zonder meer een conclusie over de rijgeschiktheid van eiseres mogen trekken op basis van de beschikbare gegevens, maar had de keurend psychiater moeten vragen om een aanvullend rapport naar aanleiding van de gemotiveerde betwisting door eiseres.

Het voorgaande betekent dat het bestreden besluit tot stand is gekomen in strijd met de zorgvuldigheid en onvoldoende is gemotiveerd, zodat het beroep gegrond is en het besluit zal worden vernietigd. Verweerder zal een nieuw besluit moeten nemen op het bezwaarschrift.
In het nieuwe besluit zal verweerder de (psychiatrische) conclusies van het onderzoek en de eventueel toepasselijke paragrafen van de bijlage bij de Regeling eisen geschiktheid 2000 concreet moeten vertalen naar de geschiktheid of ongeschiktheid van eiseres voor het rijbewijs. Uit § 8.3 en § 8.7 van de bijlage bij de Regeling eisen geschiktheid 2000 blijkt immers dat personen met een bipolaire stoornis of een persoonlijkheidsstoornis niet per definitie ongeschikt zijn voor het rijbewijs.”

Is ook uw rijbewijs ongeldig verklaard vanwege een onterechte diagnose? Neem dan contact op met een van onze advocaten.

The post Rapport psychiater over psychiatrische stoornis bevat geen conclusie over rijgeschiktheid appeared first on CBR-Advocaat.

]]>
https://cbr-advocaat.nl/rapport-psychiater-psychiatrische-stoornis-bevat-geen-conclusie-rijgeschiktheid/feed/ 0
Beroep op rechtszekerheid gegrond bij twee verschillende beoordelingen onder zelfde omstandigheden https://cbr-advocaat.nl/beroep-op-rechtszekerheid-gegrond-bij-twee-verschillende-beoordelingen-onder-zelfde-omstandigheden/ https://cbr-advocaat.nl/beroep-op-rechtszekerheid-gegrond-bij-twee-verschillende-beoordelingen-onder-zelfde-omstandigheden/#respond Mon, 02 Jun 2014 13:05:23 +0000 https://cbr-advocaat.nl/?p=901 In deze zaak gaat het om een betrokkene die lijdt aan epilepsie. In 2001 is hij door het CBR geschikt bevonden, maar in 2007 opeens niet meer, terwijl er in de tussentijd niets was veranderd voor wat betreft de omstandigheden of de geldende regelgeving. De man was vrachtwagenchaffeur en had zijn rijbewijs nodig. De rechtbank […]

The post Beroep op rechtszekerheid gegrond bij twee verschillende beoordelingen onder zelfde omstandigheden appeared first on CBR-Advocaat.

]]>
In deze zaak gaat het om een betrokkene die lijdt aan epilepsie. In 2001 is hij door het CBR geschikt bevonden, maar in 2007 opeens niet meer, terwijl er in de tussentijd niets was veranderd voor wat betreft de omstandigheden of de geldende regelgeving. De man was vrachtwagenchaffeur en had zijn rijbewijs nodig. De rechtbank stelde de man in het gelijk, waarna het CBR in hoger beroep ging. Maar ook daar werd de man door de Raad van State in het gelijk gesteld (Raad van State, 28 november 2007, ECLI:NL:RVS:2007:BB8911).

De Raad van State oordeelde als volgt:

