Meer informatie onderzoek naar de rijgeschiktheid (bij alcohol) Archives - CBR-Advocaat https://cbr-advocaat.nl/cbr-onderzoek-rijgeschiktheid-alcohol/ Mon, 03 Jul 2023 22:40:43 +0000 nl hourly 1 https://wordpress.org/?v=6.1.6 Prikangst voor bloedonderzoek CBR https://cbr-advocaat.nl/prikangst-voor-bloedonderzoek-cbr/ https://cbr-advocaat.nl/prikangst-voor-bloedonderzoek-cbr/#respond Mon, 03 Jul 2023 22:40:43 +0000 https://cbr-advocaat.nl/?p=2068 Een bloedonderzoek in het kader van de CBR-procedure is verplicht in het kader van de alcoholkeuringen en drugskeuringen (THC-COOH). Maar hoe moet dit nu als de betrokkene leidt aan prikangst. Het CBR heeft hier thans beleid voor geformuleerd; Te overwegen valt om een bloedonderzoek achterwege te laten als: Betrokkene ook al een bloedonderzoek geweigerd had […]

The post Prikangst voor bloedonderzoek CBR appeared first on CBR-Advocaat.

]]>
Een bloedonderzoek in het kader van de CBR-procedure is verplicht in het kader van de alcoholkeuringen en drugskeuringen (THC-COOH). Maar hoe moet dit nu als de betrokkene leidt aan prikangst. Het CBR heeft hier thans beleid voor geformuleerd;

Te overwegen valt om een bloedonderzoek achterwege te laten als:

  1. Betrokkene ook al een bloedonderzoek geweigerd had bij de politie wegens angst;
  2. Betrokkene geen uiterlijke kenmerken heeft die deze fobie tegenspreken (bv oorbellen, piercings of tatoeages);
  3. Uit een medische verklaring blijkt van een objectief vastgestelde fobie die een bloedonderzoek onwenselijk maakt;
  4. De keurend psychiater die zelf het bloed afneemt constateert dat afname onwenselijk is.

In deze gevallen kan dan een urineonderzoek worden gedaan.

Werkwijze bij prikangst

Hoe dan om te gaan met deze gevallen indien betrokkene geen bloedonderzoek drugs wil laten doen in het kader van het onderzoek naar de geschiktheid? Logischerwijs kan dit alleen als geldige reden worden overwogen als betrokkene om die reden ook al het bloedonderzoek bij de politie heeft geweigerd. Indien er een uitslag van het NFI is, dan kan het nu ineens om die reden weigeren van een bloedonderzoek geen aannemelijke reden zijn.

Als men vanwege een weigering i.v.m. angst voor naalden door de specialist wordt onderzocht en nu wederom weigert mee te werken aan het bloedonderzoek, dan is daarvoor medisch bewijs nodig.

Gezien het voorgaande is het niet de bedoeling dat dit medisch bewijs bestaat uit een artsenverklaring die louter bestaat uit de verklaring van betrokkene zelf. De arts zal zelf moeten hebben vastgesteld dat sprake is van een naaldenfobie, die dermate ernstig is dat een bloedonderzoek onwenselijk is. Dit kan zijn omdat betrokkene bijvoorbeeld ook niet meer is gevaccineerd of in therapie is geweest voor deze fobie. En daarbij is ook van belang dat de specialist bij het onderzoek let op de aanwezigheid van piercings en tatoeages die een ernstige fobie voor naalden onvoldoende aannemelijk maakt.

Juridisch kader prikangst

In het strafrecht is herhaaldelijk geoordeeld dat er sprake moet zijn van een bijzondere geneeskundige reden op grond waarvan de verdachte niet verplicht zou zijn om aan het bloedonderzoek deel te nemen. Een angst voor naalden valt volgens het Gerechtshof Amsterdam niet zonder meer onder die categorie (ECLI:NL:RBAMS:2018:1794, ECLI:NL:GHAMS:2019:264), waarbij is overwogen dat een huisartsenverklaring ook niet meetelt indien dit alleen een weergave is van wat betrokkene hierover verklaart.

Ook in het bestuursrecht (zie ECLI:NL:RVS:2003:AO0789) wordt bevestigd dat een betrokkene aannemelijk moet maken dat hij om bijzondere geneeskundige redenen geen medewerking aan een bloedonderzoek kan verlenen. Dat is niet het geval als nergens blijkt van objectief vastgestelde medische beletselen om aan het bloedonderzoek mee te werken. De enkele stelling dat iemand angst heeft voor naalden, kan dan ook niet leiden tot de conclusie dat er geen sprake is van een weigering.

Tot nu toe zijn er nog geen uitspraken bekend van het aannemen als reden voor het niet afnemen van bloed dat men bang is voor naalden. Wat wel als geldige reden kan worden aangemerkt voor het niet meewerken aan het bloedonderzoek, is als de arts op het politiebureau merkt dat het afnemen van bloed een dusdanige angstreactie teweegbrengt dat een bloedafname beslist onwenselijk is. Maar dit zijn de gevallen waarin de deskundige dus zelf aanwezig is op het politiebureau.

 

The post Prikangst voor bloedonderzoek CBR appeared first on CBR-Advocaat.

]]>
https://cbr-advocaat.nl/prikangst-voor-bloedonderzoek-cbr/feed/ 0
Ondanks geen alcohol, toch verhoogde leverwaarden https://cbr-advocaat.nl/ondanks-geen-alcohol-toch-verhoogde-leverwaarden/ https://cbr-advocaat.nl/ondanks-geen-alcohol-toch-verhoogde-leverwaarden/#respond Wed, 12 Oct 2022 06:10:47 +0000 https://cbr-advocaat.nl/?p=1986 Het komt voor. Ondanks dat iemand al langere tijd geen alcohol meer drinkt, zijn toch de leverwaarden na een bloedonderzoek steeds verhoogd. Het gaat dan om het Gamma GT en CDT, want daar wordt nog alleen op getest tijdens een bloedonderzoek van het CBR. Maar hoe kan het dat die leverwaarden verhoogd blijven? Uit onderzoek […]

The post Ondanks geen alcohol, toch verhoogde leverwaarden appeared first on CBR-Advocaat.

]]>
Het komt voor. Ondanks dat iemand al langere tijd geen alcohol meer drinkt, zijn toch de leverwaarden na een bloedonderzoek steeds verhoogd. Het gaat dan om het Gamma GT en CDT, want daar wordt nog alleen op getest tijdens een bloedonderzoek van het CBR. Maar hoe kan het dat die leverwaarden verhoogd blijven?

