Meer informatie invordering en schorsing geldigheid rijbewijs Archives - CBR-Advocaat https://cbr-advocaat.nl/invordering-schorsing-geldigheid-rijbewijs/ Tue, 09 Jul 2024 11:16:34 +0000 nl-NL hourly 1 https://wordpress.org/?v=6.6.2 Opheffen schorsing rijbewijs vanwege werk https://cbr-advocaat.nl/opheffen-schorsing-rijbewijs-vanwege-werk/ https://cbr-advocaat.nl/opheffen-schorsing-rijbewijs-vanwege-werk/#respond Tue, 09 Jul 2024 11:16:34 +0000 https://cbr-advocaat.nl/?p=2113 Bij het opleggen van een onderzoek naar de rijgeschiktheid schorst het CBR in de meeste gevallen tevens de geldigheid van het rijbewijs. Dat betekent dat u vanaf dat moment niet meer mag rijden. Dat heeft natuurlijk een forse impact op een betrokkene. U kunt proberen om de schorsing dan nog aan te vechten, maar de […]

The post Opheffen schorsing rijbewijs vanwege werk appeared first on CBR-Advocaat.

]]>
Bij het opleggen van een onderzoek naar de rijgeschiktheid schorst het CBR in de meeste gevallen tevens de geldigheid van het rijbewijs. Dat betekent dat u vanaf dat moment niet meer mag rijden. Dat heeft natuurlijk een forse impact op een betrokkene. U kunt proberen om de schorsing dan nog aan te vechten, maar de kans van slagen is niet groot. Slechts in uitzonderlijke gevallen haalt de rechter de schorsing ervan af.

Een voorbeeld van een gunstige uitspraak is die van de rechtbank Zeeland West-Brabant van 12 december 2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:7560.
Het gaat hier om een zeer uitzonderlijke situatie waarbij de rechter bij voorlopige voorziening het rijbewijs aan de betrokkene heeft teruggegeven vanwege het feit dat hij slechts een heel klein stukje had gereden en hij daarnaast het rijbewijs echt dringend nodig had vanwege zijn werk.
De rechtbank stelde allereerst vast dat de betrokkene het rijbewijs terug heeft gekregen via een klaagschriftprocedure:
Aan eiser is een rijbewijs afgegeven. Op 7 november 2021 is hij door de politie aangehouden op verdenking van het rijden onder invloed van alcohol. Uit het daarvan opgemaakte proces-verbaal volgt dat bij eiser een ademalcoholgehalte van 845 µg/l is vastgesteld.
Het rijbewijs van eiser is ingevorderd. Eiser heeft een klaagschrift ingezonden. Bij beschikking van 1 december 2021 is het beklag gegrond verklaard en de teruggave van het rijbewijs aan eiser gelast. Aangegeven is dat gelet op het promillage dat is aangetroffen, het belang van de verkeersveiligheid in beginsel een inhouding van het rijbewijs voor langere duur kan dragen. Echter, gelet op de bijzonder omstandigheden waaronder de overtreding is begaan en het feit dat eiser zijn rijbewijs nodig heeft voor zijn onderneming en dat eiser zijn rijbewijs al een maand kwijt is, heeft de raadkamer reden gezien om de persoonlijke omstandigheden zwaarder te laten wegen en het rijbewijs eerder terug te geven.

De rechtbank bevestigde daarna het dwingendrechtelijke karakter van de CBR-regelgeving:

Vast staat dat eiser de hier bedoelde regel niet heeft nageleefd en dat bij hem een zodanig hoog ademalcoholgehalte is vastgesteld dat het CBR op grond van artikel 23, eerste lid, aanhef en onder a van de ‘Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid 2011’ (de Regeling) meteen een onderzoek diende op te leggen. Op grond van artikel 6 van de Regeling schorst het CBR in zo’n geval ook de geldigheid van het rijbewijs.
De dwingendrechtelijke bepalingen waarop de beslissing tot het opleggen van een onderzoek en het schorsen van het rijbewijs is gebaseerd bieden het CBR geen ruimte voor een belangenafweging.

Maar, de rechtbank geeft aan dat er wel een evenredigheidstoets kan plaatsvinden:

Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State kan een rechter in zeer uitzonderlijke gevallen oordelen dat de Regeling buiten toepassing moet blijven, omdat de gevolgen van de Regeling onevenredig uitwerken.

De rechtbank verwijst hiervoor naar AbRS 3 december 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2889 en 23 maart 2022, ECLI:NL:RVS:2022:856.