“Omdat de omstandigheden en toepasselijke regelgeving in 2001 en 2007 gelijk waren, en in 2001 wel een verklaring van geschiktheid voor het besturen van motorrijtuigen van de categorieën C en E bij C aan [wederpartij] is verstrekt, heeft de rechtbank opheldering gevraagd over de gronden waarop het eerdere andersluidende besluit uit 2001 is genomen, in het bijzonder of destijds inderdaad, zoals het CBR stelt, sprake is geweest van een fout. De rechtbank mocht dat verlangen omdat voor de beoordeling van de motivering van het thans voorliggende besluit niet zonder betekenis is of in 2001 een fout is gemaakt of bewust is besloten in strijd met de geldende wettelijke voorschriften. Uit het oogpunt van rechtszekerheid diende die motivering [wederpartij] immers uitsluitsel te geven over de redenen waarom nu anders wordt beslist. Uit het hierna te beoordelen nieuwe besluit op bezwaar van 12 oktober 2007 en de daarbij gevoegde stukken blijkt, dat [wederpartij] in het kader van zijn in 2001 ingediende aanvraag om een verklaring van geschiktheid voor de categorieën C en E bij C is gekeurd door dr. J.F. Mirandolle, neuroloog. Deze vermeldt in zijn rapportage van 20 augustus 2001 uitdrukkelijk dat [wederpartij], als men de wet hanteert, niet geschikt dient te worden geacht, maar dat desondanks geadviseerd wordt hem geschikt te achten voor alle categorieën zonder tijdsbeperking. Daarop is [wederpartij] door het CBR bij besluit van 27 augustus 2001 voor alle categorieën geschikt geacht voor een termijn van vijf jaar. In dit besluit is door het CBR overwogen dat op grond van de bij hem bekende gegevens, waaruit blijkt dat sprake is van epilepsie, [wederpartij] geschikt wordt geacht voor het besturen van motorvoertuigen van alle categorieën voor een termijn van vijf jaar. Gelet op de uitdrukkelijke afweging in het advies moet het ervoor worden gehouden dat het CBR in 2001 welbewust, in afwijking van de toepasselijke regelgeving, een verklaring van geschiktheid aan [wederpartij] heeft verstrekt. De motivering in de beslissing op bezwaar van 16 oktober 2006 dat destijds waarschijnlijk over het hoofd is gezien dat sprake was van medicijngebruik bij epilepsie, is derhalve onjuist.”

The post Beroep op rechtszekerheid gegrond bij twee verschillende beoordelingen onder zelfde omstandigheden appeared first on CBR-Advocaat.

]]>
https://cbr-advocaat.nl/beroep-op-rechtszekerheid-gegrond-bij-twee-verschillende-beoordelingen-onder-zelfde-omstandigheden/feed/ 0
Machinale of handmatige oogtest bij verklaring geschiktheid CBR? https://cbr-advocaat.nl/machinale-of-handmatige-oogtest-verklaring-geschiktheid-cbr/ https://cbr-advocaat.nl/machinale-of-handmatige-oogtest-verklaring-geschiktheid-cbr/#respond Thu, 13 Mar 2014 21:51:02 +0000 https://cbr-advocaat.nl/?p=775 In deze zaak ging het om een verklaring van geschiktheid met betrekking tot de sterkte van de ogen (visus). Betrokkene (eiser in de zaak) mist zijn linkeroog en lijdt aan pseudofakie en diabetische retinopathie van het rechteroog. Met het oog op verlenging van zijn rijbewijs heeft hij op 24 juli 2012 een verklaring van geschiktheid […]

The post Machinale of handmatige oogtest bij verklaring geschiktheid CBR? appeared first on CBR-Advocaat.

]]>
In deze zaak ging het om een verklaring van geschiktheid met betrekking tot de sterkte van de ogen (visus). Betrokkene (eiser in de zaak) mist zijn linkeroog en lijdt aan pseudofakie en diabetische retinopathie van het rechteroog. Met het oog op verlenging van zijn rijbewijs heeft hij op 24 juli 2012 een verklaring van geschiktheid aangevraagd. Naar aanleiding daarvan heeft het CBR (verweerder) eiser onderworpen aan een gezichtsveldonderzoek, uitgevoerd door de door verweerder aangewezen oogarts R.P.C. Rademakers. Op het keuringsformulier van 24 juli 2012 heeft oogarts Rademakers ingevuld dat uit een oogtest volgens de confrontatiemethode is gebleken dat het gezichtsveld ongestoord is en heeft hij geadviseerd dat eiser voor rijbewijscategoriëen A/B/BE vijf jaar geschikt is. Voorts heeft de oogarts op dit formulier opgemerkt: “Gezichtsveld volgens Goldmann (confrontatie): volledig ongestoord. Met behulp van perimetrie wat afwijkend ten gevolge van de lasercoagulatie (idem 2007) ”.

Het CBR had echter, ondanks dat oogarts Rademakers had geadviseerd eiser geschikt te verklaren, niettemin geen Verklaring voor geschiktheid afgegeven. Het CBR was namelijk van mening dat de resultaten van een eerder afgenomen oogtest uit 2007, uitgevoerd volgens de zogenaamde Estermanmethode, dienen te prevaleren boven de resultaten van de door oogarts Rademakers in 2012 afgenomen test. Uit die Estermantest is naar voren gekomen dat eisers gezichtsveld zodanig slecht is, dat hij niet voldoet aan de voor hem geldende eisen uit de Regeling eisen geschiktheid 2000 (de Regeling). Verweerder vindt dat de Estermantest uit 2007 dient te prevaleren omdat deze, in tegenstelling tot de test die de oogarts in 2012 heeft afgenomen, machinaal is en dus nauwkeuriger. De test die oogarts Rademakers in 2012 heeft afgenomen, is een test volgens de zogenaamde ‘confrontatiemethode’ en wordt volledig handmatig uitgevoerd.