Uit onderzoek van het Amsterdam UMC blijkt dat eigen darmbacteriën de oorzaak kunnen zijn voor leververvetting en dus die verhoogde leverwaarden die bij een bloedonderzoek worden aangetroffen. Deze ziekte staat bekend als Non Alcoholic Fatty Liver Disease (NAFLD), niet-alcoholische leververvetting. Het blijkt dat ongeveer  2,5 miljoen Nederlanders kampen met NAFLD.

“Uit onze studie blijkt nu dat bij 40 procent van de NAFLD-patiënten alcohol toch een rol speelt. Alleen gaat het dan om alcohol die gemaakt is door eigen darmbacteriën”, zegt arts-onderzoeker Stijn Meijnikman dinsdag op de site van het UMC.

“Als we levercellen onder de microscoop bekijken, lijken de levercellen van mensen met niet-alcoholische leververvetting erg op die van mensen met alcoholische leververvetting”, vertelt hij verder.

In een van de experimenten kregen proefpersonen een stofje dat de alcoholafbraak in de lever stillegt. Bij patiënten met niet-alcoholische leververvetting leverde deze proef een vijftien keer hoger alcoholpercentage op dan wanneer de lever normaal werkt.

Het effect verdween na toediening van antibiotica. “Dit toont aan dat de grote hoeveelheid alcohol afkomstig is van darmbacteriën”, zegt Meijnikman.

(bron: Lichaam kan volgens studie zo veel alcohol aanmaken dat je vervette lever krijgt | Gezondheid | NU.nl)

 

 

The post Ondanks geen alcohol, toch verhoogde leverwaarden appeared first on CBR-Advocaat.

]]>
https://cbr-advocaat.nl/ondanks-geen-alcohol-toch-verhoogde-leverwaarden/feed/ 0
Thuis nog alcohol drinken na ongeval helpt niet in CBR-procedure https://cbr-advocaat.nl/thuis-nog-alcohol-drinken-na-ongeval-helpt-niet-in-cbr-procedure/ https://cbr-advocaat.nl/thuis-nog-alcohol-drinken-na-ongeval-helpt-niet-in-cbr-procedure/#respond Sun, 25 Apr 2021 08:01:48 +0000 https://cbr-advocaat.nl/?p=1947 Het gaat hier om de zogenaamde schrikborrel. Na het ongeval drinkt iemand nog alcohol thuis. Het verweer is dan dat er geen bewijs is dat iemand met het geconstateerde alcoholgehalte heeft gereden, omdat er na het rijden dus nog alcohol is genuttigd. Dit verweer heeft echter geen kans van slagen. In meerdere uitspraken heeft de […]

The post Thuis nog alcohol drinken na ongeval helpt niet in CBR-procedure appeared first on CBR-Advocaat.

]]>
Het gaat hier om de zogenaamde schrikborrel. Na het ongeval drinkt iemand nog alcohol thuis. Het verweer is dan dat er geen bewijs is dat iemand met het geconstateerde alcoholgehalte heeft gereden, omdat er na het rijden dus nog alcohol is genuttigd. Dit verweer heeft echter geen kans van slagen. In meerdere uitspraken heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bepaald dat de bestuurder, door thuis nog alcohol te drinken, het risico heeft geschapen dat een betrouwbare vaststelling van het alcoholgehalte niet meer mogelijk is. Dit komt voor rekening en risico van de bestuurder (zie o.a. Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 21 februari 2018, ECLI:NL:RVS:2018:580.

In die uitspraak werd het volgende verwogen:

“Bij het voorgaande neemt de Afdeling in aanmerking dat de omstandigheid dat [appellant], in de periode gelegen tussen het ongeval en het ademalcoholonderzoek alcohol heeft gedronken, niet afdoet aan de bevoegdheid van het CBR om een asp op te leggen. Deze door [appellant] gevolgde handelwijze, waarmee hij zelf het risico heeft geschapen dat een betrouwbare vaststelling van het ademalcoholgehalte niet meer mogelijk was, brengt met zich dat een eventuele discrepantie tussen het gehalte tijdens het besturen en het gehalte ten tijde van de constatering voor zijn rekening en risico komt. Hetgeen [appellant] terzake naar voren heeft gebracht is onvoldoende voor het oordeel dat het CBR dit niet voor rekening en risico van [appellant] heeft mogen laten. De Afdeling verwijst hierbij naar haar uitspraak van 13 augustus 2014, ECLI:NL:RVS:2014:3027.”

The post Thuis nog alcohol drinken na ongeval helpt niet in CBR-procedure appeared first on CBR-Advocaat.

]]>
https://cbr-advocaat.nl/thuis-nog-alcohol-drinken-na-ongeval-helpt-niet-in-cbr-procedure/feed/ 0
CBR mag bij verhoogd CDT rijbewijs ongeldig verklaren, ook als de psychiater iemand wel geschikt acht https://cbr-advocaat.nl/cbr-mag-bij-verhoogd-cdt-rijbewijs-ongeldig-verklaren-ook-als-de-psychiater-iemand-wel-geschikt-acht/ https://cbr-advocaat.nl/cbr-mag-bij-verhoogd-cdt-rijbewijs-ongeldig-verklaren-ook-als-de-psychiater-iemand-wel-geschikt-acht/#respond Fri, 11 Dec 2020 16:55:39 +0000 https://cbr-advocaat.nl/?p=1939 CDT is een belangrijke marker om alcoholmisbruik vast te stellen, omdat dit bijna niet door andere oorzaken verhoogd raakt. Dat is ook de reden waarom het CBR bij een verhoogd CDT het rijbewijs ongeldig mag verklaren, zelfs bij een gunstig rapport van de psychiater. Uit jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State […]

The post CBR mag bij verhoogd CDT rijbewijs ongeldig verklaren, ook als de psychiater iemand wel geschikt acht appeared first on CBR-Advocaat.

]]>
CDT is een belangrijke marker om alcoholmisbruik vast te stellen, omdat dit bijna niet door andere oorzaken verhoogd raakt. Dat is ook de reden waarom het CBR bij een verhoogd CDT het rijbewijs ongeldig mag verklaren, zelfs bij een gunstig rapport van de psychiater.

