CBR-Advocaat https://cbr-advocaat.nl/ Sun, 14 Apr 2024 08:40:34 +0000 nl hourly 1 https://wordpress.org/?v=6.1.6 Geen sprake van herhaaldelijke gedragingen voor EMG https://cbr-advocaat.nl/geen-sprake-van-herhaaldelijke-gedragingen-voor-emg/ https://cbr-advocaat.nl/geen-sprake-van-herhaaldelijke-gedragingen-voor-emg/#respond Sun, 14 Apr 2024 08:40:34 +0000 https://cbr-advocaat.nl/?p=2105 Voor het opleggen van een EMG is het noodzakelijk dat het gaat om herhaaldelijke gedragingen. Daar is niet altijd aan voldaan, zoals we zien in de uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland van 27 februari 2022, ECLI:NL:RBNHO:2024:2354. Het is verstandig om steeds te kijken of de verweten gedragingen afzonderlijk worden genoemd in de lijst onder A, […]

The post Geen sprake van herhaaldelijke gedragingen voor EMG appeared first on CBR-Advocaat.

]]>
Voor het opleggen van een EMG is het noodzakelijk dat het gaat om herhaaldelijke gedragingen. Daar is niet altijd aan voldaan, zoals we zien in de uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland van 27 februari 2022, ECLI:NL:RBNHO:2024:2354. Het is verstandig om steeds te kijken of de verweten gedragingen afzonderlijk worden genoemd in de lijst onder A, III, c, die vereist zijn voor het kunnen opleggen van een EMG. In de genoemde uitspraak was daar niet aan voldaan. Het beroep werd door de rechtbank gegrond verklaard:

De casus en verweten gedragingen

Op 8 maart 2023 is een collega van eiser, een vrachtwagenchauffeur, met zijn vrachtwagen op de kruising van de Westpoortweg en de Abidjanweg in Amsterdam in botsing gekomen met een andere vrachtwagen. Eiser is met zijn personenauto naar de plek van het ongeval gereden om aan de chauffeur bijstand te verlenen voor de (administratieve) afwikkeling van het incident. De politie is na eiser ook naar de plaats van het ongeval gekomen en heeft het kruispunt afgezet en heeft daar een verkeersbord C1 (weg gesloten voor voertuigen) geplaatst. Eiser is in verband met de (administratieve) afhandeling van het incident met de chauffeur en de chauffeur van de andere betrokken vrachtauto vanaf de plaats van het ongeval naar het bedrijf van die andere chauffeur gegaan. Vervolgens verzocht de politie hem wederom naar de plaats van het ongeval te komen. Op weg terug daar naar toe nam eiser met zijn mobiele telefoon een telefoongesprek aan en hield daarbij, al rijdende, de telefoon in zijn hand (“hand held bellen”). Eiser parkeerde zijn auto binnen de afzetting. Bij aankomst bij de plaats van het ongeval heeft een politieagent eiser proces-verbaal aangezegd van het vasthouden tijdens het rijden met een mobiele telefoon. Eiser heeft (later) de plaats van het ongeval (weer) verlaten. Daartoe moest een deel van de afzetting worden verplaatst. Eiser is vervolgens (verderop) nogmaals staande gehouden. De politie heeft hem toen ook proces-verbaal aangezegd van het in strijd met bord C1 een weg gebruiken. Eiser is vervolgens weggereden. De politie heeft opnieuw de achtervolging ingezet, maar heeft eiser niet meer kunnen achterhalen.

3.2
De politie (Eenheid Amsterdam) heeft op 9 maart 2023 een schriftelijke mededeling gedaan aan verweerder als bedoeld in artikel 130, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 (Wvw), van het vermoeden dat eiser niet langer beschikt over de vereiste rijvaardigheid dan wel over de lichamelijke of geestelijke geschiktheid voor het besturen van motorrijtuigen waarvoor zijn rijbewijs is afgegeven. De mededeling houdt in dat de politie vond dat eiser zeer dwingend en vervelend gedrag vertoond had op de plaats van het ongeval, was weggereden en weer teruggeroepen en bij terugkomst met een telefoon in zijn hand reed, de verkeersafzetting heeft verplaatst en de geslotenverklaring had genegeerd. De politie verwijst voorts naar bijgesloten processen-verbaal.

Grondslag opleggen EMG

Verweerder heeft verwijzend naar artikel 130 tot en met 134a Wvw in samenhang met artikel 14, eerste lid, aanhef en onder a, van de Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid 2011 (Rmrg) en de Bijlage bij de Rmrg de emg opgelegd aan eiser. Volgens verweerder heeft eiser met zijn rijgedrag herhaaldelijk gedragingen vertoond als genoemd in de bij de Regeling behorende Bijlage, aanhef en onder A, onderdeel III, Rijgedrag. Verweerder is in het bestreden besluit bij het opleggen van een emg gebleven. Verweerder voert voor de emg aan, zo begrijpt de rechtbank zijn standpunt, dat eiser “hand held” belde, een geslotenverklaring negeerde en met hoge snelheid passeerde.

Beoordeling rechtbank: onvoldoende voor EMG

Is er sprake van ‘herhaaldelijk gedragingen’ als bedoeld in de bij de regeling behorende Bijlage, onder A, onderdeel III?

4.1
Eiser voert aan dat er geen sprake is van herhaaldelijk gevaarzettend rijgedrag zoals bedoeld in Bijlage, aanhef en onder A, onderdeel III, bij de Rmrg. Eiser voert aan dat de verkeersveiligheid niet in gevaar is geweest. Eiser erkent het niet “hands free” bellen. Dat heeft hij slechts eenmaal gedaan. Eiser betwist dat hij een hoge – gevaarzettende – snelheid had. Ten aanzien van de overige gedragingen die hem worden verweten, voert eiser aan dat het negeren van een geslotenverklaring niet in de Bijlage als gevaarzettende gedraging is

opgenomen. Voorts is, aldus eiser, niet geconstateerd dat hij heeft gereden met een snelheid die meer dan 60 km/uur te hoog was. De pieksnelheid van 150 km/u, waar een van de agenten over rept, is volgens eiser te wijten geweest aan het feit dat de verbalisanten niet direct achter eiser zijn aangereden, maar de achtervolging moesten inzetten en de ontstane afstand moesten overbruggen. Voor het niet hands free bellen heeft eiser een boete gekregen. Na het uitschrijven van de boete had eiser toestemming om de plaats van het ongeluk te verlaten en moest de wegafzetting wederom verplaatst worden. Dit was dus ter uitvoering van een ambtelijk bevel gegeven door het daartoe bevoegde gezag. Van handelen in strijd met verkeersregels- en tekens is geen sprake geweest. Eiser meent dat enkel de gedraging handheld bellen niet het opleggen van een emg rechtvaardigt. Verweerder heeft ten onrechte geen rekening gehouden met de omstandigheden waaronder de vermeende overtredingen zijn begaan, aldus steeds eiser.