Estermantest

De Estermantest is een binoculaire (twee-ogige) statische techniek en wordt uitgevoerd met behulp van een apparaat (perimeter) dat het gezichtsveld door het aanbieden van stimuli (oplichtende LED-lampjes) meet.

De test volgens de confrontatiemethode wordt ook wel de Donderstest genoemd en wordt volledig handmatig, zonder behulp van apparatuur, uitgevoerd. Het is een kinetische test. De testpersoon en de examinator nemen plaats tegenover elkaar, bedekken respectievelijk het linker- en het rechteroog en de examinator houdt vervolgens de handen perifeer in het vlak exact tussen beiden. Hij beweegt de handen in dat vlak en zo wordt – kort gezegd – diens zicht met het zicht van de testpersoon vergeleken.

Eerste uitspraak rechtbank

De rechtbank heeft in haar uitspraak van 6 augustus 2013 als volgt geoordeeld:

“Eiser heeft aangevoerd dat de Esterman test niet toereikend en niet geschikt is om in zijn geval het gezichtsveld te bepalen, omdat het een binoculaire test is, terwijl eiser maar één oog heeft. Daarnaast heeft eiser gesteld dat ook een monoculaire Esterman-test in zijn geval niet geschikt zou zijn, omdat zijn retina ten gevolge van een laserbehandeling minder gevoelig is voor een test middels oplichtende LED-lampjes. Verder heeft eiser erop gewezen dat uit de Regeling niet blijkt welke test gebruikt moet worden en Rademakers hem wel geschikt heeft geacht op basis van de confrontatietest.

(…)

De rechtbank is van oordeel dat verweerder het bestreden besluit onvoldoende heeft gemotiveerd. Zij overweegt daartoe als volgt.

Vaststaat dat noch in het Reglement noch in de Regeling en de daarbij behorende bijlage is neergelegd welke test moet worden gebruikt om het gezichtsveld te meten. Ook is daarin niet bepaald welke test de meest geschikte is. Wel vloeit uit het Reglement voort dat keuring van de aanvrager plaatsvindt door een door het CBR aangewezen arts of andere deskundige. Dat betekent dat het in beginsel aan de arts of deskundige is om – vanuit zijn expertise of deskundigheid – te bepalen welke test in voorkomend geval de meest geschikte is. De stelling van verweerder dat het advies van oogarts Rademakers strijdig is met de ter zake van belang zijnde dwingendrechtelijke regelgeving gaat reeds hierom niet op.

In het onderhavige geval heeft de door verweerder aangewezen arts, oogarts Rademakers, op 24 juli 2012 gekozen voor keuring door middel van een confrontatiemethode. Gelet op de ter zitting door partijen gegeven toelichting begrijpt de rechtbank dat de oogarts in het keuringsformulier weliswaar van de Goldmann-test spreekt, maar daarmee feitelijk op de test volgens Donders doelt. In beide gevallen gaat het om manueel uitgevoerde testen. Voorts staat vast dat oogarts Rademakers naar aanleiding van de door hem uitgevoerde test heeft geconcludeerd dat het gezichtsveld van eiser ongestoord is en heeft geadviseerd eiser voor categorie A/B/BE voor vijf jaar geschikt te achten.

Verweerder heeft zijn besluit gemotiveerd met de stelling dat – kort gezegd – de Esterman-test, zijnde een machinale test, veel nauwkeuriger resultaten oplevert dan de manueel uitgevoerde test volgens Donders. Verweerder is daarom van mening dat hij gehouden is de uitslag van de in 2007 uitgevoerde binoculaire Esterman-test te laten prevaleren boven de uitslag van de in 2012 uitgevoerde Donders-test. (…) De rechtbank constateert verder dat verweerder in het bestreden besluit in het geheel niet is ingegaan op het feit dat eiser slechts over gezichtsvermogen in één oog beschikt en in het verlengde daarvan niet heeft gemotiveerd waarom een binoculaire test voor eiser desalniettemin geschikt zou zijn dan wel waarom in eisers geval de uitslag van een binoculaire test dient te prevaleren. Voorts is verweerder niet ingegaan op de gemotiveerde stelling van eiser dat ook een monoculaire Esterman-test – ervan uitgaande dat deze überhaupt beschikbaar is – in zijn geval ontoereikend is.