Uit jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling), bijvoorbeeld haar uitspraken van 26 juli 2006 (ECLI:NL:RVS:2006:AY5042) en 29 augustus 2007 (ECLI:NL:RVS:2007:BB2523), volgt dat het CBR in een procedure als deze, waar het gaat om de vraag of verzoeker wel of niet rijgeschikt is, gemotiveerd kan afwijken van een psychiatrisch advies indien het advies van de psychiater niet in overeenstemming is met de wettelijke maatstaf van paragraaf 8.8 van de Regeling. Hiervan kan sprake zijn indien de psychiater adviseert om een verklaring van rijgeschiktheid te verstrekken, terwijl bij de betrokkene sprake is van een verhoogde CDT-waarde in combinatie met een voorgeschiedenis van alcoholmisbruik (zie met name de genoemde uitspraak van 29 augustus 2007). Bij deze combinatie is immers niet aannemelijk of aangetoond dat het alcoholgebruik is gestopt, wat gelet op paragraaf 8.8 van de Regeling wel is vereist. Bij een verhoogde CDT-waarde in combinatie met een voorgeschiedenis van alcoholmisbruik, moet ervan worden uit gegaan dat dit een gevolg is van alcoholmisbruik, tenzij een andere oorzaak aannemelijk wordt gemaakt (zie ook de uitspraak van de Afdeling van 11 december 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:4155)).

Het CBR blijft, als beslissingsbevoegd bestuursorgaan verantwoordelijk, voor het verstrekken van een verklaring van geschiktheid, al dan niet onder termijnbeperking (vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 7 oktober 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:2379)).

The post CBR mag bij verhoogd CDT rijbewijs ongeldig verklaren, ook als de psychiater iemand wel geschikt acht appeared first on CBR-Advocaat.

]]>
https://cbr-advocaat.nl/cbr-mag-bij-verhoogd-cdt-rijbewijs-ongeldig-verklaren-ook-als-de-psychiater-iemand-wel-geschikt-acht/feed/ 0
Onderzoek mag niet worden opgelegd voor alcoholfeit van voor halen rijbewijs https://cbr-advocaat.nl/onderzoek-mag-niet-worden-opgelegd-voor-alcoholfeit-van-voor-halen-rijbewijs/ https://cbr-advocaat.nl/onderzoek-mag-niet-worden-opgelegd-voor-alcoholfeit-van-voor-halen-rijbewijs/#respond Mon, 21 Sep 2020 07:44:08 +0000 https://cbr-advocaat.nl/?p=1926 Het CBR blijft het proberen, maar het is niet toegestaan: Het opleggen van een onderzoek naar de rijgeschiktheid net na het behalen van het rijbewijs. Het gaat dan bijvoorbeeld om een aanhouding vanwege rijden onder invloed in de periode dat iemand geen rijbewijs had. Vervolgens haalt die persoon alsnog het rijbewijs en kort daarna ontvangt […]

The post Onderzoek mag niet worden opgelegd voor alcoholfeit van voor halen rijbewijs appeared first on CBR-Advocaat.

]]>
Het CBR blijft het proberen, maar het is niet toegestaan: Het opleggen van een onderzoek naar de rijgeschiktheid net na het behalen van het rijbewijs. Het gaat dan bijvoorbeeld om een aanhouding vanwege rijden onder invloed in de periode dat iemand geen rijbewijs had. Vervolgens haalt die persoon alsnog het rijbewijs en kort daarna ontvangt hij een brief van het CBR dat er een onderzoek naar de rijgeschiktheid is opgelegd en dat tevens de geldigheid van het rijbewijs wordt geschorst omdat de betrokkene destijds nog als beginnend bestuurder moet worden gezien.

De rechtbank Amsterdam heeft nu in een uitspraak van 20 december 2018, ECLI:NL:RBAMS:2018:9391 bepaald dat dit niet is toegestaan. De rechtbank overwoog het volgende:

“Verweerder heeft het besluit genomen naar aanleiding van het feit van 17 mei 2015. Dat betekent dat verweerder in beginsel ook dat feit moest gebruiken als basisfeit om de beslissing op te baseren. Maar het zijn wel twee feiten die mogen meetellen bij de vaststelling van de hoeveelheid overtredingen. In de aangehaalde uitspraak van de Afdeling heeft verweerder geen maatregel opgelegd, omdat verweerder van die feiten niet op de hoogte was gesteld. Daar zat geen bewuste keuze achter, zodat de betrokkene er niet op mocht vertrouwen dat er geen verdere consequenties aan zaten. Die situatie doet zich hier niet voor. Hier doet zich de situatie voor dat eiser in 2013 slechts een AM-rijbewijs had en er daarom op dat moment geen wettelijke basis bestond om een maatregel op te leggen. Eiser kon alleen een boete krijgen. Nu eiser een B-rijbewijs heeft gekregen, kan verweerder dat oude feit niet alsnog als basis voor een maatregel laten gelden bij een nieuw feit. Daarvoor diende het laatste feit, 560 µg/l (1,288 ‰), als basis gebruikt te worden. Dat feit is niet ernstig genoeg voor een onderzoek naar de rijgeschiktheid, maar wel voor een EMA op grond van artikel 11, eerste lid, onder b, van de Regeling. Ook de twee feiten samen zijn dan niet genoeg voor een onderzoek naar de rijvaardigheid, omdat daar drie feiten voor nodig zijn. Op grond van artikel 11, eerste lid, onder c, van de Regeling dient ook dan een EMA te worden opgelegd.”

The post Onderzoek mag niet worden opgelegd voor alcoholfeit van voor halen rijbewijs appeared first on CBR-Advocaat.

]]>
https://cbr-advocaat.nl/onderzoek-mag-niet-worden-opgelegd-voor-alcoholfeit-van-voor-halen-rijbewijs/feed/ 0
Eisen onderzoek CDT https://cbr-advocaat.nl/eisen-onderzoek-cdt/ https://cbr-advocaat.nl/eisen-onderzoek-cdt/#respond Tue, 11 Jun 2019 22:10:28 +0000 https://cbr-advocaat.nl/?p=1889 Voor de beoordeling van de geschiktheid bij de keuringen voor een vermoeden op alcoholmisbruik wordt er bloedonderzoek verricht door diverse laboratoria in het land. Vanaf 01-01- 2019 vindt een verandering plaats voor een van de belangrijkste waarden voor deze keuringen. Voor de CDT methode bestaan er diverse onderzoeken met elke hun eigen normaalwaarden. Vanuit de […]

The post Eisen onderzoek CDT appeared first on CBR-Advocaat.

