{"id":591,"date":"2014-01-09T13:32:12","date_gmt":"2014-01-09T12:32:12","guid":{"rendered":"https:\/\/cbr-advocaat.nl\/?page_id=591"},"modified":"2017-03-06T22:03:23","modified_gmt":"2017-03-06T21:03:23","slug":"wanneer-invordering-rijbewijs-ivm-cbr-procedure","status":"publish","type":"page","link":"https:\/\/cbr-advocaat.nl\/wanneer-invordering-rijbewijs-ivm-cbr-procedure\/","title":{"rendered":"Wanneer invordering rijbewijs ivm CBR-procedure?"},"content":{"rendered":"

De invordering van het rijbewijs wegens een CBR-procedure vindt dat plaats op grond van artikel 130 WVW.<\/p>

\"1. Indien bij de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen personen een vermoeden bestaat dat de houder van een rijbewijs niet langer beschikt over de rijvaardigheid dan wel over de lichamelijke of geestelijke geschiktheid, vereist voor het besturen van een of meer categorie\u00ebn van motorrijtuigen waarvoor dat rijbewijs is afgegeven, doen zij daarvan zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling aan het CBR<\/strong> onder vermelding van de feiten en omstandigheden die aan het vermoeden ten grondslag liggen. Bij ministeri\u00eble regeling worden de feiten en omstandigheden aangewezen die aan het vermoeden ten grondslag dienen te liggen en worden ter zake van de uitoefening van deze bevoegdheid nadere regels vastgesteld.<\/em> 2. Op de eerste vordering van de in artikel 159, onderdeel a<\/a>, bedoelde personen is de bestuurder van een motorrijtuig, ten aanzien van wie een vermoeden als bedoeld in het eerste lid bestaat, verplicht tot overgifte van het hem afgegeven rijbewijs.<\/em> 3. De in het tweede lid bedoelde vordering wordt gedaan indien de\u00a0 betrokken bestuurder de veiligheid op de weg zodanig in gevaar kan\u00a0 brengen dat hem met onmiddellijke ingang de bevoegdheid dient te worden\u00a0 ontnomen\u00a0<\/strong><\/em>langer als bestuurder van een of meer categorie\u00ebn van\u00a0 motorrijtuigen, waarvoor het rijbewijs is afgegeven, aan het verkeer\u00a0 deel te nemen<\/strong>. Bij ministeri\u00eble regeling worden de gevallen\u00a0 aangewezen waarin daarvan sprake is. De in het tweede lid bedoelde vordering wordt tevens gedaan in bij ministeri\u00eble regeling aangegeven gevallen van overtreding van de voorwaarden van deelname aan het alcoholslotprogramma. Het ingevorderde rijbewijs wordt gelijktijdig met de schriftelijke mededeling, bedoeld in het eerste\u00a0 lid, aan het CBR toegezonden.<\/em> 4. In geval van toepassing van het tweede lid kan het motorrijtuig<\/strong>,\u00a0 voor zover geen andere bestuurder beschikbaar is of de bestuurder niet\u00a0 aanstonds voldoet aan de vordering, onder toezicht of, voor zover\u00a0 degene die de vordering heeft gedaan, zulks nodig oordeelt, in bewaring worden gesteld<\/strong>.\u00a0 In het laatste geval zijn de artikelen 170, tweede lid, tweede en derde volzin, vierde en vijfde lid<\/a>, 171<\/a>, 172<\/a> en 173, eerste lid<\/a>, van deze wet en de artikelen 4:116<\/a>, 4:118 tot en met 4:124<\/a>, 5:10<\/a>, 5:25, eerste en zesde lid<\/a>, 5:29, tweede en derde lid<\/a>, 5:30, eerste, tweede, vierde en vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht<\/a> van overeenkomstige toepassing. Teruggave\u00a0 van het motorrijtuig vindt slechts plaats, indien aan de vordering is\u00a0 voldaan.<\/em> 5. Voor de toepassing van het eerste, tweede en derde lid wordt onder\u00a0 rijbewijs mede verstaan een rijbewijs, afgegeven door het daartoe\u00a0 bevoegde gezag buiten Nederland, waarvan de houder in Nederland\u00a0 woonachtig is.\"<\/em><\/p>

Gronden invordering<\/h3>

Invordering als bedoeld in artikel\u00a0130, tweede en derde lid, van de Wegenverkeerswet 1994 heeft op grond van het volgende plaatsgevonden:<\/p>