CBR-Advocaat https://cbr-advocaat.nl/ Mon, 17 Feb 2025 07:16:38 +0000 nl-NL hourly 1 https://wordpress.org/?v=6.6.2 Diagnose alcoholmisbruik mag niet alleen worden gebaseerd op onderrapportage https://cbr-advocaat.nl/diagnose-alcoholmisbruik-mag-niet-alleen-worden-gebaseerd-op-onderrapportage/ https://cbr-advocaat.nl/diagnose-alcoholmisbruik-mag-niet-alleen-worden-gebaseerd-op-onderrapportage/#respond Mon, 17 Feb 2025 07:16:38 +0000 https://cbr-advocaat.nl/?p=2158 De diagnose alcoholmisbruik mag niet alleen worden gebaseerd op een onderrapportage van het normale alcoholgebruik of het alcoholgebruik op de dag van de aanhouding. In haar uitspraak van 24 april 20192 heeft de Afdeling overwogen dat een psychiater de conclusie dat sprake is van ‘alcoholmisbruik in ruime zin’ niet uitsluitend kan baseren op de anamnese […]

The post Diagnose alcoholmisbruik mag niet alleen worden gebaseerd op onderrapportage appeared first on CBR-Advocaat.

]]>
De diagnose alcoholmisbruik mag niet alleen worden gebaseerd op een onderrapportage van het normale alcoholgebruik of het alcoholgebruik op de dag van de aanhouding. In haar uitspraak van 24 april 20192 heeft de Afdeling overwogen dat een psychiater de conclusie dat sprake is van ‘alcoholmisbruik in ruime zin’ niet uitsluitend kan baseren op de anamnese in combinatie met een sterk verhoogd ademalcoholgehalte omdat de betrouwbaarheid van de anamnestische gegevens in de keuringssituatie laag is en het ademalcoholgehalte steeds een momentopname is. Met andere woorden; het enkele feit dat een betrokkene niet helemaal eerlijk is over zijn alcoholgebruik, kan nog niet direct leiden tot een diagnose alcoholmisbruik.
De Afdeling heeft dit gemotiveerd met het argument dat de bestuurder in kwestie het rijbewijs doorgaans wenst te behouden. Een betrokkene zal zijn alcoholgebruik tegenover de psychiater vaak presenteren op een manier waarvan hij denkt dat dit gunstig is om zijn rijbewijs te behouden, bijvoorbeeld door te verklaren dat hij goed tegen alcohol kan en er weinig van merkt of doorgaans niet veel drinkt. Dit soort verklaringen wordt door een psychiater nogal eens in het nadeel van de betrokkene uitgelegd, bijvoorbeeld door te concluderen dat deze een tolerantie voor alcohol heeft opgebouwd of zijn drankgebruik bagatelliseert. De Afdeling heeft het onwenselijk geacht dat in een dergelijk geval alleen de eigen, niet erg betrouwbare, verklaring van een betrokkene voldoende is voor de diagnose ‘alcoholmisbruik in ruime zin’. Daarom kan de diagnose ‘alcoholmisbruik in ruime zin’ alleen worden verkregen met de hulp van meerdere aanwijzingen die die diagnose ondersteunen en die een aanwijzing kunnen vormen voor de aanwezigheid van een alcoholprobleem. Die aanwijzingen kunnen onder meer worden gevonden in de omstandigheden van de aanhouding. Daarbij valt te denken aan contextuele zaken of observaties van de verbalisanten, zoals het (relatief) ontbreken van intoxicatieverschijnselen tijdens de aanhouding, die in het proces-verbaal zijn genoteerd. Daarnaast is het goed of langdurig kunnen functioneren met hoge promillages alcohol een aanwijzing voor alcoholtolerantie en daarmee voor de aanwezigheid van problemen met het gebruik van alcohol. In dat verband kan worden gedacht aan het kunnen besturen van een auto onder invloed van hoge promillages alcohol. De Afdeling heeft in de uitspraak van 13 september 20233 verder verduidelijkt dat anamnestische gegevens die bevestigend zijn voor drugsmisbruik terwijl er geen reden is om aan de nemen dat deze onbetrouwbaar zijn, wel als basis mogen worden gebruikt voor de diagnose alcoholmisbruik.

Dit zagen we ook in de uitspraak van de Rechtbank Rotterdam, 19 februari 2024, ECLI:NL:RBROT:2024:3116. In die zaak ging het om onderrapportage vanwege het geconstateerde alcoholgehalte van 805 µg/l bij de aanhouding in combinatie met de verklaring van eiser tijdens de anamnese dat hij gemiddeld één dag in de week alcohol drinkt met een gemiddelde alcoholconsumptie van één tot twee glazen per dag. Het betreft hier een bevinding die uitsluitend is gebaseerd op de anamnese in combinatie met het verhoogde alcoholgehalte.

De rechtbank overwoog:

“De bevinding van de psychiater achter het eerste gedachtestreepje – kort gezegd: volharding in het alcoholgebruik in de wetenschap van de mogelijke negatieve consequenties – is gebaseerd op de verklaring van eiser dat hij voor de aanhouding alcohol heeft gedronken terwijl hij wist dat hij nog moest rijden. Ook dit gegeven is gebaseerd op de anamnese. Daarbij komt dat eiser de uit zijn verklaring getrokken conclusie heeft betwist. De psychiater heeft deze bevinding kennelijk gebaseerd op het antwoord van eiser op de vraag “Wist u voor het drinken dat u nog een motorvoertuig zou besturen?”. Deze vraag is blijkens het ingevulde formulier met “ja” beantwoord. Eiser heeft echter aangevoerd dat hij hiermee niet heeft bedoeld te zeggen dat hij van tevoren de keuze had gemaakt te gaan rijden met te veel alcohol op. Volgens eiser zou hij, in het geval van te veel alcohol, een taxi naar huis hebben genomen. De beslissing om toch te gaan rijden had te maken met een telefoontje van de zus van eiser die hem dringend vroeg direct te komen in verband met een ruzie. Gelet op deze gemotiveerde betwisting door eiser, kan niet zonder meer worden uitgegaan van een betrouwbaar anamnestisch gegeven en kan de door de psychiater getrokken conclusie “Betrokkene heeft voor de aanhouding alcohol gedronken in de wetenschap dat er later nog een motorvoertuig bestuurd moest worden” niet zonder meer standhouden. Hetzelfde geldt voor de hiermee kennelijk verband houdende bevinding van de psychiater dat eiser is gaan rijden terwijl hij wist dat dat tot het verlies van zijn rijbewijs zou kunnen leiden en dat eiser zich kennelijk onvoldoende heeft kunnen beheersen ten aanzien van het alcoholgebruik. Nu voorts uit het laboratoriumonderzoek geen alcoholmisbruik in ruime zin valt af te leiden en voor die conclusie ook verder geen aanwijzingen zijn gebleken (zoals aanwijzingen voor tolerantie, zie hiervoor in 6.2), oordeelt de rechtbank dat de rapportage niet voldoet aan de daaraan gestelde eisen (zie hiervoor in 6.1). Het CBR heeft zijn besluitvorming daarom niet op de rapportage van de psychiater mogen baseren.”