]]>
Voor de beoordeling van de geschiktheid bij de keuringen voor een vermoeden op alcoholmisbruik wordt er bloedonderzoek verricht door diverse laboratoria in het land. Vanaf 01-01- 2019 vindt een verandering plaats voor een van de belangrijkste waarden voor deze keuringen. Voor de CDT methode bestaan er diverse onderzoeken met elke hun eigen normaalwaarden. Vanuit de klinisch chemici is er gestreefd naar een standaardisatie van het resultaat van deze testen. Deze standaardisatie heeft plaatsgevonden en dit is vastgelegd in een beleidswijziging:

In Clinica Chemica Acta is het volgende artikel over de standaardisatie van de CDT methode geplaatst. De door de NVKC gestelde eisen voor wat betreft de bloedafname:

1. Het laboratorium (zowel het laboratorium waar de bloedafname plaatsvindt als het laboratorium waar het feitelijke onderzoek wordt uitgevoerd) voldoet aan de kwaliteitsnorm ISO15189 en geaccrediteerd te zijn door de RvA.
2. Bloedafname gebeurt door een bevoegde en bekwame medewerker. Bij de bloedafname moet persoonsidentificatie plaats vinden aan de hand van een geldig identiteitsbewijs en moet het nummer van het identiteitsbewijs minimaal een jaar te worden vastgelegd.
3. De CDT-bepaling wordt uitgevoerd met een door de NVKC goedgekeurde methode. Verificatie van de bepalingsmethode als ook de analyse van CDT gebeurt volgens de ISO 15189 norm.
4. De overige bepalingen voldoen aan dezelfde normen als de CDT bepaling.
5. Na de analyse worden de monsters één jaar bewaard bij –20 ºC op het laboratorium waar de analyse werd uitgevoerd. Monsters zijn opvraagbaar door opdrachtgever, cliënt of diens advocaat.
6. Het uitvoerend laboratorium neemt deel aan het kwaliteitsbewakingsprogramma voor CDT, georganiseerd door SKML. De resultaten uit deze controlemonsters mogen maximaal 10% afwijken van de consensuswaarde.
7. Alle gegevens, inclusief die van alle kwaliteitscontrole- en calibratiemonsters, worden minimaal een jaar bewaard.
8. Indien de uitvoering van de CDT bepaling wordt uitbesteed aan een ander laboratorium, moet het verzendend laboratorium zich ervan te verzekeren dat het uitvoerend laboratorium zich aan de geldende Richtlijn houdt.
9. Uiterlijk 1 januari 2019 dienen uitslagen tevens gestandaardiseerd gerapporteerd te worden. Dat betekent dat uitslagen, bovengrens van normaal en afkapwaarde niet meer methode afhankelijk zijn. De gestandaardiseerde uitslagen zijn herkenbaar als CDTIFCC.

Nieuwsbrief keurend specialisten

The post Eisen onderzoek CDT appeared first on CBR-Advocaat.

]]>
https://cbr-advocaat.nl/eisen-onderzoek-cdt/feed/ 0
Betrokkene moet alternatieve oorzaak verhoogd CDT aantonen https://cbr-advocaat.nl/betrokkene-moet-alternatieve-oorzaak-verhoogd-cdt-aantonen/ https://cbr-advocaat.nl/betrokkene-moet-alternatieve-oorzaak-verhoogd-cdt-aantonen/#respond Sat, 05 May 2018 22:59:13 +0000 https://cbr-advocaat.nl/?p=1862 Het is aan een betrokkene zelf om aannemelijk te maken dat hij tot een kleine minderheid van personen behoort bij wie een verhoogde CDT-waarde een andere oorzaak heeft dan alcoholmisbruik (vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 29 augustus 2007, ECLI:NL:RVS:2007:BB2523). De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat [appellant] niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij het […]

The post Betrokkene moet alternatieve oorzaak verhoogd CDT aantonen appeared first on CBR-Advocaat.

]]>
Het is aan een betrokkene zelf om aannemelijk te maken dat hij tot een kleine minderheid van personen behoort bij wie een verhoogde CDT-waarde een andere oorzaak heeft dan alcoholmisbruik (vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 29 augustus 2007, ECLI:NL:RVS:2007:BB2523). De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat [appellant] niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij het CDG-syndroom heeft. Uit de in bezwaar door [appellant] overgelegde brief van internist-infectioloog Ellebroek volgt dat Ellebroek geen alternatieve verklaring voor de verhoogde CDT-waarde heeft kunnen vinden. [appellant] heeft met die brief niet aannemelijk gemaakt dat de verhoogde CDT-waarde een andere oorzaak heeft dan alcoholmisbruik en hij heeft dat ook anderszins niet aannemlijk gemaakt. Gelet op het voorgaande bestaat geen grond voor het oordeel dat het CBR [appellant] een alternatief onderzoek had moeten aanbieden (RvS, 21 maart 2018, ECLI:NL:RVS:2018:982)

The post Betrokkene moet alternatieve oorzaak verhoogd CDT aantonen appeared first on CBR-Advocaat.

]]>
https://cbr-advocaat.nl/betrokkene-moet-alternatieve-oorzaak-verhoogd-cdt-aantonen/feed/ 0
Bayesiaanse alcoholtest voor vaststellen alcoholmisbruik CBR https://cbr-advocaat.nl/bayesiaanse-alcoholtest-vaststellen-alcoholmisbruik-cbr/ https://cbr-advocaat.nl/bayesiaanse-alcoholtest-vaststellen-alcoholmisbruik-cbr/#respond Thu, 15 Mar 2018 11:53:31 +0000 https://cbr-advocaat.nl/?p=1848 Psychiaters moeten bij twijfel gebruik maken van de Beyesiaanse alcoholtest om vast te stellen of er sprake is van alcoholmisbruik in het kader van het CBR onderzoek naar de rijgeschiktheid.  Bayesiaanse alcoholtest Een bayesiaans systeem maakt de beantwoording van de volgende vragen mogelijk: stel we weten de uitslagen van een aantal diagnostische testen, wat is […]

The post Bayesiaanse alcoholtest voor vaststellen alcoholmisbruik CBR appeared first on CBR-Advocaat.