Zoals de rechtbank reeds heeft overwogen vloeit uit de toepasselijke wet- en regelgeving, anders dan verweerder kennelijk veronderstelt, geen algemene regel voort, die inhoudt dat de uitslag van een machinaal uitgevoerde test altijd dient te prevaleren boven de uitslag van een manueel uitgevoerde test. Zulks dient per geval te worden beoordeeld en die beoordeling is in eerste instantie aan de door verweerder aangewezen arts of deskundige. Hoewel denkbaar is dat er situaties zijn, waarin de uitslag van een machinaal uitgevoerde test betrouwbaarder moet worden geacht dan de uitslag van een manueel uitgevoerde test, is evengoed denkbaar dat er gevallen zijn, waarin zulks niet opgaat. De rechtbank is van oordeel dat eiser met de door hem in dit verband aangevoerde argumenten terecht de vraag heeft opgeworpen waarom in zijn geval – eiser heeft slechts in één oog gezichtsvermogen – de uitslag van een binoculair uitgevoerde machinale test zou moeten prevaleren. Verweerder heeft de gemotiveerde stellingen van eiser in onvoldoende mate weersproken.”

De rechtbank heeft vervolgens verweerder de opdracht gegeven een nieuw besluit te nemen met inachtneming van de uitspraak.

Het nieuwe besluit op bezwaar van het CBR

In het nieuwe besluit op bezwaar heeft het CBR eisers bezwaar opnieuw ongegrond verklaard. Volgens verweerder is niet van belang dat de Estermantest binoculair is, omdat de test het totale gezichtsveld meet en het niet uitmaakt of dat gezichtsveld wordt bereikt met één of twee ogen. Verder stelt verweerder in het bestreden besluit dat hoewel eiser aangeeft dat zijn retina (netvlies) minder gevoelig is voor een test met oplichtende LED-lampjes, eiser geen gelijkwaardig tegenonderzoek heeft ingediend op grond waarvan kan worden getwijfeld aan de uitslag van de Estermantest. De Donderstest kan niet als gelijkwaardig aan een echte gezichtsveldmeting worden aangemerkt omdat deze minder precies is. Verweerder verwijst ter onderbouwing hiervan naar een niet nader geduide bron geheten “Nederlands Oogheelkundig Gezelschap, werkgroep ergoftalmologie, “Keuringseisen gezichtsvermogen”. Het is de rechtbank ambtshalve gebleken dat die gebruikte bron een pagina van genoemde werkgroep op het internet betreft.

Tweede uitspraak rechtbank

De rechtbank is van oordeel dat verweerder met het nieuwe besluit op bezwaar niet heeft voldaan aan de opdracht die zij verweerder in de uitspraak van 6 augustus 2013 heeft gegeven. Daartoe heeft de rechtbank als volgt overwogen:

“Nog steeds is niet voldoende gemotiveerd waarom in het geval van eiser de uitslag van de Estermantest dient te prevaleren boven de – voor eiser positieve – uitslag van de Donderstest. Verweerder heeft zich, ook ter zitting, op het standpunt gesteld dat het voor hem onmogelijk is om de Verklaring van geschiktheid af te geven, aangezien er niet aan voorbij kan worden gegaan dat eiser volgens de resultaten van de Estermantest uit 2007 niet voldoet aan de wettelijke eisen uit de Regeling. Verweerder miskent daarbij echter dat eiser gemotiveerd heeft gesteld dat de resultaten van die test in zijn specifieke geval onbruikbaar zijn, nu hij slechts over één oog beschikt en dat ene oog bovendien de LED-lampjes waar de test gebruik van maakt, minder goed kan waarnemen door de laserbehandeling die hij eraan heeft ondergaan.

Oogarts Rademakers heeft uitdrukkelijk verklaard (brief van 19 maart 2013) dat de verlaagde gevoeligheid van eisers retina als gevolg van de laserbehandeling, die de afwijkingen in de machinale test heeft veroorzaakt, geen enkele betekenis heeft voor de praktijk. In een brief die oogarts Rademakers in het onderhavige beroep (gedateerd 25 oktober 2013) heeft ingediend, bevestigt hij dat eerdere oordeel: “Inderdaad kan (…) na lasercoagulatie een beperkte daling van de lichtgevoeligheid ontstaan. Het niet waarnemen van zeer beperkte lichtintensiteit hoeft niet per definitie een teken te zijn van een onvoldoende perifeer blikveld.” In beide brieven stelt hij voorts dat een binoculaire test bij eiser niet kan worden uitgevoerd omdat hij maar één oog heeft.