The post Diagnose alcoholmisbruik mag niet alleen worden gebaseerd op onderrapportage appeared first on CBR-Advocaat.

]]>
https://cbr-advocaat.nl/diagnose-alcoholmisbruik-mag-niet-alleen-worden-gebaseerd-op-onderrapportage/feed/ 0
Proceskostenvergoeding voorlopige voorziening na tussentijds gegrondverklaring bezwaar https://cbr-advocaat.nl/proceskostenvergoeding-voorlopige-voorziening-na-tussentijds-gegrondverklaring-bezwaar/ https://cbr-advocaat.nl/proceskostenvergoeding-voorlopige-voorziening-na-tussentijds-gegrondverklaring-bezwaar/#respond Tue, 11 Feb 2025 08:25:05 +0000 https://cbr-advocaat.nl/?p=2155 Als u een voorlopige voorziening hebt ingediend en het CBR naar aanleiding van het bezwaarschrift al meteen het bezwaar gegrond verklaard, hebt u ook recht op een proceskostenvergoeding. De rechtbank Rotterdam heeft dit nog eens bevestigd in de uitspraak, 3 april 2024, ECLI:NL:RBROT:2024:2690: De rechtbank overweegt: “Als een verzoek om een voorlopige voorziening wordt ingetrokken […]

The post Proceskostenvergoeding voorlopige voorziening na tussentijds gegrondverklaring bezwaar appeared first on CBR-Advocaat.

]]>
Als u een voorlopige voorziening hebt ingediend en het CBR naar aanleiding van het bezwaarschrift al meteen het bezwaar gegrond verklaard, hebt u ook recht op een proceskostenvergoeding. De rechtbank Rotterdam heeft dit nog eens bevestigd in de uitspraak, 3 april 2024, ECLI:NL:RBROT:2024:2690:
De rechtbank overweegt:

“Als een verzoek om een voorlopige voorziening wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het verzoekschrift is tegemoet gekomen, kan de voorzieningenrechter op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten.Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Artikel 8:75a van de Awb is op grond van artikel 8:84, vijfde lid, van de Awb ook van toepassing op de voorlopige-voorzieningenprocedure.”

Het criterium is dat het CBR met het nieuwe besluit aan het verzoek is tegemoetgekomen. Dat was het geval.

Daarom wijst de voorzieningenrechter het verzoek om het CBR in de proceskosten te veroordelen toe.

De rechtbank kan zonder zitting uitspraak doen op het verzoek. Dat volgt uit artikel 8:84, vijfde lid, in samenhang met artikel 8:75a en artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

The post Proceskostenvergoeding voorlopige voorziening na tussentijds gegrondverklaring bezwaar appeared first on CBR-Advocaat.

]]>
https://cbr-advocaat.nl/proceskostenvergoeding-voorlopige-voorziening-na-tussentijds-gegrondverklaring-bezwaar/feed/ 0
Termijn opleggen onderzoek of cursus is 6 maanden na aanhouding https://cbr-advocaat.nl/termijn-opleggen-onderzoek-of-cursus-is-6-maanden-na-aanhouding/ https://cbr-advocaat.nl/termijn-opleggen-onderzoek-of-cursus-is-6-maanden-na-aanhouding/#respond Tue, 11 Feb 2025 08:02:48 +0000 https://cbr-advocaat.nl/?p=2152 In beginsel geldt er een termijn van 6 maanden na datum constateren van het te hoge alcoholgehalte. Als die termijn wordt overschreden, mag het CBR geen maatregel meer opleggen, tenzij er sprake is van ‘in de aard gelegen omstandigheden die dit rechtvaardigen. Dit speelde o,a, in de zaak van de Rechtbank Limburg, 24 juni 2024,ECLI:NL:RBLIM:2024:8041: […]

The post Termijn opleggen onderzoek of cursus is 6 maanden na aanhouding appeared first on CBR-Advocaat.

]]>
In beginsel geldt er een termijn van 6 maanden na datum constateren van het te hoge alcoholgehalte. Als die termijn wordt overschreden, mag het CBR geen maatregel meer opleggen, tenzij er sprake is van ‘in de aard gelegen omstandigheden die dit rechtvaardigen.


Dit speelde o,a, in de zaak van de Rechtbank Limburg, 24 juni 2024,ECLI:NL:RBLIM:2024:8041:

Relevante feiten: Eiser is op 29 april 2022 aangehouden in Oostenrijk. De mededeling van de directeur van het CBR dateert van 17 november 2022. Op 23 november is besloten dat eiser verplicht is een EMA te volgen. Met het bestreden besluit van 6 maart 2023 op het bezwaar van de eiser is het CBR bij dat besluit gebleven. Het beroep wordt gegrond verklaard.

De rechtbank zette het volgende juridisch kader uiteen:

    • Het CBR moet een EMA opleggen als er bij een bestuurder een ademalcoholgehalte is geconstateerd dat hoger of gelijk is dan 435 ug/l, maar lager is dan 785 ug/l.
    • Er mag niet meer dan 6 maanden zitten tussen de constatering van het te hoge ademalcoholgehalte en de mededeling dat het CBR daarover doet.
    • Op het moment dat er sprake is van overschrijding van de termijn van 6 maanden, mag er in beginsel geen EMA meer opgelegd worden, tenzij er sprake is van ‘in de aard van de zaak gelegen omstandigheden’ die dit rechtvaardigen.

Het beroep werd gegrond verklaard, omdat in dit geval de termijn van 6 maanden waarin de constatering van het te hoge ademalcoholgehalte en de mededeling dat het CBR daarover doet, is overschreden. Het gaat hier namelijk om een termijn van 6 maanden en bijna 3 weken. De betrokkene is op 29 april 2022 aangehouden in Oostenrijk en de mededeling van het CBR is op 17 november 2022 gedaan. Er is verder ook geen omstandigheid die de overschrijding rechtvaardigt. De directeur had na ontvangst van de informatie vanuit Oostenrijk namelijk nog ruim voldoende tijd om de mededeling te doen. Dat het gaat om een melding uit Oostenrijk, en dat het CBR die niet elke dag ontvangt, is op zichzelf geen omstandigheid die termijnoverschrijding rechtvaardigt. Dat het CBR haar interne organisatie onvoldoende heeft ingericht op dergelijke meldingen of dat er intern iets is misgegaan, is geen in de aard van de zaak gelegen omstandigheid die een afwijking van de termijn van 6 maanden rechtvaardigt.