]]>
Psychiaters moeten bij twijfel gebruik maken van de Beyesiaanse alcoholtest om vast te stellen of er sprake is van alcoholmisbruik in het kader van het CBR onderzoek naar de rijgeschiktheid

Bayesiaanse alcoholtest

Een bayesiaans systeem maakt de beantwoording van de volgende vragen mogelijk: stel we weten de uitslagen van een aantal diagnostische testen, wat is dan de kans dat een individuele patiënt lijdt aan een bepaalde ziekte? Een dergelijke Bayesiaans systeem voor het aantonen van stoornissen in het gebruik van alcohol is gevalideerd (Korzec et al., 2005; Korzec
en Kieviet, 2009; Gisolf et al., 2006). Het is hierbij aangetoond dat dit systeem (BAT-D) meer accurate diagnostiek oplevert dan het gebruik van biochemische markers alleen (voor aanvullende informatie: www.batDiag.org). Omdat geen enkel symptoom of biochemische test op zichzelf het bewijs kan leveren voor het bestaan van een stoornis in het alcoholgebruik, is de
beste strategie om een bewijs te construeren als volgt.
1 Combineer gegevens met een hoge specificiteit.
2 Neem nota van verstorende factoren en houd rekening met de kans
dat die verstorende factoren het resultaat beïnvloeden; let met name
op de mogelijkheid van steatosis hepatitis.
3 Houd rekening met het diagnostisch venster van de diagnostische test

Er zijn aanwijzingen dat een bayesiaanse combinatie van onderzoek (Bayesiaanse Alcoholisme Test-D) dat bestaat
uit laboratoriumtesten en vragenlijsten de hoogste diagnostische waarde heeft voor het diagnosticeren van een stoornis in het gebruik van alcohol en alcoholafhankelijkheid, zo geeft de Richtlijn diagnostiek van stoornissen in het gebruik van alcohol in het
kader van CBR-keuringen op p. 67 aan.

Hoe werkt de Bayesiaanse alcoholtest

De Bayesiaanse alcoholtest (Bayesian Alcoholism Test, oftewel BAT) is een expert systeem waarin informatie uit bloedtests, lichamelijk onderzoek en een gesprek met de mogelijke drankmisbruiker wordt ingevoerd. Het computerprogramma analyseert de uitkomsten van deze reeks testresultaten en weegt deze mee voor de einddiagnose. Deze einddiagnose is een kans: hoe waarschijnlijk is het dat de onderzochte persoon alcoholist is. Verder geeft het systeem ook de kans op leverziektes en diabetes.

De benodigde data voor de Bayesiaanse alcoholtest zijn dus:
– prevalentie van aandoeningen
– prevalentie van klinische tekens
– conditionele kansen tussen ziektes en testen

Meer informatie Bayesiaanse alcoholtest

Meer informatie over de Bayesiaanse alcoholtest vindt u hier:

Confirming alcoholism in drivers under influence (A. Korzec)

Bayesiaanse statistiek in de rechtspraak

The post Bayesiaanse alcoholtest voor vaststellen alcoholmisbruik CBR appeared first on CBR-Advocaat.

]]>
https://cbr-advocaat.nl/bayesiaanse-alcoholtest-vaststellen-alcoholmisbruik-cbr/feed/ 0
3 aanhoudingen alcohol, EMA gevolgd, met onderrapportage obv geringe pakkans voldoende voor alcoholmisbruik https://cbr-advocaat.nl/3-aanhoudingen-alcohol-ema-gevolgd-onderrapportage-obv-geringe-pakkans-voldoende-alcoholmisbruik/ https://cbr-advocaat.nl/3-aanhoudingen-alcohol-ema-gevolgd-onderrapportage-obv-geringe-pakkans-voldoende-alcoholmisbruik/#respond Tue, 05 Dec 2017 11:58:19 +0000 https://cbr-advocaat.nl/?p=1814 Normaal gesproken is de enkele recidive onvoldoende voor de diagnose alcoholmisbruik. Evenwel heeft de kleine kamer van de Afdeling in de uitspraak van 22 november 2017, ECLI:NL:RVS:2017:3212 nu geoordeeld dat 3 aanhoudingen, en het eerder gevolgd hebben van een EMA, wel tot de diagnose alcoholmisbruik kan leiden, in combinatie met een onderrapportage (die wordt afgeleid uit […]

The post 3 aanhoudingen alcohol, EMA gevolgd, met onderrapportage obv geringe pakkans voldoende voor alcoholmisbruik appeared first on CBR-Advocaat.

]]>
Normaal gesproken is de enkele recidive onvoldoende voor de diagnose alcoholmisbruik. Evenwel heeft de kleine kamer van de Afdeling in de uitspraak van 22 november 2017, ECLI:NL:RVS:2017:3212 nu geoordeeld dat 3 aanhoudingen, en het eerder gevolgd hebben van een EMA, wel tot de diagnose alcoholmisbruik kan leiden, in combinatie met een onderrapportage (die wordt afgeleid uit de 3 aanhoudingen in relatie tot de geringe pakkans).

De Afdeling overweegt als volgt:

“Naar het oordeel van de Afdeling wordt de door beide psychiaters gestelde diagnose alcoholmisbruik in ruime zin in dit geval, gelet op de hoge frequentie van aanhoudingen, het relatief korte tijdsbestek waarin deze plaatsvonden en de omstandigheid dat [appellant] de EMA heeft gevolgd, gedragen door de aan die diagnose ten grondslag gelegde bevindingen. [appellant] is binnen twee jaar na het volgen van een EMA opnieuw, voor de derde keer in relatief korte tijd, op verdenking van rijden onder invloed aangehouden, terwijl een persoon die een cursus heeft gevolgd geacht mag worden zich op dit gebied bewuster te gedragen. Gelet op het tijdens het eerste onderzoek door [appellant] verklaarde drinkpatroon en het feit dat hij ondanks een geringe pakkans in de afgelopen jaren desalniettemin meermalen onder invloed van alcohol als bestuurder van een motorvoertuig is aangehouden, heeft de rechtbank voorts terecht overwogen dat geen reden bestaat te twijfelen aan de juistheid van de in het eerste verslag neergelegde conclusie dat onderrapportage waarschijnlijker is dan toeval. De enkele, niet nader onderbouwde stelling van [appellant] dat hij in het jaar voor de laatste aanhouding ten minste twintig keer is gecontroleerd op het gebruik van alcohol in het verkeer, is onvoldoende om aan de juistheid van die conclusie te twijfelen. Gezien het samenstel van vorenstaande feiten en omstandigheden bestaat geen grond voor het oordeel dat de conclusie alcoholmisbruik in ruime zin in dit geval niet gerechtvaardigd was.”

The post 3 aanhoudingen alcohol, EMA gevolgd, met onderrapportage obv geringe pakkans voldoende voor alcoholmisbruik appeared first on CBR-Advocaat.