4.2
Verweerder stelt dat uit de stukken blijkt dat eiser de verkeersafzetting heeft verplaatst, met hoge snelheid heeft gepasseerd terwijl er nog opruimwerkzaamheden waren en hand held aan het bellen was. Gelet hierop stelt verweerder dat eiser een gedrag tentoonspreidde dat in strijd is met essentiële verkeersregels- en tekens die gelden ter zake van die plaats op de weg. Het feit dat eiser al viermaal door de afzethekken was gereden en niet vernomen had dat dit niet mocht doet er niet aan af dat eiser bij het wegrijden de verkeersafzetting heeft verplaatst en met hoge snelheid passeerde. Verweerder is op basis van de stukken overtuigt dat het rijgedrag van eiser voldoet aan de criteria voor oplegging van een emg.

4.3
De rechtbank volgt eiser in zijn betoog dat geen sprake is van herhaaldelijk gevaarzettend rijgedrag zoals bedoeld in artikel 14, eerste lid, aanhef en onder a, en de lijst in onderdeel III van Bijlage, onder A, Rmrg. Vast staat wel dat eiser “hand held” heeft gebeld. Deze gedraging wordt genoemd in die lijst onder A, III, c, maar dat gebrek aan inzicht in de risico’s in het verkeer heeft eiser eenmalig vertoond. Het negeren van de geslotenverklaring (bord C1) staat ook vast, nu eiser ter zitting heeft verklaard zich bij de beboeting daarvan te hebben neergelegd. Maar die gedraging valt niet te rangschikken onder een van de gedragingen die zijn vermeld in onderdeel A-III van de bijlage bij Rmrg. Verweerder heeft ook niet aangegeven onder welk in onderdeel III opgenomen rijgedrag dit zou vallen. Het verplaatsen van de wegafzetting is wel genoemd door de politie, maar ziet kennelijk op hetzelfde negeren van het bord C1 en wordt ook niet als gedraging onder A-III van de Bijlage vermeld. Tot slot stelt verweerder dat eiser een hoge snelheid zou hebben gehad. In het proces-verbaal wordt weliswaar vermeld dat eiser ergens snel zou hebben langsgereden of ergens zou zijn weggereden, maar die waarnemingen zijn niet zo specifiek en helder dat nu precies blijkt wat er aan de hand was en lijken elkaar zelfs tegen te spreken waar het nu precies om ging bij de gestelde hoge, gevaarzettende snelheid. Dat het wegrijden zelf bij de afzetting met een te hoge, hoger dan ter plaatse toegestane snelheid zou hebben plaatsgehad, is niet uit het proces-verbaal af te leiden. Wat die gedraging anderszins zou hebben ingehouden en of dat dan gevaarzettend zou zijn geweest is ook niet met feiten en omstandigheden onderbouwd. Een overtuigende meting waaruit een (veel te) hoge snelheid blijkt, heeft verweerder ook niet ingebracht. Voorts valt niet in te zien, dat de wel vaststaande constatering, dat eiser is weggereden en niet door de politie meer kon worden achterhaald, gekwalificeerd kan worden als rijgedrag bedoeld in onderdeel A-III van de Bijlage bij Rmrg. Daarmee is de snelheid waarmee eiser toen zou hebben gereden ook nog niet aannemelijk gemaakt, laat staan gesubstantieerd. Gelet op het voorgaande kan alleen worden vastgesteld dat sprake is van één enkele gedraging die is opgenomen in de lijst in onderdeel A-III van de Bijlage bij Rmrg. Van herhaaldelijke gedragingen als bedoeld in artikel 14, eerste lid, aanhef en onder a, Rmrg is dan ook niet gebleken. Verweerder mocht daarom geen emg opleggen aan eiser. De rechtbank wil nog wel aannemen dat eiser dwingend, vervelend en intimiderend overkwam zoals uit de processen-verbaal naar voren kwam. Die constateringen heeft hij niet toereikend weerlegd. Dat optreden verdient ook afkeuring en is een heer in het verkeer onwaardig, maar is onvoldoende om de emg op te leggen. De beroepsgrond slaagt.

The post Geen sprake van herhaaldelijke gedragingen voor EMG appeared first on CBR-Advocaat.

]]>
https://cbr-advocaat.nl/geen-sprake-van-herhaaldelijke-gedragingen-voor-emg/feed/ 0
Melding Marechaussee mag gebruikt worden door het CBR https://cbr-advocaat.nl/melding-marechaussee-mag-gebruikt-worden-door-het-cbr/ https://cbr-advocaat.nl/melding-marechaussee-mag-gebruikt-worden-door-het-cbr/#respond Thu, 14 Mar 2024 20:46:02 +0000 https://cbr-advocaat.nl/?p=2097 Ook meldingen die afkomstig zijn van de Marechaussee mogen door het CBR worden gebruikt om een maatregel op te leggen. Dat zien we in de uitspraak van de Voorzieningenrechter Limburg 12 februari 2021, ECLI:NL:RBLIM:2021:1189: De voorzieningenrechter overweegt dat uit artikel 159, aanhef en onder a, van de Wvw 1994 in samenhang bekeken met artikel 141, […]

The post Melding Marechaussee mag gebruikt worden door het CBR appeared first on CBR-Advocaat.

]]>
Ook meldingen die afkomstig zijn van de Marechaussee mogen door het CBR worden gebruikt om een maatregel op te leggen. Dat zien we in de uitspraak van de Voorzieningenrechter Limburg 12 februari 2021, ECLI:NL:RBLIM:2021:1189:

De voorzieningenrechter overweegt dat uit artikel 159, aanhef en onder a, van de Wvw 1994 in samenhang bekeken met artikel 141, aanhef en onder c, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) blijkt dat de door de minister van Veiligheid en Justitie in overeenstemming met de minister van Defensie aangewezen militairen van de Koninklijke Marechaussee belast zijn met de opsporing van de feiten, strafbaar gesteld in de Wvw 1994. Artikel 4, eerste lid, van de Politiewet somt de politietaken op die aan de Koninklijke Marechaussee zijn opgedragen. Het vierde lid van artikel 4 van de Politiewet bepaalt dat, hoewel bevoegd tot de opsporing van alle strafbare feiten, de militair van de Koninklijke Marechaussee die is aangewezen krachtens artikel 141 Sv zich onthoudt van optreden anders dan in het kader van de uitvoering van zijn politietaken, bedoeld in het eerste lid. Uit de memorie van toelichting op de Politiewet 2012 (Kamerstukken II, 2006/07, 30 880, nr. 3, p. 46) volgt dat is beoogd om de Koninklijke Marechaussee wat betreft haar opsporingsbevoegdheid in dezelfde positie te brengen als de politie. Het tweede deel van het vierde lid van artikel 4 houdt dan ook niet meer in dan een instructienorm. De rechtmatigheid van het optreden van een militair van de Koninklijke Marechaussee kan niet met een beroep op deze bepaling worden aangevochten.