 

The post Termijn opleggen onderzoek of cursus is 6 maanden na aanhouding appeared first on CBR-Advocaat.

]]>
https://cbr-advocaat.nl/termijn-opleggen-onderzoek-of-cursus-is-6-maanden-na-aanhouding/feed/ 0
EMA-cursus of onderzoek rijgeschiktheid kan niet worden opgelegd als betrokkene alleen over rijbewijs AM beschikte https://cbr-advocaat.nl/ema-cursus-of-onderzoek-rijgeschiktheid-kan-niet-worden-opgelegd-als-betrokkene-alleen-over-rijbewijs-am-beschikte/ https://cbr-advocaat.nl/ema-cursus-of-onderzoek-rijgeschiktheid-kan-niet-worden-opgelegd-als-betrokkene-alleen-over-rijbewijs-am-beschikte/#respond Tue, 11 Feb 2025 07:52:51 +0000 https://cbr-advocaat.nl/?p=2150 Als iemand bij een aanhouding vanwege rijden onder invloed van alcohol alleen beschikte over een rijbewijs AM (voor snor- en bromfiets) en later toch het rijbewijs B of een andere categorie haalt, mag het CBR niet alsnog een cursus of een onderzoek opleggen. Dat volgt o.a. uit de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, 26 september […]

The post EMA-cursus of onderzoek rijgeschiktheid kan niet worden opgelegd als betrokkene alleen over rijbewijs AM beschikte appeared first on CBR-Advocaat.

]]>
Als iemand bij een aanhouding vanwege rijden onder invloed van alcohol alleen beschikte over een rijbewijs AM (voor snor- en bromfiets) en later toch het rijbewijs B of een andere categorie haalt, mag het CBR niet alsnog een cursus of een onderzoek opleggen. Dat volgt o.a. uit de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, 26 september 2024, ECLI:NL:RBMNE:2024:7096. Daarin is het volgende bepaald:

Toetsingskader

6. Op grond van artikel 130, eerste lid, van de Wvw 1994 doen de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen personen, indien bij hen een vermoeden bestaat dat de houder van een rijbewijs niet langer beschikt over de rijvaardigheid, dan wel de lichamelijke of geestelijke geschiktheid, vereist voor het besturen van een of meer categorieën van motorrijtuigen waarvoor dat rijbewijs is afgegeven, daarvan zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling aan het CBR onder vermelding van de feiten en omstandigheden die aan het vermoeden ten grondslag liggen. Bij ministeriële regeling worden de feiten en omstandigheden aangewezen die aan het vermoeden ten grondslag dienen te liggen en worden ter zake van de uitoefening van deze bevoegdheid nadere regels vastgesteld.

7. Die ministeriële regeling is de hiervoor al genoemde Regeling. Op grond van artikel 2, eerste lid, van de Regeling, wordt een vermoeden als bedoeld in artikel 130, eerste lid, van de Wvw gebaseerd op feiten of omstandigheden als genoemd in de bijlage bij de Regeling.

8. In artikel 11, eerste lid, onder b, van de Regeling is bepaald dat het CBR besluit tot oplegging van een educatieve maatregel alcohol en verkeer indien bij betrokkene in de hoedanigheid van beginnende bestuurder een adem- of bloedalcoholgehalte is geconstateerd dat gelijk is aan of hoger is dan 350 µg/l, respectievelijk 0,8‰, maar lager is dan 570 µg/l, respectievelijk 1,3‰, of indien betrokkene heeft geweigerd mee te werken aan een onderzoek als bedoeld in artikel 8, tweede of derde lid, van de Wvw.

9. In de bijlage van de Regeling worden de feiten dan wel omstandigheden, die een vermoeden rechtvaardigen dat betrokkene niet langer beschikt over de vereiste rijvaardigheid voor het besturen van een of meer categorieën van motorrijtuigen waarvoor een rijbewijs is afgegeven, dan wel, met uitzondering van de categorie AM, over de vereiste lichamelijke of geestelijke geschiktheid voor het besturen van motorrijtuigen waarvoor een rijbewijs is afgegeven, beschreven. Onder “A. rijvaardigheid en gedrag” staan de vaardigheden benodigd voor het besturen van een motorrijtuig. Onder “B geschiktheid” staan eisen voor geschiktheid, waaronder lichamelijke geschiktheid, geestelijke geschiktheid en drogerende stoffen waaronder alcohol (onderstreping door de rechtbank).

Oordeel van de rechtbank

10. Uit het hiervoor weergegeven toetsingskader volgt dat een EMA niet wordt opgelegd wanneer een persoon ten tijde van overtreding van artikel 8 van de Wvw 1994 alleen beschikt over een rijbewijs categorie AM. Dat is bij eiser het geval. De rechtbank is daarom van oordeel dat het CBR ten onrechte aan eiser een EMA heeft opgelegd. Dat eiser sinds 12 juni 2023 (dus voor de datum waarop de politie de melding aan het CBR heeft gedaan) beschikt over een rijbewijs categorie B maakt dat oordeel niet anders. Het peilmoment om wel of niet een EMA op te leggen is, mede gelet op het beginsel van rechtszekerheid, het moment van de overtreding en dus niet het moment waarop het CBR de mededeling van de politie ontvangt of een besluit neemt. Dit geldt te meer nu de beslistermijn voor het CBR van vier weken als genoemd in artikel 131, eerste lid, van de Wvw 1994 geen fatale termijn is.1 Het kan niet de bedoeling zijn dat de bevoegdheid om een EMA op te leggen afhankelijk is van de slagvaardigheid van de politie of het CBR. De beroepsgrond slaagt.

11. Het CBR heeft ten onrechte een EMA aan eiser opgelegd. Dat betekent dat wat eiser verder nog heeft aangevoerd niet meer besproken hoeft te worden.

The post EMA-cursus of onderzoek rijgeschiktheid kan niet worden opgelegd als betrokkene alleen over rijbewijs AM beschikte appeared first on CBR-Advocaat.