En dan vat de rechtbank de verweren van de betrokkene samen:

“Eiser wijst er in dit verband op dat hij op 1 december 2021, met instemming van de officier van justitie, het rijbewijs van de raadkamer van de rechtbank Oost-Nederland retour heeft ontvangen. Sindsdien beschikte eiser weer over zijn rijbewijs en heeft hij gewoon gereden. Pas vier maanden later volgde het primaire besluit van het CBR naar aanleiding van een administratieve ‘veegmededeling’. Verder betwist eiser dat de verkeersveiligheid in het geding is geweest. Eiser wijst erop dat niet alleen de officier van justitie maar ook de klaagschriftrechter van mening waren dat het rijbewijs snel aan eiser kon worden teruggegeven. De officier is zelfs overgegaan tot een zeer uitzonderlijke afdoening: geen straf maar voorwaardelijke seponering van de zaak. Dit alles wijst erop dat er in deze zaak sprake is van zeer speciale en bijzondere omstandigheden, die maken dat er aanleiding is de Regeling in dit zeer uitzonderlijke geval buiten toepassing te laten, zoals ook door de rechtspraak van de AbRS mogelijk wordt gemaakt.
3.7.
Eiser wijst er verder op dat de voorzieningenrechter in haar uitspraak van 13 mei 2022 als volgt heeft overwogen:
“5.6 Verzoeker heeft betoogd dat hij niet de intentie had om in de nacht van 6 op 7 november 2021 zelf te gaan rijden. Hij had immers een taxi genomen om van een restaurant naar zijn hotel te gaan, waar hij zou overnachten. Nadat hij door omstandigheden het hotel was uitgezet en zijn auto de parkeergarage diende te verlaten, heeft verzoeker de nachtportier van het hotel gevraagd de auto naar buiten te rijden. Nadat de nachtportier een poging had ondernomen en te kennen gaf niet verder te kunnen rijden vanwege de vele elektronica in de auto, is verzoeker door de nachtportier gevraagd de auto zelf uit de garage te rijden. De nachtportier zou daarna de auto van verzoeker weer overnemen en verplaatsen naar een parkeerplaats. Verzoeker is aangehouden toen hij de parkeergarage uitreed.
5.7
Gelet op deze zeer specifieke omstandigheden, die door het CBR niet worden weersproken, kan naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter worden aangenomen dat verzoeker geenszins de intentie had om met alcohol op te rijden. De voorzieningenrechter acht aannemelijk dat eiser zich gedwongen voelde door de omstandigheden. De nachtportier had zijn auto al uit het vak gereden en durfde niet meer verder te rijden. Ook acht de voorzieningenrechter aannemelijk dat eiser niet van plan was op de openbare weg te rijden, maar enkel de auto uit de parkeergarage te rijden, zodat de nachtportier het weer van hem kon overnemen. Verder is gebleken dat verzoeker niet eerder is aangehouden voor dronken rijden en dat hij gemotiveerd heeft aangegeven zijn rijbewijs nodig te hebben voor zijn werk.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter kan gelet op deze omstandigheden niet worden uitgesloten dat de gevolgen van de Regeling onevenredig uitwerken voor verzoeker.”

De rechtbank oordeelt als volgt.