Gelet op het voorgaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat de verbalisant van de Koninklijke Marechaussee bevoegd was tot de opsporing van feiten die strafbaar zijn gesteld in de Wvw 1994 en dus ook tot de staandehouding van verzoeker in de onderhavige zaak.

In deze zaak ging het om een opgelegde EMG na een snelheidsovertreding. We zien dat de rechter eigenlijk vrij snel uitgaat van het proces-verbaal van de Marechaussee:

Heeft het CBR het opleggen van de cursus over verantwoord rijgedrag mogen baseren op het proces-verbaal?

14. Verzoeker betoogt dat het CBR het opleggen van de EMG niet heeft mogen baseren op het proces-verbaal. Verzoeker ontkent namelijk dat hij de verkeersovertredingen die in dat proces-verbaal zijn gerelateerd, heeft begaan. Ter onderbouwing van die stelling heeft verzoeker een schriftelijke verklaring overgelegd van [naam 2] die op

17 december 2020 achter hem aan reed.

15. De voorzieningenrechter stelt voorop dat een bestuursorgaan, in dit het geval het CBR, volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) in beginsel uitgaan van de juistheid van een op ambtseed dan wel ambtsbelofte opgemaakt proces-verbaal, tenzij verzoeker aantoont dan wel aannemelijk maakt dat daarvan niet langer kan worden uitgegaan (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 16 januari 2013, ECLI:NL:RVS:2013:BY8566). Dit geldt evenzeer voor de rechter, tenzij tegenbewijs noopt tot afwijking van dit uitgangspunt. Volgens eveneens vaste rechtspraak van de Afdeling is niet vereist dat het CBR eigen onderzoek doet naar de juistheid van de door de politie gerelateerde feiten, tenzij het objectieve redenen heeft om aan de juistheid daarvan te twijfelen (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van

18 juli 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2409).

16. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft verzoeker met de enkele betwisting van de waarnemingen van de verbalisant van de Koninklijke Marechaussee en de door [naam 2] opgestelde schriftelijke verklaring niet – op zijn minst – aannemelijk gemaakt dat niet langer van de juistheid van het proces-verbaal kan worden uitgegaan. In dit opzicht overweegt de voorzieningenrechter dat een verbalisant, als ervaringsdeskundige, voldoende in staat kan worden geacht om te observeren en te registreren. Een verbalisant heeft er geen belang bij om niet gedane waarnemingen aan de politiestukken toe te voegen dan wel onjuiste informatie over verzoeker te verstrekken. Verzoeker ontkent niet dat hij over het terrein van het tankstation heeft gereden en een bus heeft ingehaald. Ook [naam 2] heeft verklaard dat verzoeker het terrein van het tankstation op reed, even afremde en vervolgens door reed en een bus inhaalde. Voor zover verzoeker onder verwijzing naar de schriftelijke verklaring van [naam 2] betoogt dat hij de maximumsnelheid ter plaatse niet heeft overschreden, slaagt dit betoog niet. De verweten snelheidsovertreding betreft namelijk geen overschrijding van de maximumsnelheid, maar het rijden met een niet aan de snelheid van de overige gelijksoortige verkeersdeelnemers aangepaste snelheid. Nu er geen objectieve redenen zijn om te twijfelen aan de juistheid van de door de Koninklijke Marechaussee gerelateerde feiten heeft het CBR daarnaar geen eigen onderzoek hoeven te doen.

17. Een EMG wordt opgelegd, zodra iemand tijdens een rit herhaaldelijk gedragingen heeft verricht die in de Bijlage bij de Regeling zijn vermeld. Dit blijkt ook uit de toelichting van de Minister bij de Regeling (Staatscourant 25 september 2008, nr. 186). Hierin is vermeld:

Het tweede deel voorziet in een nieuw artikel 10b, waarin wordt aangegeven in welke gevallen de nieuwe EMG wordt opgelegd. Het gaat er hierbij om dat de betrokken bestuurder niet éénmaal bepaald gedrag heeft vertoond.

Dit betekent dat het kan zijn dat tweemaal wordt voldaan aan één criterium van Bijlage 1, onder A, onderdeel III, behorende bij de Regeling, maar dat het ook kan zijn dat éénmaal wordt voldaan aan twee verschillende criteria. De rechtbank vindt voor dit oordeel steun in de uitspraken van de Afdeling van 1 februari 2012 (ECLI:NL:RVS:2012:BV2438) en

8 november 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:3010). Uit het onder 4. genoemde proces-verbaal blijkt dat verzoeker met een hoge snelheid over een terrein van een tankstation reed, kennelijk om een rood verkeerslicht te vermijden, met hoge snelheid weer invoegde en een bus inhaalde, waarbij verzoeker langs de verkeerde zijde van een vluchtheuvel reed. Hierdoor reed hij tegen de juiste rijrichting in. Het CBR heeft zich dan ook terecht op het standpunt gesteld dat is voldaan aan de voorwaarden voor het opleggen van een educatieve maatregel gedrag en verkeer, zoals bedoeld in artikel 131, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wvw 1994 in onderlinge samenhang bekeken met artikel 14, eerste lid, aanhef en onder a, van de Regeling. Uit het proces-verbaal blijkt immers dat sprake is van incorrect samenspel met andere verkeersdeelnemers in het verkeer dat blijkt uit het rijden met een niet aan de snelheid van de overige gelijksoortige verkeersdeelnemers aangepaste snelheid. Daarnaast heeft verzoeker duidelijk een gedrag tentoongespreid dat in strijd is met de essentiële verkeersregels en verkeerstekens ter zake van de plaats op de weg, waaronder begrepen spookrijden.

Zijn er zwaarwegende redenen die maken dat verzoeker de EMG nu niet hoeft te gaan volgen?

18. Verzoeker betoogt dat hij de financiële middelen niet heeft om de kosten die verbonden zijn aan het opleggen van de EMG te betalen. Indien verzoeker deze kosten niet tijdig betaalt, wordt zijn rijbewijs ongeldig verklaard. Verzoeker heeft zijn rijbewijs nodig om naar zijn studie- en stageplek te gaan en vanwege regelmatige bezoeken aan het ziekenhuis, omdat hij aan suikerziekte lijdt. Dit is ook de reden dat verzoeker niet met het openbaar vervoer kan reizen. Indien hij dat doet, loopt hij een groot risico dat hij besmet raakt met het coronavirus en dit kan fatale gevolgen voor hem hebben.

19. De voorzieningenrechter stelt voorop dat artikel 14 van de Regeling dwingendrechtelijk is geformuleerd en daarom geen ruimte biedt voor een nadere belangenafweging. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter kan het bestreden besluit standhouden en biedt het bezwaar geen redelijke kans van slagen.