]]>
https://cbr-advocaat.nl/ema-cursus-of-onderzoek-rijgeschiktheid-kan-niet-worden-opgelegd-als-betrokkene-alleen-over-rijbewijs-am-beschikte/feed/ 0
Ondanks sepot toch maatregel CBR https://cbr-advocaat.nl/ondanks-sepot-toch-maatregel-cbr/ https://cbr-advocaat.nl/ondanks-sepot-toch-maatregel-cbr/#respond Wed, 15 Jan 2025 10:30:15 +0000 https://cbr-advocaat.nl/?p=2146 Hoe kan het dat het CBR toch een maatregel (cursus of onderzoek) kan opleggen terwijl een strafzaak is geseponeerd. Dat heeft te maken met het feit dat er in de strafzaak een ander beoordelingskader wordt gehanteerd dan in de CBR-procedure. Er moet dan ook op een andere manier verweer gevoerd worden. De hoogste bestuursrechter heeft […]

The post Ondanks sepot toch maatregel CBR appeared first on CBR-Advocaat.

]]>
Hoe kan het dat het CBR toch een maatregel (cursus of onderzoek) kan opleggen terwijl een strafzaak is geseponeerd. Dat heeft te maken met het feit dat er in de strafzaak een ander beoordelingskader wordt gehanteerd dan in de CBR-procedure. Er moet dan ook op een andere manier verweer gevoerd worden.

De hoogste bestuursrechter heeft overwogen dat het CBR een EMA mag opleggen als op basis van de geconstateerde feiten met voldoende mate van zekerheid komt vast te staan dat eiser onder invloed van alcohol als bestuurder van een motorrijtuig is opgetreden (ABRvS, 11 juli 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2352).
Het CBR mag in beginsel uitgaan van de juistheid van een op ambtseed dan wel ambtsbelofte opgemaakt proces-verbaal (vlg. ABRvS, 4 mei 2021, ECLI:NL:RVS:2021:961) Dat geldt ook voor de rechter, tenzij eiser bewijs levert van het tegendeel.

De omstandigheid dat de officier van justitie de op dezelfde feiten gebaseerde strafrechtelijke zaak tegen eiser heeft geseponeerd bij gebrek aan bewijs kan niet bepalend zijn voor de onderhavige procedure.8 Het besluit van het CBR van 11 oktober 2023 heeft betrekking op een bestuurlijke maatregel ter bevordering van de verkeersveiligheid, die los staat van de strafrechtelijke procedure. Zoals de hoogste bestuursrechter eerder heeft overwogen door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 30 oktober 2013 (ECLI:NL:RVS:2013:1715), behoeft de verweten gedraging in de CBR-procedure, anders dan in het strafrecht, niet wettig en overtuigend te worden bewezen. Voor het opleggen van een onderzoek naar de geschiktheid voor het besturen van een motorvoertuig, is voor het CBR voldoende dat op basis van de geconstateerd feiten met voldoende mate van zekerheid komt vast te staan dat de belanghebbende onder invloed van alcohol als bestuurder van een motorvoertuig is opgetreden.

Het is vaste jurisprudentie van de hoogste bestuursrechter dat een vrijspraak een rechter en een sepot door de officier van justitie in beginsel het gegronde vermoeden van ongeschiktheid in beginsel in stand laat. Dat kan anders zijn als het vonnis of het sepot de inhoud van het proces-verbaal dat ten grondslag ligt aan de maatregel onderuit haalt of op een andere manier een ander licht werpt op de feiten en omstandigheden waarop de maatregel is gebaseerd.

Zo zien we de volgende voorbeelden:

– Sepot bij weigering. Officier had de zaak geseponeerd omdat de verdachte weliswaar vervelend was geweest, maar dit onvoldoende was om tot een weigering te komen. De Afdeling dacht hier anders over (ECLI:NL:RVS:2024:4148).:
“Gelet op de inhoud van het proces-verbaal, de redenen om [appellant] aan te houden op verdenking van rijden onder invloed en het feit dat van [appellant] tot vijfmaal toe medewerking is gevorderd en hij die medewerking vervolgens in de ruimte waarin de bloedafname zou plaatsvinden heeft geweigerd door geen gevolg te geven aan het verzoek om te gaan zitten en zijn arm op de leuning te leggen, is, mede in het licht van de overige in het proces-verbaal genoemde omstandigheden, voldoende aannemelijk dat [appellant] zijn medewerking heeft geweigerd. Het CBR heeft de weigering van het bloedonderzoek ten grondslag mogen leggen aan de besluitvorming (ECLI:NL:RVS:2024:5387).
– Sepot na een verkeersovertreding. De belanghebbende betoogde dat zijn rijgedrag het gevolg wasvan de gedragingen van de politie. Hij schrok namelijk van het plotseling opdoemen van een politievoertuig met zwaailicht en sirene. Hij wilde dat voertuig zo spoedig mogelijk vrije doorgang verlenen. De stelling dat hij een stopteken heeft genegeerd, is onjuist, omdat hij slechts op zoek was naar een veilige plaats om te stoppen en hij dat niet midden op de weg kon doen. Verder heeft zijn rijgedrag, dat is veroorzaakt door gedragingen van de politie, niet tot ernstige verkeersovertredingen geleid. De strafzaak werd geseponeerd, maar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State trok zich niets van dit sepot aan
– In auto zitten met draaiende motor maar niet gereden. Strafzaak werd geseponeerd, maar de rechtbank Den Haag zag voldoende in het proces-verbaal om belanghebbende als bestuurder aan te merken. “De rechtbank wijst op de omstandigheden waarin eiser door de politie in zijn auto is aangetroffen (in zijn woonplaats op een parkeerplaats, met draaiende motor, brandende dimlichten, met zijn gordel om, de sterke alcoholwalm uit de auto, het braaksel op en naast het voertuig, zijn bloeddoorlopen ogen en de manier waarop hij communiceerde). De verklaringen van eiser over waarom hij een gordel om had en waarom de motor en ventilatie aanstonden, heeft verweerder als onvoldoende mogen aanmerken. Ook gezien wat eiser tijdens zijn verhoor door de politie heeft verklaard, mocht verweerder het daarom aannemelijk achten dat eiser voornemens was om met de auto te rijden en dus als bestuurder kan worden aangemerkt.” (ECLI:NL:RBDHA:2024:9990).

De conclusie is dus dat een sepot op zich hoopvol kan zijn om het besluit van het CBR aan te vechten, maar het gaat er uiteindelijk om dat we het proces-verbaal van de verbalisant er zelf onderuithalen. We moeten dus meer kijken naar de grond waarom de uitslag in die zaak niet kan meetellen en niet alleen focussen op het sepot zelf.