De rechtspraak maakt het mogelijk om ook bij een dwingendrechtelijke regeling een evenredigheidstoets uit te voeren, zoals de voorzieningenrechter heeft gedaan. De toets die de rechtbank daarbij aanlegt, is een hele strenge. De vraag is of er in dit specifieke geval reden is om de Regeling geheel of gedeeltelijk buiten toepassing te laten vanwege zeer bijzondere omstandigheden, die maken dat de gevolgen van het bestreden besluit onevenredig zijn in verhouding met de met het besluit te dienen doel.
Dat doel is het zwaarwegende belang van het borgen van de verkeersveiligheid. Bij de geringste twijfel aan de rijgeschiktheid moet het CBR de rijgeschiktheid van een persoon (laten) onderzoeken. Als uit het onderzoek blijkt dat er reden is om de betrokkene ongeschikt te achten om een voertuig te besturen, dan wordt het rijbewijs ongeldig verklaard en kan eventueel na verloop van tijd, na een heronderzoek, het rijbewijs weer zijn geldigheid herkrijgen. Als uit het onderzoek blijkt dat er onvoldoende aanleiding is voor het oordeel “ongeschikt”, dan kan de persoon in kwestie zijn rijbewijs behouden. Zo wordt voorkomen dat daartoe ongeschikte personen met rijbewijs aan het verkeer blijven deelnemen.
De gevolgen voor eiser zijn met name te vatten in een gevoel van onrecht. Hij had geen intentie om te rijden en is fel tegen alcohol in het verkeer. Eiser ervoer een gevoel van dwang waarin hij zich genoodzaakt voelde om de auto toch uit de parkeergarage te rijden. De rechtbank begrijpt deze gevoelens, maar van ingrijpende sociale of financiële gevolgen is in de situatie van eiser niet gebleken. Het gestelde onrecht is, anders dan eiser heeft bepleit, in dat opzicht niet te vergelijken met de gevolgen die bijvoorbeeld de slachtoffers van de toeslagenaffaire hebben ervaren.
De rechtbank acht het juist dat de voorzieningenrechter daarbij ook de omstandigheden heeft betrokken waaronder is geconstateerd dat eiser reed. Dat doet de rechtbank ook en ook de rechtbank gaat uit van de lezing zoals eiser die van de feiten en omstandigheden heeft gegeven, namelijk dat hij voor hem onverwacht het hotel moest verlaten en dat het de nachtportier niet lukte om, desgevraagd, eisers auto uit de onder het hotel gelegen parkeergarage te verplaatsen naar het tegenover het hotel gelegen parkeerterrein, zodat eiser op verzoek van de nachtportier zelf de auto heeft bestuurd tot deze net buiten de parkeergarage – op het terrein van het hotel – was. Op dat moment is eiser door de politie aangesproken.
De rechtbank gaat eveneens uit hetgeen eiser heeft gesteld omtrent de strafrechtelijke invordering van zijn rijbewijs, de teruggave daarvan door de strafraadkamer en de afdoening van de strafzaak.
Ook neemt de rechtbank in aanmerking dat het CBR, vermoedelijk door de late “veegmelding” pas nadien haar besluit heeft genomen, zodat eisers rijbewijs pas vier maanden na teruggave ervan door de strafraadkamer, door het CBR is geschorst.
Die omstandigheden samen zijn, gevoegd bij de omstandigheid dat eiser als zelfstandige voor het verwerven van zijn inkomen geheel afhankelijk is van het gebruik van zijn auto, ook voor de rechtbank voldoende grond voor het oordeel dat het schorsen van de geldigheid van het rijbewijs na 13 mei 2022 in dit geval niet evenredig is.
Het beroep van eiser is in zoverre gegrond. De rechtbank zal het bestreden besluit, voor zover daarbij de schorsing van het rijbewijs na 13 mei 2022 in stand is gelaten, vernietigen.
Dat oordeel geldt uitdrukkelijk niet voor de maatregel dat aan eiser een onderzoek is opgelegd. De rechtbank ziet in de omstandigheden waaronder is vastgesteld dat eiser met alcohol een auto bestuurde geen aanleiding voor het oordeel dat aan hem geen onderzoek kon worden opgelegd. De omstandigheid dat eiser fel tegen alcohol in het verkeer is, wat daarvan ook zij, geen reden voor een andere conclusie. Het gevolg van deze maatregel is immers slechts dat eiser verplicht werd een onderzoek te ondergaan en daarvan de kosten moest dragen.

Dus conclusie: Schorsing gaat eraf, maar de betrokkene moet het onderzoek wel doen.

The post Opheffen schorsing rijbewijs vanwege werk appeared first on CBR-Advocaat.

]]>
https://cbr-advocaat.nl/opheffen-schorsing-rijbewijs-vanwege-werk/feed/ 0
Geen schorsing geldigheid rijbewijs bij gebruikershoeveelheid wiet en jointjes in asbak https://cbr-advocaat.nl/geen-schorsing-geldigheid-rijbewijs-gebruikershoeveelheid-wiet-en-jointjes-asbak/ https://cbr-advocaat.nl/geen-schorsing-geldigheid-rijbewijs-gebruikershoeveelheid-wiet-en-jointjes-asbak/#respond Wed, 19 Jul 2017 19:36:58 +0000 https://cbr-advocaat.nl/?p=1690 Heel vaak komt het voor dat het CBR de geldigheid van het rijbewijs schorst wanneer iemand wordt gepakt met een gebruikershoeveelheid wiet bij zich en wat jointjes in de asbak. Uit een recente uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State volgt nu dat dit weliswaar voldoende is voor het opleggen van een […]

The post Geen schorsing geldigheid rijbewijs bij gebruikershoeveelheid wiet en jointjes in asbak appeared first on CBR-Advocaat.

]]>
Heel vaak komt het voor dat het CBR de geldigheid van het rijbewijs schorst wanneer iemand wordt gepakt met een gebruikershoeveelheid wiet bij zich en wat jointjes in de asbak. Uit een recente uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State volgt nu dat dit weliswaar voldoende is voor het opleggen van een onderzoek naar de rijgeschiktheid, maar dat het CBR niet tevens de geldigheid van het rijbewijs mag schorsen op grond van ernstig gestoord inzicht of gedrag (ABRvS, 2 maart 2016, ECLI:NL:RVS:2016:520):.