20. De voorzieningenrechter begrijpt het betoog van verzoeker aldus dat verzoeker hem, ondanks hetgeen onder 19. is overwogen, toch verzoekt een voorlopige voorziening te treffen, omdat het spoedeisend belang van verzoeker daartoe noopt. De voorzieningenrechter overweegt dat hij in zeer uitzonderlijke gevallen kan oordelen dat de Regeling buiten toepassing moet blijven, omdat de gevolgen van de Regeling onevenredig uitwerken (zie in dit verband de uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling van

3 december 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2889). De voorzieningenrechter onderkent dat het mogelijk ongeldig verklaren van het rijbewijs van verzoeker grote (en ingrijpende) gevolgen voor verzoeker kan hebben, omdat hij daardoor niet met zijn auto naar zijn stage, werk en naar het ziekenhuis kan rijden. Het is echter maar de vraag of deze gevolgen ook daadwerkelijk intreden, omdat verzoeker niet heeft onderbouwd dat hij de kosten die aan het opleggen van een EMG zijn verbonden niet kan betalen. Daarbij betrekt de voorzieningenrechter dat verzoeker niet het hele bedrag van € 1.267,- dat aan het opleggen van de EMG is verbonden vóór 1 maart 2021 moet betalen. In de betaalfactuur is namelijk

vermeld dat het mogelijk is voor de uitvoeringskosten ter hoogte van € 834,- een betalingsregeling te treffen, wel moet verzoeker de opleggingskosten ter hoogte van € 433,- vóór 1 maart 2021 betalen.

Wat is de conclusie?

21. Gelet op het vorenstaande wordt het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening afgewezen. De voorzieningenrechter is voorts van oordeel dat sprake is van een kennelijk ongegrond verzoek, zodat op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Awb de behandeling ter zitting achterwege is gelaten.

22. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

The post Melding Marechaussee mag gebruikt worden door het CBR appeared first on CBR-Advocaat.

]]>
https://cbr-advocaat.nl/melding-marechaussee-mag-gebruikt-worden-door-het-cbr/feed/ 0
Prikangst voor bloedonderzoek CBR https://cbr-advocaat.nl/prikangst-voor-bloedonderzoek-cbr/ https://cbr-advocaat.nl/prikangst-voor-bloedonderzoek-cbr/#respond Mon, 03 Jul 2023 22:40:43 +0000 https://cbr-advocaat.nl/?p=2068 Een bloedonderzoek in het kader van de CBR-procedure is verplicht in het kader van de alcoholkeuringen en drugskeuringen (THC-COOH). Maar hoe moet dit nu als de betrokkene leidt aan prikangst. Het CBR heeft hier thans beleid voor geformuleerd; Te overwegen valt om een bloedonderzoek achterwege te laten als: Betrokkene ook al een bloedonderzoek geweigerd had […]

The post Prikangst voor bloedonderzoek CBR appeared first on CBR-Advocaat.

]]>
Een bloedonderzoek in het kader van de CBR-procedure is verplicht in het kader van de alcoholkeuringen en drugskeuringen (THC-COOH). Maar hoe moet dit nu als de betrokkene leidt aan prikangst. Het CBR heeft hier thans beleid voor geformuleerd;

Te overwegen valt om een bloedonderzoek achterwege te laten als:

  1. Betrokkene ook al een bloedonderzoek geweigerd had bij de politie wegens angst;
  2. Betrokkene geen uiterlijke kenmerken heeft die deze fobie tegenspreken (bv oorbellen, piercings of tatoeages);
  3. Uit een medische verklaring blijkt van een objectief vastgestelde fobie die een bloedonderzoek onwenselijk maakt;
  4. De keurend psychiater die zelf het bloed afneemt constateert dat afname onwenselijk is.

In deze gevallen kan dan een urineonderzoek worden gedaan.

Werkwijze bij prikangst

Hoe dan om te gaan met deze gevallen indien betrokkene geen bloedonderzoek drugs wil laten doen in het kader van het onderzoek naar de geschiktheid? Logischerwijs kan dit alleen als geldige reden worden overwogen als betrokkene om die reden ook al het bloedonderzoek bij de politie heeft geweigerd. Indien er een uitslag van het NFI is, dan kan het nu ineens om die reden weigeren van een bloedonderzoek geen aannemelijke reden zijn.

Als men vanwege een weigering i.v.m. angst voor naalden door de specialist wordt onderzocht en nu wederom weigert mee te werken aan het bloedonderzoek, dan is daarvoor medisch bewijs nodig.

Gezien het voorgaande is het niet de bedoeling dat dit medisch bewijs bestaat uit een artsenverklaring die louter bestaat uit de verklaring van betrokkene zelf. De arts zal zelf moeten hebben vastgesteld dat sprake is van een naaldenfobie, die dermate ernstig is dat een bloedonderzoek onwenselijk is. Dit kan zijn omdat betrokkene bijvoorbeeld ook niet meer is gevaccineerd of in therapie is geweest voor deze fobie. En daarbij is ook van belang dat de specialist bij het onderzoek let op de aanwezigheid van piercings en tatoeages die een ernstige fobie voor naalden onvoldoende aannemelijk maakt.

Juridisch kader prikangst

In het strafrecht is herhaaldelijk geoordeeld dat er sprake moet zijn van een bijzondere geneeskundige reden op grond waarvan de verdachte niet verplicht zou zijn om aan het bloedonderzoek deel te nemen. Een angst voor naalden valt volgens het Gerechtshof Amsterdam niet zonder meer onder die categorie (ECLI:NL:RBAMS:2018:1794, ECLI:NL:GHAMS:2019:264), waarbij is overwogen dat een huisartsenverklaring ook niet meetelt indien dit alleen een weergave is van wat betrokkene hierover verklaart.

Ook in het bestuursrecht (zie ECLI:NL:RVS:2003:AO0789) wordt bevestigd dat een betrokkene aannemelijk moet maken dat hij om bijzondere geneeskundige redenen geen medewerking aan een bloedonderzoek kan verlenen. Dat is niet het geval als nergens blijkt van objectief vastgestelde medische beletselen om aan het bloedonderzoek mee te werken. De enkele stelling dat iemand angst heeft voor naalden, kan dan ook niet leiden tot de conclusie dat er geen sprake is van een weigering.

Tot nu toe zijn er nog geen uitspraken bekend van het aannemen als reden voor het niet afnemen van bloed dat men bang is voor naalden. Wat wel als geldige reden kan worden aangemerkt voor het niet meewerken aan het bloedonderzoek, is als de arts op het politiebureau merkt dat het afnemen van bloed een dusdanige angstreactie teweegbrengt dat een bloedafname beslist onwenselijk is. Maar dit zijn de gevallen waarin de deskundige dus zelf aanwezig is op het politiebureau.

 

The post Prikangst voor bloedonderzoek CBR appeared first on CBR-Advocaat.