Bij een vrijspraak kan dit net even wat gunstiger wegen als de rechter ook motiveert waarom tot een vrijspraak is gekomen, zoals we zien in de volgende zaak (ECLI:NL:RVS:2024:722):
“Volgens vaste rechtspraak (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 4 mei 2021, ECLI:NL:RVS:2021:961) mag een bestuursorgaan, in dit geval het CBR, in beginsel uitgaan van de juistheid van een op ambtseed dan wel ambtsbelofte opgemaakt proces-verbaal. Indien uit het proces-verbaal een vermoeden van ongeschiktheid tot het besturen van een motorrijtuig als bedoeld in artikel 130, eerste lid, van de Wvw kan worden afgeleid, vormt dit voldoende grondslag om een bestuursrechtelijke maatregel op te leggen. De bestuursrechter is in beginsel niet gebonden aan het oordeel van de strafrechter. Dat kan anders zijn indien het strafrechtelijke vonnis de inhoud van de processen-verbaal die ten grondslag zijn gelegd aan de oplegging van het onderzoek naar de rijgeschiktheid onderuit haalt of anderszins een ander licht werpt op de feiten of omstandigheden waarop ook de bestuursrechtelijke maatregel is gebaseerd.
Het vonnis van de politierechter dateert van na de uitspraak van de rechtbank. De feiten die in de strafprocedure zijn beoordeeld en de feiten die het CBR ten grondslag heeft gelegd aan het besluit van 25 januari 2022, dat bij besluit van 31 mei 2022 is gehandhaafd, hebben betrekking op hetzelfde feitencomplex, zodat de Afdeling de uitspraak van de politierechter bij de beoordeling van het hoger beroep zal betrekken.
5.2. Uit de zittingsaantekeningen die [appellant] heeft overgelegd blijkt met welke motivering de politierechter [appellant] heeft vrijgesproken van het weigeren van een bloedonderzoek, terwijl tegen hem een verdenking was gerezen van rijden onder invloed (artikel 163, zesde lid, van de Wvw). De politierechter heeft aan de vrijspraak ten grondslag gelegd dat de kenmerken die in het proces-verbaal van 12 januari 2022 zijn benoemd, te weten het rijgedrag van [appellant], antecedenten die betrekking hebben op drugshandel en het geïrriteerde gedrag van [appellant] bij de staandehouding, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang bezien onvoldoende zijn om daar een redelijk vermoeden van schuld aan rijden onder invloed op te kunnen baseren. Met deze vrijspraak van de politierechter is de grondslag van het vermoeden als bedoeld in artikel 23, eerste lid, onder f, van de Regeling aan het besluit tot oplegging van een onderzoek naar het drugsgebruik van [appellant] komen te ontvallen. Dat de strafrechter een andere bewijsmaatstaf hanteert dan de bestuursrechter, leidt, anders dan het CBR ter zitting heeft betoogd, niet tot een ander oordeel. In dit geval heeft de politierechter namelijk geoordeeld dat de bewijsmiddelen waarop ook het CBR het vermoeden van rijden onder invloed heeft gebaseerd, dat vermoeden niet kunnen dragen. Er is geen grond daarover in deze procedure anders te oordelen.
Het betoog slaagt.
Conclusie
6. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak wordt vernietigd. Doende wat de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het door [appellant] tegen het besluit van 31 mei 2022 ingestelde beroep gegrond verklaren en dat besluit vernietigen vanwege strijd met artikel 131, eerste lid, van de Wvw, gelezen in verbinding met artikel 23, eerste lid, onder f, van de Regeling. De Afdeling ziet aanleiding het geschil definitief te beslechten door met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Awb, zelf in de zaak te voorzien. Daartoe zal zij het besluit van 25 januari 2022 herroepen en bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit.”

Conclusie sepot

De conclusie is dus eigenlijk dat u in de CBR-procedure goed moet uitleggen wat er in de procedure bij de politie fout is gegaan en waarom er dan onvoldoende reden is om uit te gaan van de juistheid van het proces-verbaal van de politie. Dat verweer heeft de meeste kans van slagen.

The post Ondanks sepot toch maatregel CBR appeared first on CBR-Advocaat.

]]>
https://cbr-advocaat.nl/ondanks-sepot-toch-maatregel-cbr/feed/ 0
Onterecht maatregel CBR na op bevel politie verplaatsen auto https://cbr-advocaat.nl/onterecht-maatregel-cbr-na-op-bevel-politie-verplaatsen-auto/ https://cbr-advocaat.nl/onterecht-maatregel-cbr-na-op-bevel-politie-verplaatsen-auto/#respond Mon, 13 Jan 2025 09:00:30 +0000 https://cbr-advocaat.nl/?p=2144 Een verweer dat de betrokkene op bevel van de politie de auto heeft verplaatst en daardoor heeft gereden terwijl hij dat eigenlijk niet wilde, heeft strafrechtelijk tot gevolg dat de verdachte niet strafbaar is. Het betreft een strafuitsluitingsgrond (bevoegd gegeven ambtelijk bevel). Ook in bestuursrechtelijke procedure van het CBR kan dit verweer doorwerken, zo zien […]

The post Onterecht maatregel CBR na op bevel politie verplaatsen auto appeared first on CBR-Advocaat.

]]>
Een verweer dat de betrokkene op bevel van de politie de auto heeft verplaatst en daardoor heeft gereden terwijl hij dat eigenlijk niet wilde, heeft strafrechtelijk tot gevolg dat de verdachte niet strafbaar is. Het betreft een strafuitsluitingsgrond (bevoegd gegeven ambtelijk bevel). Ook in bestuursrechtelijke procedure van het CBR kan dit verweer doorwerken, zo zien we in de uitspraak van de rechtbank Overijssel, 8 januari 2025, ECLI:NL:RBOVE:2025:42.

De bestuursrechter oordeelde:

Het bestreden besluit is gebaseerd op de artikelen 130 tot en met 134a van de Wegenverkeerswet en op een aantal bepalingen uit de Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid.

Aan het besluit ligt ten grondslag dat het vermoeden bestaat dat eiser als houder van een rijbewijs niet langer geschikt over de rijvaardigheid of geschiktheid die vereist is voor het besturen van motorrijtuigen.

2.4.In deze zaak gaat het om de vraag of het CBR terecht op basis van de geschetste feiten heeft geconcludeerd dat genoemd vermoeden bestaat.

Hierbij is van belang dat de politierechter in een mondeling vonnis van 4 november 2024 ten aanzien van dit feitencomplex naar aanleiding van een vordering van de officier van justitie op grond van artikel 8, tweede lid, aanhef en onder b van de Wegenverkeerswet heeft geoordeeld dat het tenlastegelegde wettig en overtuigend is bewezen, maar dat een rechtvaardigingsgrond van toepassing is.