]]>
https://cbr-advocaat.nl/3-aanhoudingen-alcohol-ema-gevolgd-onderrapportage-obv-geringe-pakkans-voldoende-alcoholmisbruik/feed/ 0
Schrikborrel en thuisdrinken heeft geen effect in CBR-procedure https://cbr-advocaat.nl/schrikborrel-en-thuisdrinken-geen-effect-cbr-procedure/ https://cbr-advocaat.nl/schrikborrel-en-thuisdrinken-geen-effect-cbr-procedure/#respond Tue, 29 Aug 2017 14:17:56 +0000 https://cbr-advocaat.nl/?p=1770 Als u gepakt bent wegens rijden onder invloed, dan valt in de strafzaak vaak nog als verweer te voeren dat het alcoholgehalte lager moet zijn dan gemeten, omdat u eenmaal thuis (na het rijden) ook nog alcohol hebt gedronken. Zou dit thuisdrinken na een ongeval plaatsvinden, dan wordt het ook wel een schrikborrel genoemd. In […]

The post Schrikborrel en thuisdrinken heeft geen effect in CBR-procedure appeared first on CBR-Advocaat.

]]>
Als u gepakt bent wegens rijden onder invloed, dan valt in de strafzaak vaak nog als verweer te voeren dat het alcoholgehalte lager moet zijn dan gemeten, omdat u eenmaal thuis (na het rijden) ook nog alcohol hebt gedronken. Zou dit thuisdrinken na een ongeval plaatsvinden, dan wordt het ook wel een schrikborrel genoemd. In de strafzaak heeft dat tot gevolg dat de rechter u niet mag veroordelen voor het vastgestelde alcoholgehalte, maar in de CBR-procedure heeft het helaas niet dat gevolg.  De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State overweegt steeds dat het voor rekening en risico van de betrokkene komt dat diegene na het rijden onder invloed nog alcohol heeft gedronken. Hierdoor wordt immers het risico genomen dat later niet meer kan worden vastgesteld onder invloed van welk alcoholgehalte nu precies is gereden. Van belang is daarbij wel dat bij de verbalisanten een vermoeden bestond (en ook mocht bestaan) dat de betrokkene onder invloed van alcohol had gereden.

Een overzicht met betrekking tot de jurisprudentie over thuisdrinken:

ABRvS 13 april 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BQ1042:
“2.4.1. De rechtbank heeft, onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 8 januari 1999 in zaak nr. H01.98.0261 (AB 1999, 164), terecht overwogen dat uit de van toepassing zijnde wettelijke voorschriften niet voortvloeit dat het in artikel 8 van de Regeling genoemde ademalcoholgehalte moet zijn geconstateerd tijdens het besturen van een motorvoertuig. Zoals de Afdeling heeft overwogen in de uitspraak van 14 januari 2009 in zaak nr. 200801682/1 komt de bevoegdheid tot het opleggen van een EMA het CBR reeds toe indien aannemelijk is dat betrokkene onder invloed van een hoger ademalcoholgehalte dan genoemd in artikel 8 van de Regeling een motorvoertuig heeft bestuurd. Daartoe is voldoende dat het aan de aanhouding en verbalisering ten grondslag liggende vermoeden dat daarvan sprake is geweest, wordt bevestigd door het daarop ingestelde onderzoek naar dat gehalte.
Uit de bevindingen van de betrokken verbalisant direct na het ongeval blijkt dat hij het vermoeden had dat [appellant] onder invloed van alcohol verkeerde. Dat vermoeden is bevestigd door de later bij het ziekenhuis afgenomen blaastest, waarbij een ademalcoholgehalte van 380 µg/l is geconstateerd. De rechtbank heeft terecht en op goede gronden overwogen dat [appellant] met de door hem overgelegde brief van het ziekenhuis van 30 juni 2008 niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij ten tijde van het ongeval niet onder invloed van een hoger ademalcoholgehalte dan genoemd in artikel 8 van de Regeling een motorvoertuig heeft bestuurd.
Voorts doet de omstandigheid dat [appellant], naar hij stelt, in de periode gelegen tussen het ongeval en het ademalcoholonderzoek alcohol heeft gedronken, niet af aan de bevoegdheid van het CBR om een EMA op te leggen (vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 27 april 2000 in zaak nr. H01.99.0491; LJN: AA5769). Deze door hem gevolgde handelwijze, waarmee hij zelf het risico heeft geschapen dat een betrouwbare vaststelling van het ademalcoholgehalte niet meer mogelijk was, brengt met zich dat een eventuele discrepantie tussen het gehalte tijdens het besturen en het gehalte ten tijde van de constatering voor zijn rekening en risico komt. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat uit de mededeling van 13 november 2007 blijkt dat de verbalisant [appellant], voordat hij naar het ziekenhuis werd vervoerd, heeft medegedeeld dat zijn inwendige lucht naar alcohol rook, zodat hij er redelijkerwijs van op de hoogte had kunnen zijn dat hij wellicht later aan een ademalcoholonderzoek zou moeten meewerken.
Gelet op het voorgaande heeft de rechtbank met juistheid overwogen dat aan de in artikel 8, eerste lid, aanhef en onder b, van de Regeling genoemde materiële vereisten is voldaan en dat aan [appellant] terecht een EMA is opgelegd. Onder deze omstandigheden heeft de rechtbank de rechtsgevolgen van het besluit van 11 juli 2008 terecht in stand gelaten.”