]]>
https://cbr-advocaat.nl/prikangst-voor-bloedonderzoek-cbr/feed/ 0
Vrijspraak in strafzaak; hoe zit het nu met de CBR cursus of het onderzoek? https://cbr-advocaat.nl/vrijspraak-in-strafzaak-hoe-zit-het-nu-met-de-cbr-cursus-of-het-onderzoek/ https://cbr-advocaat.nl/vrijspraak-in-strafzaak-hoe-zit-het-nu-met-de-cbr-cursus-of-het-onderzoek/#respond Tue, 20 Jun 2023 22:35:22 +0000 https://cbr-advocaat.nl/?p=2065 Regelmatig krijgen wij zaken van clienten die zelf geen bezwaar hebben aangetekend tegen een besluit van het CBR waarbij een cursus of een onderzoek werd opgelegd, of dat ze wel bezwaar hebben gemaakt, maar niet door hebben gezet naar beroep of hoger beroep. Later worden ze dan vrijgesproken door de politierechter of wordt de strafzaak […]

The post Vrijspraak in strafzaak; hoe zit het nu met de CBR cursus of het onderzoek? appeared first on CBR-Advocaat.

]]>
Regelmatig krijgen wij zaken van clienten die zelf geen bezwaar hebben aangetekend tegen een besluit van het CBR waarbij een cursus of een onderzoek werd opgelegd, of dat ze wel bezwaar hebben gemaakt, maar niet door hebben gezet naar beroep of hoger beroep. Later worden ze dan vrijgesproken door de politierechter of wordt de strafzaak geseponeerd. Ze willen dan ook de kosten van de cursus of het onderzoek terug krijgen of nog hier onderuit komen als ze het nog niet gedaan hebben en daardoor bijvoorbeeld het rijbewijs ongeldig is geworden. Hoe werkt dat?

Herzieningsverzoek na vrijspraak of sepot

Het antwoord op die vraag is niet eenvoudig. Het probleem is vaak dat het besluit van het CBR eigenlijk onaantastbaar is geworden omdat de bezwaar- en beroepstermijnen zijn verstreken. U kunt de cursus of het onderzoek of de ongeldigverklaring van het rijbewijs dan eigenlijk niet meer aanvechten. Dat had eerder gemoeten.
Er is echter een escape; als er een novum is, kunt u een herzieningsverzoek indienen bij het CBR en bij een afwijzing daarvan kunt u in bezwaar- en in beroep gaan.
Dit zijn echter lastige procedures.

Hoe werkt dat herzieningsverzoek

Een herzieningsverzoek is een verzoek aan het CBR om de zaak opnieuw te beoordelen. Kijkend naar de jurisprudentie inzake herzieningsverzoeken wil dat af en toe nog wel slagen. Dit lukt echter niet bij alle vrijspraken of sepots. Duidelijk moet worden vastgesteld dat de vrijspraak of het sepot het gevolg is van fouten die zijn gemaakt tijdens het politieonderzoek en dat daardoor zodanige twijfel is gereden dat – achteraf bezien – kan worden gezegd dat het onderzoek of de cursus ten onrechte aan de betrokkene is opgelegd.

Een voorbeeld zien we in de uitspraak van de Afdeling (ECL:NL:RVS:2021:961). In deze zaak overweegt de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State het volgende:

“3.4.    De Afdeling is van oordeel dat [appellant] door in beroep de processen-verbaal van de zittingen bij de politierechter over te leggen, aanvullend bewijs heeft geleverd van zijn stelling dat hij niet de bestuurder is geweest. Daarmee is sprake van nieuwe feiten en omstandigheden die aanleiding moeten geven tot heroverweging van het besluit van 12 september 2018. Vaste rechtspraak is dat de bestuursrechter in de regel niet is gebonden aan het oordeel van de strafrechter. Hier is echter niet alleen een aantekening mondeling vonnis overgelegd, maar ook aanvullend bewijs waarop de strafrechter zijn vrijspraak heeft gebaseerd. Er is verder sprake van een nauw verband tussen de feiten die in de strafprocedure zijn beoordeeld en die in deze bestuursrechtelijke procedure moeten worden beoordeeld. De vrijspraak gaat immers over dezelfde rechtsvraag, namelijk of [appellant] de bestuurder was, en het standpunt van het CBR steunt op dezelfde bewijsmiddelen als waarover de politierechter beschikte. De Afdeling ziet daarom geen ruimte voor het CBR om zonder een nadere motivering af te wijken van het oordeel van de politierechter.”

In deze zaak blijkt dus duidelijk dat iemand ten onrechte als bestuurder is aangemerkt. In zo’n geval wil de rechter instemmen met een herzieningsverzoek.

 

The post Vrijspraak in strafzaak; hoe zit het nu met de CBR cursus of het onderzoek? appeared first on CBR-Advocaat.

]]>
https://cbr-advocaat.nl/vrijspraak-in-strafzaak-hoe-zit-het-nu-met-de-cbr-cursus-of-het-onderzoek/feed/ 0
Maximale THC-waarde in bloed bij onderzoek psychiater CBR https://cbr-advocaat.nl/maximale-thc-waarde-in-bloed-bij-onderzoek-psychiater-cbr/ https://cbr-advocaat.nl/maximale-thc-waarde-in-bloed-bij-onderzoek-psychiater-cbr/#respond Thu, 09 Mar 2023 09:58:38 +0000 https://cbr-advocaat.nl/?p=2058 Regelmatig krijgen wij de vraag wat de maximale grens is van THC is het bloed in het kader van een psychiatrisch onderzoek van het CBR. Het antwoord op deze vraag is afhankelijk van verschillende factoren; Als iemand bij de psychiater verklaart al enkele weken geen cannabis te hebben gebruikt, dan mag er eigenlijk geen restproduct […]

The post Maximale THC-waarde in bloed bij onderzoek psychiater CBR appeared first on CBR-Advocaat.

]]>
Regelmatig krijgen wij de vraag wat de maximale grens is van THC is het bloed in het kader van een psychiatrisch onderzoek van het CBR.
Het antwoord op deze vraag is afhankelijk van verschillende factoren;

Als iemand bij de psychiater verklaart al enkele weken geen cannabis te hebben gebruikt, dan mag er eigenlijk geen restproduct van cannabis meer worden aangetroffen.

Als iemand verklaart nog recreatief te gebruiken, is de grens:

  • Voor volbloed (40 u/l)
  • of serum (73 u/l)

Alleen dan is er nog sprake van recreatief gebruik.

The post Maximale THC-waarde in bloed bij onderzoek psychiater CBR appeared first on CBR-Advocaat.