De politierechter heeft eiser daarom ontslagen van alle rechtsvervolging. De politierechter heeft overwogen:

“De verdediging heeft een beroep gedaan op een rechtvaardigingsgrond, te weten artikel 43

van het wetboek van Strafvordering, een bevoegd gegeven ambtelijk bevel. De

politierechter overweegt dat niet strafbaar is hij die een feit begaat ter uitvoering van een

ambtelijk bevel gegeven door het daartoe bevoegde gezag.

Vaststaat dat de verdachte in de auto heeft gereden. Ook staat vast dat alcohol in het bloed

van verdachte is gevonden. Uit het proces-verbaal van de politie blijkt dat de verdachte na

het horen van het bevel via de speakers van de politie dat hij door moest rijden, het voertuig

heeft bestuurd. Er was gelet op deze mededeling van de politie geen andere optie voor de verdachte, het moest, Wellicht had de verdachte kunnen uitstappen en zeggen dat hij had

gedronken. Maar, als de politie iets zegt, dan moet dat gebeuren. Het handelen van de

verdachte, gesteund door de verklaring van de neef en het proces-verbaal van de politie,

resulteert erin dat sprake was van uitvoering geven aan een bevoegd gegeven ambtelijk

bevel, Er is sprake van een rechtvaardigingsgrond ex. artikel 43 Sv, en dan is de verdachte

niet strafbaar. Ontslag van alle rechtsvervolging volgt.”

2.5.Ook in deze bestuursrechtelijke procedure staan de geschetste feiten vast. Eiser kan niet worden verweten dat hij op bevel van de politie enkele meters in de auto achteruit is gereden. Ten aanzien van dit feitencomplex en het noodzakelijke vermoeden is er geen grond om in het kader van de toepassing van artikel 130 en 131 Wegenverkeerswet anders te oordelen.

2.6.Naar het oordeel van de voorzieningenrechter kan niet de conclusie worden getrokken dat eiser als bestuurder met een te hoog alcohol promillage aan het verkeer heeft deelgenomen. Daarom kan daaraan niet het vermoeden worden ontleend dat eiser niet langer beschikt over de rijvaardigheid om een motorrijtuig te besturen.

Dat betekent dat het bestreden besluit niet berust op een deugdelijke motivering.

2.7.Het CBR heeft ten onrechte aan eiser een onderzoek naar zijn alcoholgebruik opgelegd. Om die reden is het beroep gegrond en vernietigt de voorzieningenrechter het bestreden besluit.

De voorzieningenrechter ziet aanleiding om zelf in de zaak te voorzien. Hij zal daartoe het primaire besluit van 7 juni 2024, waarbij het onderzoek aan eiser is opgelegd, herroepen.”

 

The post Onterecht maatregel CBR na op bevel politie verplaatsen auto appeared first on CBR-Advocaat.

]]>
https://cbr-advocaat.nl/onterecht-maatregel-cbr-na-op-bevel-politie-verplaatsen-auto/feed/ 0
Mag mutatierapport worden gebruikt door CBR om maatregel op te leggen https://cbr-advocaat.nl/mag-mutatierapport-worden-gebruikt-door-cbr-om-maatregel-op-te-leggen/ https://cbr-advocaat.nl/mag-mutatierapport-worden-gebruikt-door-cbr-om-maatregel-op-te-leggen/#respond Sun, 05 Jan 2025 14:05:01 +0000 https://cbr-advocaat.nl/?p=2139 Een vermoeden van ongeschiktheid hoeft niet te zijn gebaseerd op een ambtsedig opgemaakt proces-verbaal, maar ook kan worden gebaseerd op bijvoorbeeld een mutatierapport indien dit een voldoende nauwkeurige en uitgebreide omschrijving bevat van de waargenomen gedragingen die aan het vermoeden ten grondslag is gelegd (vg Rb Den Haag, 9 augustus 2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:8253. Dit volgt ook […]

The post Mag mutatierapport worden gebruikt door CBR om maatregel op te leggen appeared first on CBR-Advocaat.

]]>
Een vermoeden van ongeschiktheid hoeft niet te zijn gebaseerd op een ambtsedig opgemaakt proces-verbaal, maar ook kan worden gebaseerd op bijvoorbeeld een mutatierapport indien dit een voldoende nauwkeurige en uitgebreide omschrijving bevat van de waargenomen gedragingen die aan het vermoeden ten grondslag is gelegd (vg Rb Den Haag, 9 augustus 2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:8253.

Dit volgt ook uit de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 17 januari 2018, ECLI:NL:RVS:2018:118:
“De rechtbank heeft terecht, onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 24 augustus 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2306, overwogen dat naast een op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakt proces-verbaal een mutatierapport een aanvaarde vorm is waarin door politieambtenaren waargenomen feiten en omstandigheden worden vastgelegd. Dat deze vorm met minder waarborgen is omgeven, brengt mee dat in procedures waarin een beroep wordt gedaan op de in een mutatierapport vermelde feiten, daaraan minder bewijskracht toekomt dan aan een proces-verbaal, zoals [appellant] op zichzelf terecht naar voren heeft gebracht. Dit betekent echter niet dat in een mutatierapport weergegeven jegens politieambtenaren afgelegde feitelijke verklaringen reeds terzijde moeten worden geschoven op basis van de enkele ontkenning van betrokkene op enig moment nadat hij die verklaring heeft afgelegd. Hierbij is van betekenis dat de mutaties zijn opgesteld door opgeleide politieambtenaren, die geen belang hebben bij hetgeen zij in de mutatierapporten vermelden als door hen waargenomen.”

The post Mag mutatierapport worden gebruikt door CBR om maatregel op te leggen appeared first on CBR-Advocaat.

]]>
https://cbr-advocaat.nl/mag-mutatierapport-worden-gebruikt-door-cbr-om-maatregel-op-te-leggen/feed/ 0
Spookrijden – onderzoek naar de rijvaardigheid terecht? https://cbr-advocaat.nl/spookrijden-onderzoek-naar-de-rijvaardigheid-terecht/ https://cbr-advocaat.nl/spookrijden-onderzoek-naar-de-rijvaardigheid-terecht/#respond Sun, 05 Jan 2025 13:45:29 +0000 https://cbr-advocaat.nl/?p=2136 Bij spookrijden zal het CBR een onderzoek naar de rijvaardigheid opleggen en de geldigheid van het rijbewijs schorsen. Wanneer is er echter sprake van spookrijden? In ECLI:NL:RBZWB:2024:8498 vond de rechtbank Zeeland West-Brabant dat het onderzoek naar de rijvaardigheid terecht was opgelegde in een situatie dat de betrokkene vanuit een uitrit van de parkeerplaats de weg […]

The post Spookrijden – onderzoek naar de rijvaardigheid terecht? appeared first on CBR-Advocaat.