ABRvS 30 augustus 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BX6486:
“2.3. Het CBR heeft het besluit van 2 januari 2012 genomen naar aanleiding van een mededeling van de Regiopolitie Limburg-Noord van 20 december 2011, als bedoeld in artikel 130, eerste lid, van de Wvw 1994. Volgens de bij de mededeling gevoegde processen-verbaal hebben de verbalisanten de auto van [appellant] op 19 december 2011 zwaar beschadigd in een greppel naast autosnelweg A73 aangetroffen, zagen zij dat deze auto aan de binnenzijde en buitenzijde nat en vol modder was, hebben zij in de kofferruimte van deze auto een tray bierblikjes aangetroffen, zagen zij op de achterbank enige bierblikjes liggen en op ongeveer één meter afstand van de auto meer dan een bierblikje in het in de greppel aanwezige water drijven. Verder hebben zij [appellant] thuis aangetroffen, constateerden zij dat hij naar het inwendig gebruik van alcohol rook, hebben zij een blaastest gevorderd en hebben zij hem overgebracht naar het politiebureau. Aldaar is bij een ademanalyse een ademalcoholgehalte van 645 µg/l geconstateerd en is hij verhoord. Op grond van deze mededeling heeft het CBR aannemelijk geacht dat [appellant] onder invloed van dat alcoholgehalte een motorrijtuig heeft bestuurd.
2.4. [appellant] betoogt dat de voorzieningenrechter heeft miskend dat het CBR niet mocht aannemen dat hij met een ademalcoholgehalte van 645 µg/l een motorrijtuig heeft bestuurd. De aan het besluit ten grondslag gelegde stukken bieden geen grond voor twijfel aan zijn verklaringen dat hij eerst na het verlaten van de auto alcoholhoudende drank heeft genuttigd. De voorzieningenrechter heeft ten onrechte voor zijn risico geacht dat het alcoholgehalte ten tijde van het besturen niet meer kon worden vastgesteld en miskend dat niet valt uit te sluiten dat het ongeval door slaapapneu is veroorzaakt.
2.4.1. Deelname aan een alcoholslotprogramma kan reeds worden opgelegd en het rijbewijs ongeldig worden verklaard, indien aannemelijk is dat betrokkene onder invloed van een hoger ademalcoholgehalte dan vermeld in, in dit geval, artikel 17, aanhef en onder a, van de Regeling een motorrijtuig heeft bestuurd. Voldoende is dat het aan de verbalisering ten grondslag liggende vermoeden dat dit het geval is wordt bevestigd door het daarop ingestelde onderzoek naar dat gehalte.
2.4.2. Uit de bij de mededeling gevoegde processen-verbaal valt af te leiden dat de verbalisanten, vanwege de aanwezigheid van blikken bier in en om de auto van [appellant] op de plaats van het ongeval, vermoedden dat hij onder invloed van alcohol een motorrijtuig had bestuurd. Dit vermoeden was redelijk en de juistheid ervan is bevestigd door het bij de ademanalyse vastgestelde ademalcoholgehalte. De door [appellant] tegenover de politie en in de procedure bij het CBR ten betoge van het tegendeel afgelegde verklaringen zijn op onderdelen inconsistent, onder meer ten aanzien van de plaats, waar hij voor het eerst alcohol zou hebben genuttigd en de hoeveelheid alcohol die hij op verschillende plaatsen zou hebben genuttigd. De voorzieningenrechter heeft in die verklaringen onder die omstandigheden terecht geen grond gevonden voor het oordeel dat het CBR niet, uitgaande van de juistheid van de processen-verbaal, aannemelijk mocht achten dat [appellant] met het geconstateerde alcoholgehalte een motorrijtuig heeft bestuurd. Door de plaats van het ongeval te verlaten en daarna, naar gesteld, alcoholhoudende drank te nuttigen, heeft hij bovendien zelf veroorzaakt dat, zoals hij stelt, niet meer viel vast te stellen wat het alcoholgehalte tijdens het besturen van de auto was. De voorzieningenrechter heeft met juistheid overwogen dat het CBR de gevolgen daarvan voor zijn rekening mocht laten. Dat het ongeval, anders dan verbalisanten hebben aangenomen, geheel of gedeeltelijk door slaapapneu is veroorzaakt, heeft [appellant] niet aannemelijk gemaakt. Naar hij ter zitting bij de rechtbank heeft verklaard, bevindt het aantal apneus zich volgens zijn behandelend arts onder de grens van het toelaatbare.”

ABRvS 27 november 2013, ECLI:NL:RVS:2013:2133:
“2. Het CBR heeft het besluit van 23 mei 2012 genomen naar aanleiding van een mededeling van de Regiopolitie Drenthe van 16 mei 2012, als bedoeld in artikel 130, eerste lid, van de Wvw 1994. Volgens het bij de mededeling gevoegde proces-verbaal van 14 mei 2012 (hierna: het proces-verbaal) is een door [appellant] bestuurde Opel Astra door een sleepwagen uit het bouwland getrokken. [appellant] heeft verklaard dat hij met de auto heeft willen keren, maar dat de auto in een greppel is komen vast te zitten. Aangezien verbalisanten een sterke alcohollucht roken verzochten zij [appellant] mee te werken aan een blaastest. Naar aanleiding van deze blaastest is [appellant] meegevraagd naar het politiebureau te Beilen voor het afleggen van een ademanalyse. Op het politiebureau is bij ademanalyse een ademalcoholgehalte van 655 µg/l geconstateerd en is [appellant] verhoord. In dit verhoor heeft hij te kennen gegeven tussen 21.30 uur en 24.00 uur twee halve liters bier te hebben gedronken en dat hij, nadat hij vast is komen te zitten, nog drie halve liters bier heeft gedronken. Voorts verklaart hij dat hij is weggelopen van de auto en de bierblikken tijdens deze wandeling heeft weggegooid en dat de mede-inzittende is blijven zitten in de auto.
3. [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat uit de feiten en omstandigheden niet blijkt dat hij een motorrijtuig heeft bestuurd met een ademalcoholgehalte van 655 µg/l. Hij voert hiertoe aan dat de verbalisanten niet hebben gezien dat hij het motorrijtuig bestuurde en dat hij pas na het vastzitten van het motorrijtuig drie halve liters bier heeft gedronken, hetgeen heeft geleid tot het vastgestelde alcoholgehalte. Hij verwijst ter staving van zijn betoog naar een door hem overgelegde verklaring van [persoon], de mede-inzittende van het motorrijtuig. Volgens [appellant] heeft de rechtbank in dit kader voorts ten onrechte in aanmerking genomen dat hij het motorrijtuig heeft bestuurd nadat het motorrijtuig was weggesleept uit de greppel, nu hij dit alleen op basis van een verzoek van het sleepbedrijf heeft gedaan.
3.1. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (onder meer uitspraak van 21 december 2005 in zaak nr. 200505028/1), mag in beginsel van de juistheid van tegenover beambten belast met onderzoek afgelegde verklaringen worden uitgegaan en komt daarbij aan latere verklaringen onvoldoende betekenis toe.
De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat het CBR, uitgaande van de juistheid van het proces-verbaal, met voldoende mate van zekerheid kon vaststellen dat [appellant] onder invloed van alcohol een motorrijtuig heeft bestuurd. Hierbij heeft zij terecht in aanmerking genomen dat [appellant] wisselende verklaringen heeft gegeven over de aanwezigheid van bierblikken in of rond de auto en dat [appellant] en een medewerker van het sleepbedrijf hebben verklaard dat [appellant], na het vlottrekken van het motorrijtuig door een sleepwagen, het motorrijtuig heeft geparkeerd in de berm van de Beilervaart. [appellant] heeft derhalve in ieder geval met een alcoholgehalte van 655 µg/l een motorrijtuig bestuurd. Dat hij dit op verzoek van een medewerker van het sleepbedrijf heeft gedaan en dat dit slechts om enkele meters gaat, maakt dat niet anders. Daarnaast heeft [appellant], door nadat het motorrijtuig vast kwam te zitten het motorrijtuig te verlaten en daarna, naar gesteld, alcoholhoudende dranken te nuttigen, zelf veroorzaakt dat niet meer viel vast te stellen wat het alcoholgehalte voorafgaande aan het vastzitten van het motorrijtuig was. Gelet op het voorgaande is met voldoende mate van zekerheid komen vast te staan dat [appellant] onder invloed van alcohol als bestuurder van een motorrijtuig is opgetreden. De door [persoon] afgelegde verklaring doet daar niet aan af.”