In ABRvS 2 maart 2016, ECLI:NL:RVS:2016:520 is bepaald dat geen sprake is van duidelijke aanwijzingen dat een betrokkene lijdt aan een aandoening waardoor hij geestelijk en/of lichamelijk niet goed functioneert, dan wel ernstige psychiatrische problemen ondervindt, als bedoeld in artikel 5, eerste lid, aanhef en onder c, van de Regeling indien een betrokkene bij de politie bekend staat als drugsgebruiker. Daarvoor dienen nadere omstandigheden naar voren te worden gebracht. Het enkele bezit of zelfs het bekend staan als gebruiker van drugs, levert nog duidelijke aanwijzingen op dat een betrokkene lijdt aan een aandoening als bedoeld in artikel 5 lid 1 sub c van de Regeling, waardoor het CBR niet de bevoegdheid heeft de geldigheid van zijn rijbewijs te schorsen. Ten aanzien van de schorsing van de geldigheid van het rijbewijs gelden namelijk zwaardere criteria, zoals de ABRvS onlangs nog heeft bevestigd in ABRvS 22 maart 2017, ECLI:NL:RVS:2017:646.

Wel terecht onderzoek rijgeschiktheid

De Afdeling overwoog eerst dat het CBR terecht een onderzoek naar de rijgeschiktheid heeft opgelegd:
“Uit de mededeling en het daarbij behorende, op ambtseed en ambtsbelofte opgemaakte, proces-verbaal van verhoor, waarvan de inhoud door [wederpartij] niet wordt betwist, volgt dat [wederpartij] tegenover de politie heeft verklaard elke dag wiet te roken, hij op dat moment een gebruikershoeveelheid wiet bij zich had, er joints in de asbak van de auto waarin hij zich bevond werden aangetroffen en uit antecedenten blijkt dat [wederpartij] bij de politie al langere tijd bekend is als gebruiker van softdrugs. Gelet op deze feiten en omstandigheden bezien in onderlinge samenhang mocht het CBR zich op het standpunt stellen dat [wederpartij] ernstig gestoord inzicht of gedrag, als bedoeld in bijlage 1, onder B, onderdeel II, onder b, van de Regeling, heeft vertoond op grond waarvan een vermoeden bestaat dat hij niet langer beschikt over de rijvaardigheid, dan wel over de lichamelijke of geestelijke geschiktheid, vereist voor het besturen van een of meer categorieën van motorrijtuigen waarvoor zijn rijbewijs is afgegeven. De enkele omstandigheid dat [wederpartij] laatstelijk in 2011 met de politie in aanraking is geweest voor het aanwezig hebben van softdrugs en nooit is aangehouden wegens het rijden onder invloed van drogerende stoffen doet hier, anders dan de rechtbank heeft overwogen, niet aan af. Er is voorts, anders dan [wederpartij] aanvoert, niet gebleken dat sprake is van détournement de pouvoir. Zijn enkele stelling dat dit het geval is biedt geen grond voor het oordeel dat onderhavige besluitvorming niet uit het oogpunt van verkeersveiligheid tot stand zou zijn gekomen. Voor zover [wederpartij] er op heeft gewezen dat in bijlage 1, onder B, onderdeel III “Andere drogerende stoffen” als feit dan wel omstandigheid, die een vermoeden rechtvaardigen dat betrokkene niet langer beschikt over de vereiste rijvaardigheid dan wel de lichamelijke of geestelijke geschiktheid voor het besturen van een of meer categorieën van motorrijtuigen is vermeld: “betrokkene is staande gehouden of aangehouden onder invloed van drogerende stoffen”, wordt overwogen dat dit een andere categorie betreft dan de categorie “ernstig gestoord inzicht of gedrag” waar het hier om gaat. Gezien artikel 23, derde lid, aanhef en onder a, van de Regeling heeft het CBR [wederpartij] terecht een onderzoek naar de geschiktheid opgelegd. De voorzieningenrechter heeft dit niet onderkend. In zoverre slaagt het betoog.

Onterechte schorsing geldigheid rijbewijs

Maar het CBR mocht de geldigheid van het rijbewijs niet schorsen:
“De voorzieningenrechter heeft evenwel terecht overwogen dat niet kan worden geoordeeld dat er duidelijke aanwijzingen zijn dat [wederpartij] lijdt aan een aandoening waardoor hij geestelijk en/of lichamelijk niet goed functioneert, dan wel ernstige psychiatrische problemen ondervindt, als bedoeld in artikel 5, eerste lid, aanhef en onder c, van de Regeling, zodat er geen grond was voor schorsing van het rijbewijs.”

The post Geen schorsing geldigheid rijbewijs bij gebruikershoeveelheid wiet en jointjes in asbak appeared first on CBR-Advocaat.

]]>
https://cbr-advocaat.nl/geen-schorsing-geldigheid-rijbewijs-gebruikershoeveelheid-wiet-en-jointjes-asbak/feed/ 0