]]>
Bij spookrijden zal het CBR een onderzoek naar de rijvaardigheid opleggen en de geldigheid van het rijbewijs schorsen. Wanneer is er echter sprake van spookrijden?

In ECLI:NL:RBZWB:2024:8498 vond de rechtbank Zeeland West-Brabant dat het onderzoek naar de rijvaardigheid terecht was opgelegde in een situatie dat de betrokkene vanuit een uitrit van de parkeerplaats de weg op reed tegen de rijrichting in. Vervolgens is zij, zonder het te merken, tegen de rijrichting in blijven rijden totdat zij staande is gehouden door de politie. Hierna bleek de verplichte rijrichting alsnog niet helder te zijn voor eiseres, terwijl de rijbanen voor haar rijrichting zich rechts van haar, aan de overzijde van de middenberm bevonden. Dit wijst op het feit dat eiseres een verkeerde kijktechniek hanteert. Het feit dat zij de borden mogelijk nog niet kon zien op het moment dat ze nog evenwijdig aan de Markiezaatsweg op de parkeerplaats reed, doet daar niet aan af volgens de rechtbank Zij had de borden moeten, en kunnen, zien voordat zij de parkeerplaats afreed. Daarnaast is het niet vereist dat eiseres de verkeersovertreding bewust heeft begaan. Het vermoeden wordt namelijk niet enkel afgeleid uit het feit dat zij tegen de rijrichting heeft ingereden, maar ook uit het feit dat zij een verkeerde kijktechniek hanteert.

De rechtbank Zeeland West-Brabant vond ook het achteruitrijden op de vluchtstrook aan te merken als spookrijden (ECLI:NL:RBZWB:2024:6959).

 

 

The post Spookrijden – onderzoek naar de rijvaardigheid terecht? appeared first on CBR-Advocaat.

]]>
https://cbr-advocaat.nl/spookrijden-onderzoek-naar-de-rijvaardigheid-terecht/feed/ 0
Rijbewijs terug vanwege evenredigheidstoets ondanks ongeschiktheid https://cbr-advocaat.nl/rijbewijs-terug-vanwege-evenredigheidstoets-ondanks-ongeschiktheid/ https://cbr-advocaat.nl/rijbewijs-terug-vanwege-evenredigheidstoets-ondanks-ongeschiktheid/#respond Tue, 31 Dec 2024 13:44:19 +0000 https://cbr-advocaat.nl/?p=2134 We zien het niet vaak, maar laatst heeft iemand toch zijn rijbewijs van de voorzieningenrechter teruggekregen ondanks dat de rechter vond dat de psychiater terecht tot ongeschiktheid is gekomen. Eigenlijk geldt dan de hoofdregel dat de betrokkene een recidiefvrije periode van een jaar in acht moet nemen, maar bij hoge uitzondering gaf de voorzieningenrechter het […]

The post Rijbewijs terug vanwege evenredigheidstoets ondanks ongeschiktheid appeared first on CBR-Advocaat.

]]>
We zien het niet vaak, maar laatst heeft iemand toch zijn rijbewijs van de voorzieningenrechter teruggekregen ondanks dat de rechter vond dat de psychiater terecht tot ongeschiktheid is gekomen. Eigenlijk geldt dan de hoofdregel dat de betrokkene een recidiefvrije periode van een jaar in acht moet nemen, maar bij hoge uitzondering gaf de voorzieningenrechter het rijbewijs nu dan toch terug.

De rechtbank Rotterdam overwoog in de uitspraak van 9 december 2024 als volgt (ECLI:NL:RBROT:2024:12296):

10.1.

De Wvw 1994 is een wet in formele zin en artikel 131, eerste lid, van de Wvw 1994 (waarop het opgelegde onderzoek is gebaseerd) is dwingend geformuleerd. Dit maakt dat deze bepaling niet kan worden getoetst aan het evenredigheidsbeginsel.3

De voorzieningenrechter ziet dan ook geen aanknopingspunten voor het oordeel dat de gevolgen van het opleggen van een onderzoek naar de rijgeschiktheid van verzoeker door de wetgever niet zijn voorzien.

10.2.

Voor zover verzoeker betoogt dat artikel 8.8 van de Regeling eisen geschiktheid 2000 (waarin staat dat bij een vaststelling van misbruik van psychoactieve middelen vervolgens een recidiefvrije periode van één jaar wordt gehanteerd voor herkeuring) onevenredig voor hem uitwerken, overweegt de voorzieningenrechter het volgende.

De Regeling eisen geschiktheid 2000 is geldend vanaf juli 2021. Uit recente jurisprudentie blijkt vervolgens dat de vraag die in dit verband beantwoord moet worden is of het bestreden besluit voor verzoeker onredelijk bezwarend is.4 De voorzieningenrechter ziet aanleiding te oordelen dat dit in het voorliggende geval zo is en dat door het CBR meer maatwerk moet worden geboden. Het is niet betwist dat verzoeker een first offender is, dat hij zijn rijbewijs nodig heeft voor zijn werk en dat, als hij zijn werk kwijt raakt, dit directe gevolgen heeft voor (de stabiliteit van) zijn gezinsleven. Daar komt bij dat verzoeker zich ook strafrechtelijk nog moet verantwoorden voor het door de politie geconstateerde feit en dat hij voor deze zaak in de maand december 2024 op een zitting van de politierechter zal dienen te verschijnen. Wanneer de voorzieningenrechter overigens een vergelijking maakt met de richtlijn van het Openbaar Ministerie ten aanzien van de strafrechtelijke afdoening van dit geval, bepaalt de richtlijn dat de Officier van Justitie een straf zou moeten eisen van een geldboete van € 950,- en een onvoorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen van acht maanden. Dit betreft dus een kortere rijontzegging dan de recidiefvrije periode die is opgenomen in de Regeling eisen geschiktheid 2000, waarop het CBR zich beroept. Gelet op deze feiten en omstandigheden is de voorzieningenrechter van oordeel dat in dit geval aan verzoeker de mogelijkheid moet worden geboden om na 1 maart 2025 (na een periode van ruim acht maanden) een herkeuring te ondergaan. De voorzieningenrechter neemt daarbij in dit geval ten positieve mee dat verzoeker dermate geschrokken is door de situatie dat hij zelf hulp heeft gezocht bij De Hoop GGZ ten aanzien van wat is voorgevallen. Wat de voorzieningenrechter betreft dient dit niet ten nadele van verzoeker te worden meegenomen, nu verzoeker op de zitting ook heeft verklaard dat hij eigenlijk niet tot de doelgroep van die instelling behoorde en er daardoor niet veel aan heeft gehad.