ABRvS 16 juli 2014, ECLI:NL:RVS:2014:2623:
“2. Het CBR heeft het besluit van 31 augustus 2012 genomen naar aanleiding van een mededeling van de Regiopolitie Groningen van 16 augustus 2012, als bedoeld in artikel 130, eerste lid, van de Wvw 1994. Volgens de bij de mededeling gevoegde op ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal van 15 augustus 2012 onderscheidenlijk 16 augustus 2012 hebben de betrokken verbalisanten zich op 15 augustus 2012, na een melding van de Meldkamer Drachten van 21:17 uur, naar de Veendijk in Bellingwolde begeven. Zij troffen daar een auto aan die half in de slootwal stond en vastzat. Bij de auto troffen zij de echtgenoot van [appellante] aan die verklaarde dat hij samen met [appellante] in de auto had gezeten en dat [appellante] als bestuurster was opgetreden. Bij een poging de auto te keren was deze in de slootwal geraakt, aldus de echtgenoot. Nadat beiden waren uitgestapt, is de echtgenoot van [appellante] te water geraakt. De echtgenoot heeft toen, naar hij verklaarde, de overbuurman gebeld met het verzoek te helpen bij het lostrekken van de auto. De buurman is drie kwartier tot een uur later met zijn auto gearriveerd. Het lostrekken van de auto is niet gelukt. [appellante] is vervolgens samen met de buurman in diens auto naar huis gereden om droge kleren voor haar echtgenoot op te halen, aldus deze. Terwijl de verbalisanten bij de auto stonden, kwam [appellante] terug met droge kleren. De verbalisanten hebben haar gevraagd wat er was gebeurd. [appellante] heeft de verklaring van haar echtgenoot bevestigd. De vraag of zij alcohol had genuttigd, heeft zij ontkennend beantwoord. Voorts heeft zij verklaard dat zij, nadat zij in de slootwal was beland, drie tot vijf slokken had genomen uit een fles rode wijn die op de achterbank lag. De verbalisanten hebben bij [appellante] om 21:55 uur een ademtest gevorderd, waarna zij is overgebracht naar het politiebureau. Aldaar is om 22:22 uur bij een ademanalyse bij haar een ademalcoholgehalte van 740 µg/l geconstateerd en is zij verhoord, aldus de processen-verbaal.
3. [appellante] betoogt dat de rechtbank, in navolging van het CBR, heeft miskend dat het alcoholgebruik dat heeft geleid tot het bij haar geconstateerde ademalcoholgehalte, niet heeft plaatsgevonden voordat zij de auto bestuurde, maar daarna, met name in de periode dat zij thuis was en de buurman en haar man niet kon bereiken, door welke omstandigheid zij gestrest was geraakt. Voorts heeft de rechtbank volgens haar ten onrechte overwogen dat zij de plaats van het ongeval heeft verlaten. Het blijven vast zitten in de berm was geen ongeval, maar is veroorzaakt door het willen keren van de auto op de smalle weg, aldus [appellante].
3.1. Uit de bij de mededeling gevoegde processen-verbaal valt af te leiden dat de verbalisanten door hetgeen zij aantroffen, vermoedden dat [appellante] onder invloed van alcohol een motorrijtuig had bestuurd. De rechtbank heeft dit vermoeden terecht redelijk geacht. De juistheid van het vermoeden is bevestigd door het bij de ademanalyse vastgestelde ademalcoholgehalte. De rechtbank heeft de stelling van [appellante] dat het bedoelde ademalcoholgehalte tot stand is gekomen in de periode na het besturen van het motorrijtuig, terecht onvoldoende onderbouwd geacht. Zij heeft daarbij met juistheid belang gehecht aan de omstandigheid dat de verklaringen die [appellante] over haar alcoholconsumptie na het besturen van de auto heeft afgelegd aan de politie enerzijds en in de bezwaarfase anderzijds, op onderdelen tegenstrijdig zijn. Zo heeft [appellante], ter onderbouwing van haar stelling dat de alcoholconsumptie die tot het geconstateerde ademalcoholgehalte heeft geleid pas thuis heeft plaatsgevonden, in bezwaar verklaard dat zij, anders dan uit haar verklaring tegen de politie blijkt, naar huis is gelopen, dat de afstand vijf kilometer bedroeg, dat dit voor haar, aangezien zij slecht ter been is, een wandeling van bijna een uur betekende, en dat zij deze wandeling met het bedoelde ademalcoholgehalte zeker niet had kunnen volbrengen. De rechtbank heeft in de bedoelde verklaringen onder die omstandigheden terecht geen grond gevonden voor het oordeel dat het CBR, uitgaande van de juistheid van de processen-verbaal, zich niet op het standpunt kon stellen dat op grond van de geconstateerde feiten met voldoende mate van zekerheid is komen vast te staan dat [appellante] met het geconstateerde ademalcoholgehalte een motorrijtuig heeft bestuurd. Hierbij wordt nog in aanmerking genomen dat [appellante] in het kader van het door haar bij de rechtbank ingediende verzoek om een voorlopige voorziening, anders dan blijkt uit haar verklaring tegenover de politie en haar stellingen in bezwaar, heeft verklaard dat zij tijdens de bedoelde wandeling de voormelde fles wijn heeft leeggedronken. De rechtbank is voorts terecht tot het oordeel gekomen dat [appellante], door het motorrijtuig te verlaten en daarna, naar gesteld, alcoholhoudende drank te nuttigen, zelf heeft veroorzaakt dat niet meer viel vast te stellen wat het alcoholgehalte tijdens het besturen van het motorrijtuig was en dat de gevolgen daarvan voor rekening van [appellante] dienen te worden gelaten. Het antwoord op de vraag of het blijven vastzitten van de auto al dan niet is te beschouwen als een ongeval, heeft de rechtbank voor dit oordeel terecht niet relevant geacht.”

The post Schrikborrel en thuisdrinken heeft geen effect in CBR-procedure appeared first on CBR-Advocaat.

]]>
https://cbr-advocaat.nl/schrikborrel-en-thuisdrinken-geen-effect-cbr-procedure/feed/ 0