Aldus heeft eiser (deskundig) onderbouwd gesteld dat de Estermantest voor hem niet geschikt is. Verweerder heeft daartegenover enkel een eigen interpretatie tot het tegendeel gesteld en heeft daaraan geen oordeel van een deskundige ten grondslag gelegd. Dat levert onvoldoende betwisting op van eisers stelling dat de Estermantest niet geschikt is om zijn gezichtsveld te testen. Verweerders betoog dat het vaker voorkomt dat oogartsen zaken verklaren die niet in overeenstemming zijn met de regelgeving en dat hij volgens vaste jurisprudentie in zo’n geval gehouden is om de Verklaring van geschiktheid te weigeren, miskent derhalve dat in dit geval op geen enkele wijze is komen vast te staan dat de conclusies van oogarts Rademakers strijdig zijn met de regelgeving.

Verweerder heeft gesteld dat indien oogarts Rademakers op het keuringsformulier niet de aanvullende opmerking “Met behulp van perimetrie wat afwijkend ten gevolge van de lasercoagulatie (idem 2007)” had geplaatst, er geen reden was geweest om de Estermantest uit 2007 erop na te slaan en deze ten grondslag te leggen aan het bestreden besluit. Verweerder heeft (ook in het verweerschrift) gesuggereerd dat oogarts Rademakers een bepaalde reden moet hebben gehad om nog terzijde op te merken dat de resultaten van de machinale (Esterman)test wel afwijkingen vertoonden. Voor zover verweerder hiermee bedoeld heeft te stellen dat oogarts Rademakers kennelijk niet achter zijn eigen conclusie tot geschiktverklaring van eiser stond, is de rechtbank van oordeel dat verweerder daarin niet kan worden gevolgd. Zoals uit het voorgaande blijkt, heeft oogarts Rademakers immers meermalen uitdrukkelijk verklaard dat de testafwijkingen als gevolg van de laserbehandeling geen betekenis voor de praktijk hebben.

Verweerder heeft verder nog gesteld dat uit de Regeling impliciet volgt dat bij afwijkingen machinaal dient te worden gemeten en niet handmatig, omdat in de Regeling waarden (verweerder noemt een voorbeeld van 90 graden) worden genoemd die met een handmatige test nimmer te meten zijn. Dat moge zo zijn, maar kan niet afdoen aan de hiervoor vastgestelde omstandigheid dat bij eiser nu eenmaal geen afwijkingen zijn vastgesteld tijdens de handmatige test. Zoals verweerder heeft bevestigd, wordt vanwege de hoge kosten die een machinale test met zich brengt, standaard eerst handmatig getest. Pas bij daaruit naar voren komende afwijkingen wordt een machinale test additioneel uitgevoerd. In dit geval waren er bij de handmatige test geen afwijkingen; eisers gezichtsveld was ongestoord. Al zou dus uit de Regeling, zoals verweerder betoogt, dwingend voortvloeien dat bij afwijkingen machinaal (verder) moet worden getest, dan nog raakt dit eisers geval, waar handmatig geen afwijkingen bestonden, niet, en kan één en ander evenmin afdoen aan zijn gemotiveerde stelling dat de machinale test niet voor hem geschikt is.

Uit het voorgaande volgt dat het bestreden besluit geen stand kan houden en dat eisers beroep opnieuw gegrond dient te worden verklaard. Het bestreden besluit zal worden vernietigd. De rechtbank zal verweerder niet opdragen een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eiser nu verweerder – na daartoe uitdrukkelijk in de gelegenheid te zijn gesteld – er andermaal blijk van heeft gegeven niet in staat te zijn om een deugdelijke motivering te geven. Gelet hierop dient er thans van te worden uitgegaan dat er voor verweerder geen ruimte meer bestaat anders te besluiten dan door honorering van de aanvraag van eiser om de Verklaring van geschiktheid. De rechtbank zal dan ook het primaire besluit van 2 november 2012 herroepen en bepalen dat verweerder aan eiser de Verklaring van geschiktheid verstrekt.”

Volledige uitspraak rechtbank Oost-Brabant, 29 januari 2014, ECLI:NL:RBOBR:2014:334

 

The post Machinale of handmatige oogtest bij verklaring geschiktheid CBR? appeared first on CBR-Advocaat.

]]>
https://cbr-advocaat.nl/machinale-of-handmatige-oogtest-verklaring-geschiktheid-cbr/feed/ 0