10.3De voorzieningenrechter is op grond van het vorenstaande van oordeel dat het bestreden besluit in bezwaar naar alle waarschijnlijkheid geen stand zal houden voor zover dat besluit ziet op de duur van de recidiefvrije periode, zoals die in beginsel volgt uit de Regeling. De door verzoeker aangevoerde feiten en omstandigheden maken dat de toepassing van de Regeling voor wat betreft de recidiefvrije periode in dit geval tot een onevenredige uitkomst zou leiden. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter dient het CBR in dit soort situaties meer maatwerk in een individueel geval toe te passen.

The post Rijbewijs terug vanwege evenredigheidstoets ondanks ongeschiktheid appeared first on CBR-Advocaat.

]]>
https://cbr-advocaat.nl/rijbewijs-terug-vanwege-evenredigheidstoets-ondanks-ongeschiktheid/feed/ 0
Rijbewijs terug na poging zelfdoding https://cbr-advocaat.nl/rijbewijs-terug-na-poging-zelfdoding/ https://cbr-advocaat.nl/rijbewijs-terug-na-poging-zelfdoding/#respond Thu, 05 Dec 2024 18:52:36 +0000 https://cbr-advocaat.nl/?p=2131 Ook na een vermoeden van een poging zelfdoding bestaat de mogelijkheid om het rijbewijs voorlopig terug te krijgen. Het zijn geen eenvoudige procedures en u moet de rechter ook wel mee hebben, maar het is mogelijk, zo blijkt uit de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, 26 januari 2015, ECLI:NL:RBMNE:2015:523. In deze zaak bepaalde de rechter […]

The post Rijbewijs terug na poging zelfdoding appeared first on CBR-Advocaat.

]]>
Ook na een vermoeden van een poging zelfdoding bestaat de mogelijkheid om het rijbewijs voorlopig terug te krijgen. Het zijn geen eenvoudige procedures en u moet de rechter ook wel mee hebben, maar het is mogelijk, zo blijkt uit de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, 26 januari 2015, ECLI:NL:RBMNE:2015:523. In deze zaak bepaalde de rechter dat de verzoeker zijn rijbewijs voorlopig toch terug kon krijgen, hangende het onderzoek bij het CBR.  De rechter motiveerde dit als volgt:

“Verzoeker heeft aangevoerd dat het bestreden besluit onzorgvuldig is voorbereid en onvoldoende deugdelijk is gemotiveerd. Verzoeker betwist dat sprake is geweest van poging tot zelfdoding. Op 9 november 2014 reed hij onder invloed van alcohol en geëmotioneerd door een ruzie met een vriend op de snelweg toen een auto hem van rechts wilde inhalen. Hier schrok hij zo van dat hij in een reflex naar links stuurde, waarbij hij tegen de vangrail kwam en waarop hij naar rechts stuurde. Alles gebeurde zo snel dat verzoeker de macht over het stuur verloor waarna hij tot stilstand kwam tegen de (rechter) vangrail.

Verzoeker heeft tegen de desbetreffende verbalisant die ter plaatse kwam gezegd dat hij tegen de vangrail was gereden en dat hij het er helemaal mee gehad had. Hierbij doelde verzoeker op zijn financiële en persoonlijke omstandigheden. Verzoeker stelt dat de verbalisant zijn uitlatingen onjuist heeft geïnterpreteerd in de betreffende processen-verbaal. Hij betwist dat hij gezegd heeft dat hij opzettelijk tegen de vangrail is gereden en dat sprake is geweest van een poging tot zelfdoding. Hij heeft voorts gesteld dat hij in het ziekenhuis, kort na het ongeluk, niet wilde verklaren toen de verbalisant hem wilde horen omdat hij helemaal uit zijn doen was en de agent aangaf dat hij er nog op terug zou komen. Voorts heeft verzoeker aangevoerd dat het proces-verbaal “aanrijding overtreding” onvolledig is, omdat enkel staat vermeld dat er schade is aan de rechtervoorzijde van de auto, terwijl er ook schade was aan de linkerachterzijde. Daar blijkt ook de slingerende beweging die de auto van verzoeker heeft gemaakt uit, aldus verzoeker.

13. De voorzieningenrechter deelt het standpunt van verweerder niet dat er op grond van de feiten en omstandigheden, zoals vermeld in de processen-verbaal, duidelijke aanwijzingen zijn dat verzoeker lijdt aan een aandoening waardoor hij geestelijk en/of lichamelijk niet goed functioneert, dan wel ernstige psychische problemen ondervindt. Uit de gedingstukken is de voorzieningenrechter onvoldoende duidelijk geworden waarom verweerder meent dat hiervan sprake is in het geval van verzoeker. Daarbij neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat de betreffende verbalisant in het proces-verbaal “aanrijding overtreding” niet letterlijk de woorden van verzoeker heeft weergegeven maar onder het kopje “vermoedelijke toedracht” weer heeft gegeven wat verzoeker volgens hem kort na het ongeluk ter plaatse heeft verklaard. Deze informatie is zeer summier. In het proces-verbaal “rijden onder invloed” is verwezen naar het proces-verbaal “aanrijding overtreding”. Verzoeker heeft voorts aangegeven dat het ongeluk erg veel impact op hem heeft gehad en hij daardoor uit zijn doen was. Dat was ook de reden waarom hij in het ziekenhuis, nog geen twee uur na het ongeluk, niets wilde verklaren. Bovendien had de verbalisant aangegeven dat hij er op terug zou komen. Voorts is ter zitting komen vast te staan dat het proces-verbaal “aanrijding overtreding” onvolledig is: er staat enkel in vermeld dat er schade is aan de rechtervoorzijde van de auto terwijl er ook schade was aan de linkerachterzijde. Dat past bij het verhaal van verzoeker dat hij geschrokken is van een auto die hem van rechts wilde inhalen en in een reflex naar links heeft gestuurd waarbij hij de vangrail aan die kant heeft geraakt en vervolgens de macht over het stuur is verloren en tot stilstand is gekomen tegen de vangrail aan de rechterkant van de snelweg. De voorzieningenrechter volgt verweerder evenmin in zijn standpunt dat sprake is van “ernstig gestoord inzicht of gedrag”, omdat weliswaar vast staat dat sprake is geweest van rijden onder invloed van alcohol, maar aan het bestreden besluit geen uitslag van het bloedonderzoek ten grondslag is gelegd.”

The post Rijbewijs terug na poging zelfdoding appeared first on CBR-Advocaat.

]]>
https://cbr-advocaat.nl/rijbewijs-terug-na-poging-zelfdoding/feed/ 0