]]>
https://cbr-advocaat.nl/maximale-thc-waarde-in-bloed-bij-onderzoek-psychiater-cbr/feed/ 0
Ondanks geen alcohol, toch verhoogde leverwaarden https://cbr-advocaat.nl/ondanks-geen-alcohol-toch-verhoogde-leverwaarden/ https://cbr-advocaat.nl/ondanks-geen-alcohol-toch-verhoogde-leverwaarden/#respond Wed, 12 Oct 2022 06:10:47 +0000 https://cbr-advocaat.nl/?p=1986 Het komt voor. Ondanks dat iemand al langere tijd geen alcohol meer drinkt, zijn toch de leverwaarden na een bloedonderzoek steeds verhoogd. Het gaat dan om het Gamma GT en CDT, want daar wordt nog alleen op getest tijdens een bloedonderzoek van het CBR. Maar hoe kan het dat die leverwaarden verhoogd blijven? Uit onderzoek […]

The post Ondanks geen alcohol, toch verhoogde leverwaarden appeared first on CBR-Advocaat.

]]>
Het komt voor. Ondanks dat iemand al langere tijd geen alcohol meer drinkt, zijn toch de leverwaarden na een bloedonderzoek steeds verhoogd. Het gaat dan om het Gamma GT en CDT, want daar wordt nog alleen op getest tijdens een bloedonderzoek van het CBR. Maar hoe kan het dat die leverwaarden verhoogd blijven?

Uit onderzoek van het Amsterdam UMC blijkt dat eigen darmbacteriën de oorzaak kunnen zijn voor leververvetting en dus die verhoogde leverwaarden die bij een bloedonderzoek worden aangetroffen. Deze ziekte staat bekend als Non Alcoholic Fatty Liver Disease (NAFLD), niet-alcoholische leververvetting. Het blijkt dat ongeveer  2,5 miljoen Nederlanders kampen met NAFLD.

“Uit onze studie blijkt nu dat bij 40 procent van de NAFLD-patiënten alcohol toch een rol speelt. Alleen gaat het dan om alcohol die gemaakt is door eigen darmbacteriën”, zegt arts-onderzoeker Stijn Meijnikman dinsdag op de site van het UMC.

“Als we levercellen onder de microscoop bekijken, lijken de levercellen van mensen met niet-alcoholische leververvetting erg op die van mensen met alcoholische leververvetting”, vertelt hij verder.

In een van de experimenten kregen proefpersonen een stofje dat de alcoholafbraak in de lever stillegt. Bij patiënten met niet-alcoholische leververvetting leverde deze proef een vijftien keer hoger alcoholpercentage op dan wanneer de lever normaal werkt.

Het effect verdween na toediening van antibiotica. “Dit toont aan dat de grote hoeveelheid alcohol afkomstig is van darmbacteriën”, zegt Meijnikman.

(bron: Lichaam kan volgens studie zo veel alcohol aanmaken dat je vervette lever krijgt | Gezondheid | NU.nl)

 

 

The post Ondanks geen alcohol, toch verhoogde leverwaarden appeared first on CBR-Advocaat.

]]>
https://cbr-advocaat.nl/ondanks-geen-alcohol-toch-verhoogde-leverwaarden/feed/ 0
Ernstig gestoord inzicht en gedrag en niet enkel aannemen op basis van verhoogde grenswaarden drugs in bloed https://cbr-advocaat.nl/ernstig-gestoord-inzicht-en-gedrag-en-niet-enkel-aannemen-op-basis-van-verhoogde-grenswaarden-drugs-in-bloed/ https://cbr-advocaat.nl/ernstig-gestoord-inzicht-en-gedrag-en-niet-enkel-aannemen-op-basis-van-verhoogde-grenswaarden-drugs-in-bloed/#respond Wed, 09 Mar 2022 12:15:39 +0000 https://cbr-advocaat.nl/?p=1973 Het CBR probeert nog wel eens een besluit voor het opleggen van een onderzoek naar de rijgeschiktheid te baseren op ernstig gestoord inzicht en gedrag, maar dat is niet juist. Het onderzoek naar het drugsgebruik mag niet enkel worden gebaseerd op de overschrijding van de grenswaarde. Dat volgt uit een uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland, […]

The post Ernstig gestoord inzicht en gedrag en niet enkel aannemen op basis van verhoogde grenswaarden drugs in bloed appeared first on CBR-Advocaat.

]]>
Het CBR probeert nog wel eens een besluit voor het opleggen van een onderzoek naar de rijgeschiktheid te baseren op ernstig gestoord inzicht en gedrag, maar dat is niet juist. Het onderzoek naar het drugsgebruik mag niet enkel worden gebaseerd op de overschrijding van de grenswaarde. Dat volgt uit een uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland, 18 december 2020, ECLI:NL:RBNHO:2020:10832:
4.3.3 De voorzieningenrechter is gelet op de aangehaalde passage uit de toelichting voorshands van oordeel dat in het geval waarin het vermoeden dat een betrokkene niet beschikt over de geestelijke geschiktheid voor het besturen van motorrijtuigen waarvoor een rijbewijs is afgegeven, in een geval waarin het gebruik van drogerende middelen aan de orde is, dit vermoeden, in dit geval van ernstig gestoord inzicht of gedrag, niet alleen kan worden gebaseerd op een bloedwaarde die hoger ligt dan de voor de drugs vastgestelde grenswaarde, maar dat in dat geval ook moet blijken van aanvullende gegevens die tot het vermoeden van ernstig gestoord inzicht of gedrag kunnen leiden.[…]

Nu, zoals verweerder ter zitting desgevraagd ook heeft bevestigd, in het onderhavige geval van aanvullende gegevens die het vermoeden van geestelijke ongeschiktheid rechtvaardigen geen sprake is, kon verweerder naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet op grond van artikel 131 van de Wvw aan verzoeker een onderzoek naar de rijgeschiktheid opleggen en van hem evenmin het rijbewijs invorderen. Het bezwaar heeft aldus redelijke kans van slagen.

Dit wil niet zeggen dat er bij rijden onder invloed van drugs geen onderzoek naar de rijgeschiktheid kan worden opgelegd oor het CBR. Dat kan op zich wel, maar dan op basis van een andere grondslag. Het is daarom belangrijk dat een advocaat zorgvuldig bekijkt of het besluit van het CBR op de juiste grondslag is gebaseerd.

The post Ernstig gestoord inzicht en gedrag en niet enkel aannemen op basis van verhoogde grenswaarden drugs in bloed appeared first on CBR-Advocaat.

]]>
https://cbr-advocaat.nl/ernstig-gestoord-inzicht-en-gedrag-en-niet-enkel-aannemen-op-basis-van-verhoogde-grenswaarden-drugs-in-bloed/feed/ 0
CBR moet binnen 6 maande een beslissing nemen https://cbr-advocaat.nl/cbr-moet-binnen-6-maande-een-beslissing-nemen/ https://cbr-advocaat.nl/cbr-moet-binnen-6-maande-een-beslissing-nemen/#respond Sun, 28 Nov 2021 23:15:36 +0000 https://cbr-advocaat.nl/?p=1964 Het CBR is wel verplicht om binnen 6 maanden na de datum van de overtreding een beslissing te nemen. Overschrijding van de termijn van vier weken als bedoeld in artikel 131, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 is geen fatale termijn volgens vaste rechtspraak van de Afdeling. De termijnoverschrijding van zes maanden van artikel 3, […]

The post CBR moet binnen 6 maande een beslissing nemen appeared first on CBR-Advocaat.

]]>
Het CBR is wel verplicht om binnen 6 maanden na de datum van de overtreding een beslissing te nemen.

Overschrijding van de termijn van vier weken als bedoeld in artikel 131, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 is geen fatale termijn volgens vaste rechtspraak van de Afdeling. De termijnoverschrijding van zes maanden van artikel 3, derde lid, van de Regeling is wel fataal, maar in het onderhavige geval is er sprake van een uitzondering, omdat in de aard van de zaak gelegen omstandigheden de termijnoverschrijding rechtvaardigen nu de melding pas later uit Duitsland kwam.  (tECLI:NL:RBLIM:2021:4371).

De rechtbank overweegt:

“Voor zover eiser heeft aangevoerd dat de termijn van artikel 3, derde lid, van de Regeling is overschreden, overweegt de rechtbank dat tussen de aanhouding van eiser en de hiervoor vermelde mededeling van verweerder meer dan zes maanden is gelegen, in dit geval niet maakt dat het vermoeden waarop de mededeling is gegrond niet op de aanhouding kan worden gebaseerd. Verweerder heeft in de aard van de omstandigheden van dit geval – te weten: eisers aanhouding heeft in Duitsland plaatsgevonden, waardoor verweerder pas veel later kennis heeft kunnen nemen van het feit en de ernst van dit feit (soft- en harddrugs zijn aangetroffen in het bloed van eiser) – reden kunnen zien voor een uitzondering op het voorschrift, dat de termijn niet langer dan zes maanden mag zijn. De melding vanuit Duitsland is pas 17 februari 2020 door verweerder ontvangen, hetgeen betekent dat verweerder pas na het verstrijken van de zes maanden termijn hiervan kennis heeft kunnen nemen. De melding kon dan ook niet binnen de termijn van zes maanden worden gedaan. Dat verweerder niet voortvarend te werk is gegaan nadat hij op de hoogte is gebracht van de informatie uit Duitsland, zoals eisers gemachtigde ter zitting heeft gesteld, en daardoor volgens eiser niet meer het recht had om een onderzoek naar geschiktheid op te leggen, volgt de rechtbank niet. De mededeling van verweerder als bedoeld in artikel 130, eerste lid, van de Wvw 1994 is op 30 april 2020 gedaan, terwijl verweerder eerst op 17 februari 2020 op de hoogte is geraakt van eisers aanhouding in Duitsland. Gelet op deze tijdspanne heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank niet dusdanig laat beslist dat gezegd moet worden dat verweerder eisers zaak te laat heeft opgepakt. De uitspraak waar eiser op heeft gewezen van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 5 februari 2019 (ECLI:NL:RBZWB:2019:414) ziet op een andere situatie en is naar het oordeel van de rechtbank niet vergelijkbaar, nu deze zaak geen melding vanuit Duitsland betreft. Deze beroepsgrond van eiser treft geen doel.”

The post CBR moet binnen 6 maande een beslissing nemen appeared first on CBR-Advocaat.

]]>
https://cbr-advocaat.nl/cbr-moet-binnen-6-maande-een-beslissing-nemen/feed/ 0
Identiteit bestuurder moet met voldoende zekerheid komen vast te staan https://cbr-advocaat.nl/identiteit-bestuurder-moet-met-voldoende-zekerheid-komen-vast-te-staan/ https://cbr-advocaat.nl/identiteit-bestuurder-moet-met-voldoende-zekerheid-komen-vast-te-staan/#respond Mon, 21 Jun 2021 07:47:00 +0000 https://cbr-advocaat.nl/?p=1952 Het is naar vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling), waaronder de uitspraak van 26 juli 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1991, zo  dat het opleggen van een bestuursrechtelijke maatregel  door het CBR los staat van een (eventuele) strafrechtelijke procedure. In een bestuursrechtelijke procedure behoeft de aan de betrokkene verweten gedraging, anders dan in […]

The post Identiteit bestuurder moet met voldoende zekerheid komen vast te staan appeared first on CBR-Advocaat.

]]>
Het is naar vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling), waaronder de uitspraak van 26 juli 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1991, zo  dat het opleggen van een bestuursrechtelijke maatregel  door het CBR los staat van een (eventuele) strafrechtelijke procedure. In een bestuursrechtelijke procedure behoeft de aan de betrokkene verweten gedraging, anders dan in het strafrecht, niet wettig en overtuigend te worden bewezen. Voor het opleggen van een maatregel is het voor het CBR voldoende dat op basis van de geconstateerde feiten met voldoende mate van zekerheid komt vast te staan dat betrokkene onder invloed van alcohol als bestuurder van een motorvoertuig is opgetreden. Daarvoor is niet noodzakelijk, zo volgt uit eveneens vaste rechtspraak, waaronder de uitspraak van de Afdeling van 24 december 2019, ECLI:NL:RVS:2019:4402, dat de betrokkene als bestuurder staande wordt gehouden. Ook op andere wijze kan de identiteit van de bestuurder met voldoende zekerheid komen vast te staan.

  • Zie ook 7 maart 2018, ECLI:NL:RVS:2018:756:  het opleggen van een rijgeschiktheidsonderzoek is een bestuursrechtelijke maatregel ter bevordering van de verkeersveiligheid, die los staat van een (eventuele) strafrechtelijke procedure. In de bestuursrechtelijke CBR-procedure, is het anders dan in het strafrecht, niet noodzakelijk dat de gedraging die de betrokkene wordt verweten wettig en overtuigend wordt bewezen. Voor het opleggen van een rijgeschiktheidsonderzoek is het voor het CBR voldoende dat op basis van de geconstateerde feiten met voldoende mate van zekerheid komt vast te staan dat verzoeker onder invloed van alcohol (en/of drogerende middelen) als bestuurder van een motorvoertuig is opgetreden.

Verklaring verbalisant

We zien in de jurisprudentie dat een enkele verklaring van een verbalisant vaak al voldoende is. Als een verbalisant de betrokkene heeft zien rijden, mag een rechter daar in beginsel van uitgaan. De betrokkene kan alleen tegenbewijs leveren, maar dat zal enkel kunnen inhouden dat de verbalisant het allemaal niet goed heeft kunnen zien en dat moet ook voldoende overtuigend zijn.

De vaste tekst in de jurisprudentie luidt in dat kader:
“Verder volgt uit vaste rechtspraak, waaronder de uitspraak van de Afdeling van 24 juli 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2551, dat een bestuursorgaan, onverminderd de eigen verantwoordelijkheid ten aanzien van het bewijs, in beginsel mag afgaan op de juistheid van de bevindingen in een ambtseed of ambtsbelofte opgemaakt en ondertekend proces-verbaal, voor zover deze waarnemingen van de opsteller van het proces-verbaal weergeven. Indien die bevindingen worden betwist, zal moeten worden onderzocht of er, bevindingen dat deze niet of niet volledig aan het vermoeden als bedoeld in artikel 130, eerste lid van de WVW 1994 ten grondslag kunnen worden vastgelegd.”

Verklaring getuige

Ook een verklaring van een getuige kan als bewijs worden gebruikt, maar dan moet er wel iets aanvullend als bewijs liggen die de verklaring ondersteunt.

Enige bestuurdershandeling

Vereist is slechts dat de bestuurder enige bestuurdershandeling heeft verricht.

Het is niet vereist dat de bestuurder daadwerkelijk is weggereden, zoals volgt uit ECLI:NL:RBROT:2021:4197:
“De rechtbank is van oordeel dat verweerder eiser terecht als bestuurder heeft aangemerkt, omdat op grond van de geconstateerde feiten met voldoende mate van zekerheid is komen vast te staan dat eiser heeft geprobeerd de auto na het ongeval weg te rijden (terwijl hij onder invloed van alcohol verkeerde). Daarmee is eiser aan te merken als bestuurder van het motorvoertuig. Dat het eiser niet is gelukt om weg te rijden, maakt dat niet anders. De rechtbank wijst daarbij op vaste jurisprudentie van de Afdeling, waaronder de uitspraak van 21 november 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BY3732, waaruit volgt dat het verrichten van bestuurdershandelingen voldoende is voor het opleggen van een EMA. Hiervoor is niet vereist dat eiser de auto daadwerkelijk heeft weggereden, maar het voornemen om een motorvoertuig te gaan besturen in combinatie met een begin van uitvoering is voldoende. Dat sprake is van niet van zijn wil afhankelijke omstandigheden waardoor eiser ervan is weerhouden weg te rijden, maakt dat niet anders (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 17 januari 2018, ECLI:NL:RVS:2018:110).”

The post Identiteit bestuurder moet met voldoende zekerheid komen vast te staan appeared first on CBR-Advocaat.

]]>
https://cbr-advocaat.nl/identiteit-bestuurder-moet-met-voldoende-zekerheid-komen-vast-te-staan/feed/ 0
Onder invloed verschijnen bij EMA-cursus CBR alleen via blaastest vast te stellen https://cbr-advocaat.nl/onder-invloed-verschijnen-bij-ema-cursus-cbr-alleen-via-blaastest-vast-te-stellen/ https://cbr-advocaat.nl/onder-invloed-verschijnen-bij-ema-cursus-cbr-alleen-via-blaastest-vast-te-stellen/#respond Sun, 25 Apr 2021 08:13:46 +0000 https://cbr-advocaat.nl/?p=1949 Wanneer u onder invloed van alcohol of drugs verschijnt bij een EMA-cursus van het CBR, mag u de toegang worden geweigerd en mag het CBR op die grond uw rijbewijs ongeldig verklaren. Het onder invloed verschijnen moet echter wel objectief worden vastgesteld door middel van een blaastest (rb Den Haag, 1 maart 2016, ECLI:NL:RBDHA:2016:3229). Onder […]

The post Onder invloed verschijnen bij EMA-cursus CBR alleen via blaastest vast te stellen appeared first on CBR-Advocaat.

]]>
Wanneer u onder invloed van alcohol of drugs verschijnt bij een EMA-cursus van het CBR, mag u de toegang worden geweigerd en mag het CBR op die grond uw rijbewijs ongeldig verklaren. Het onder invloed verschijnen moet echter wel objectief worden vastgesteld door middel van een blaastest (rb Den Haag, 1 maart 2016, ECLI:NL:RBDHA:2016:3229).

Onder invloed verschijnen EMA-cursus

Ingevolge artikel 9, aanhef en onder b, van de Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid (de Regeling), verleent betrokkene onder meer niet de vereiste medewerking aan de educatieve maatregel, indien hij onder invloed van alcohol of andere drogerende stoffen op de desbetreffende cursus verschijnt.

Volgens de uitspraak van de Afdeling van 12 maart 2014 (ECLI:NL:RVS:2014:842) dient het begrip “onder invloed van alcohol” in artikel 9 van de Regeling ruim uitgelegd te worden, in die zin dat elk promillage daar onder valt en dat het CBR waarde mag hechten aan de uitslag van een afgenomen blaastest.

Rechtbank: geen blaastest uitgevoerd

De rechtbank overweegt dat in het afloopbericht van 3 juli 2015 staat dat de trainer heeft verklaard op basis van zijn eigen reukvermogen te hebben geconstateerd dat de adem van eiser rook naar inwendig gebruik van alcoholhoudende drank. Eiser heeft vervolgens desgevraagd verklaard dat hij de avond vóór het gesprek tijdens een zakendiner vóór 20:00 uur twee glazen wijn heeft gedronken. Naar aanleiding hiervan heeft de trainer aan zijn collega [persoon B] gevraagd of zij hetzelfde constateerde. Gelet op die wijze van vraagstelling en het feit dat trainer [persoon B] volgens eiser heeft geantwoord dat zij ‘heel licht’ alcohol in zijn adem rook, is daarmee naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende vast komen te staan dat eiser onder invloed van alcohol is verschenen voor het nagesprek. Daarbij acht de rechtbank van belang dat eiser de waarneming van de trainers gemotiveerd heeft weersproken en een alternatief scenario heeft geboden, namelijk het gebruik van vitaminepillen. Zoals de gemachtigde van eiser ter zitting heeft toegelicht, kan een naar alcohol ruikende adem door een veelvoud aan omstandigheden worden veroorzaakt. Onder deze omstandigheden had het naar het oordeel van de rechtbank op de weg van verweerder gelegen de twijfel omtrent de adem van eiser weg te nemen en door middel van een blaastest objectief vast te stellen of eiser onder invloed van alcohol was. Dat een alcoholtest op de trainingslocatie niet beschikbaar was en dat [X] daartoe ook niet verplicht was, dient niet voor risico van eiser te komen. Immers is het aan verweerder aan te tonen dat eiser onder invloed was van alcohol, indien verweerder daaraan de conclusie wil verbinden dat eiser niet de vereiste medewerking aan de EMA heeft verleend.

Gelet op het vorenstaande heeft verweerder niet aangetoond dat eiser bij aanvang van het afloopgesprek onder invloed was van alcohol in de zin van artikel 9 van de Regeling en dat hij niet de vereiste medewerking aan de EMA heeft verleend.

The post Onder invloed verschijnen bij EMA-cursus CBR alleen via blaastest vast te stellen appeared first on CBR-Advocaat.

]]>
https://cbr-advocaat.nl/onder-invloed-verschijnen-bij-ema-cursus-cbr-alleen-via-blaastest-vast-te-stellen/feed/ 0